Van oerbos tot hooiland

volgt: ‘ Van onze bosschen en heiden is reeds heel wat bekend geworden en reeds gespaard, dank zij de algemene belangstelling, welke deze terreintypen genieten. Met de blauwgraslanden is dit echter niet het geval. Daartegenover staat, dat zij in een onevenredig snel tempo verdwijnen, niet alleen door ontginningen, ontwatering e.d. doch ook reeds door een eenvoudige kunstmestbemesting, welke voldoende is om de vegetatie van een blauwgrasland geheel te doen veranderen .” 138 Verspreid tussen de bemeste hooi- en weilanden trof het gezelschap een groot aantal blauwgraslanden aan. Enkele van deze blauwgraslanden werden gedetailleerd in kaart gebracht. Het betrof een aantal percelen in de Veerslootlanden rondom de Kloosterkooi en een paar reepjes hooiland in het Oosterslag aan weerszijden van de Conradsweg. Hier troffen de mannen met name blonde zegge (Carex Hostiana), Blauwe zegge (Carex pulicaris) en Spaanse ruiter (Cirsium anglicum) aan. Ook het Pijpestrootje (Molinia coerulea), de Blauwe knoop (Succisa pratensis), de Poelruit (Thalictrum flavum), de Moerasspirea (Spiraea ulmaria), de Kale jonker (Cirsium palustre) de Gewone veldbies (Luzula campestris), de Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) en de Parnassia (Parnassia palustris) werden genoteerd in een aantekeningenboekje dat later verder werd uitgewerkt tot het driedelige boekwerk ‘Blauwgraslanden in Nederland’. In het bijzonder werd nog melding gemaakt van de Pimpernel (Sanguisorba major) die volgens de onderzoekers in alle blauwgraslanden rondom Staphorst werd aangetroffen. 139 Samen met begeleidende soorten als Blauwe zegge (Carex panicea), Reukgras (Anthoxanthum odoratum en Gestreepte witbol (Holcus lanatus) maakte het geheel een soortenrijke indruk waarvan het voortbestaan onder druk stond. De Blauwe zegge is overigens een van de plantensoorten die deze hooilanden haar karakteristieke blauwgroene kleur geeft: vandaar de naam blauwgrasland. In de jaren voordat het gezelschap hier door de hooilanden trok was namelijk al besloten dat het gehele gebied door middel van ruilverkaveling en herontginning op de schop zou gaan zodat de boeren het land intensiever konden gaan gebruiken. Dergelijke ingrepen zouden het einde betekenen voor deze kwetsbare schrale

138 Van der Kloot 1939, 6.

139 Van der Kloot 1939, 122.

83

Made with FlippingBook - Online catalogs