Van oerbos tot hooiland

en onderhouden van de greppels was bewerkelijk, waarbij het zwaarste werk doorgaans door een paard werd verricht. Met het hoofd naar beneden gericht stapte het dier gestaag over de kleiige bodem, gevolgd door een greppelploeg. De vrijkomende grond werd vervolgens op het land gebracht. Onderhoud van de greppels gebeurde ieder jaar in de herfst of in de winter door de boer of door de knecht, die gewapend met een snijzeis in een lijn liep langs de greppel en in twee werkgangen steeds een v- vormig stuk grond uit de greppel nam. Ook deze grond werd op de strook grond tussen de twee greppels gebracht, zodat het overtollige water vanaf het hoogste punt af kon stromen richting de greppels. Het greppelsysteemwaterde af op de naastgelegen sloten, die op hun beurt weer in verbinding stonden met de verschillende weteringen binnen de polder Mastenbroek. Door dergelijke arbeidsintensieve investeringen viel er van het kleddernatte klei-op-veen gebied toch Het toenemende gebruik van kunstmest en het steeds verder verlagen van het grondwaterpeil heeft er na ca 1920 voor gezorgd dat er van de overvloedige blauwgraslanden uiteindelijk nog geen één promille overbleef in de polder Mastenbroek. 151 Ze veranderden gestaag tot de eiwitrijke knalgroene graslanden die tegenwoordig vooral het beeld bepalen. Het oude kleurige mozaïek van Mastenbroek is een stuk ééntoniger geworden, zowel qua plantensamenstelling als wat betreft kleur. Niet alleen de kleur trok uit de polder, ook de vogels deden dat, althans de meeste. De kakofonie van weidevogelgeluiden die tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw over de hooi-en weilanden schalde veranderde stilaan in slechts de lage bastonen van zware traktormotoren en het monotone geluid van rollend rubber over de steeds drukker wordende asfaltwegen. Typische weidevogels als de grutto, de kievit, de Tureluur en de Wulp die hier tot 1985 nog in grote aantallen voorkwamen keerden de polder in toenemende mate de rug toe vanwege een versoberd voedselaanbod doordat het van oudsher gevarieerde hooi- en grasland met haar rijke bodemleven steeds nog enigszins rendabel wei- en hooiland te maken. De weidevogel als bijproduct van het hooiland

soortenarmer werd. Het Engels raaigras veroverde terrein ten koste van het Pijpenstrootje, Reukgras, Rood zwenkgras en Gestreepte witbol. Fig. Werden er in 2001 nog 472 grutto’s in de polder Mastenbroek geteld; in 2017 waren dat er nog maar 260. De neergang van het aantal grutto’s is echter al veel langer aan de gang. In de veertiger jaren van de vorige eeuw werden er op sommige plaatsen dichtheden van 500 broedparen per 100 hectare geteld. Uit tellingen in 1951, 1953 en 1956 bleek dat dit aantal drastisch was gedaald tot een dichtheid van 50 paren per 100 hectare. In de 25 jaar daarop daalde de dichtheid in grote delen van de polder tot 10 broedparen per 100 hectare. Uit een onderzoek dat in 2017 werd uitgevoerd bleek dat de dichtheid verder is gedaald tot 4,6 broedparen per 100 hectare. Grutto’s hebben een duidelijke voorkeur voor vochtige hooilanden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat met de afname van het percentage extensief beheerd hooiland in de polder Mastenbroek het aantal getelde vogels zo drastisch is gedaald. De afname geldt echter niet alleen voor de Grutto. Ook andere weidevogels als de Tureluur, de Wulp en de Kievit zijn fors in aantal afgenomen. Niet alleen in de polder Mastenbroek verdwenen de meeste weidevogels; het is een verschijnsel dat we overal in Nederland terug zien.

151 Bremer 2017.

90

Made with FlippingBook - Online catalogs