Van oerbos tot hooiland

De rijke hooilanden van het Kampereiland Voor hooi afkomstig van het Kampereiland werd vroeger fors betaald. Men keek er niet raar van op wanneer er voor een hoeveelheid hooi van 500 kilo vier gulden meer werd gevraagd dan gangbare marktprijs. 152 Waarom waren de afnemers bereid om soms tot wel 20% meer te betalen voor hooi wanner dit het stempel ‘made in Kampereiland’ droeg? Voor een antwoord op deze vraag zijn we in eerste instantie weer aangewezen op de bodemkaart. Wanneer we de bodemsamenstelling van het Kampereiland vergelijken met de bodemopbouw van gebieden waar je vroeger voor veel minder geld een zelfde hoeveelheid hooi kon kopen, dan valt op dat er in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Kamperveen, de Oldematen en de polder Mastenbroek op het Kampereiland amper sprake is van veen in de ondergrond. In plaats daarvan lag er een dik pakket kalkrijke klei of zand. Zoals bekend groeit gras van nature op kalkrijke kleigrond zoals hier op Kampereiland veel beter dan op de kalkloze en zware komklei van bijvoorbeeld de Polder Mastenbroek. Alleen langs de uiterste zuidgrens tussen de Slaperdijkweg en de Kamperdijk-Oost ligt een smalle strook veen onder een pakket klei afgedekt. In deze landerijen vind je tegenwoordig nog een paar percelen extensief beheerd grasland met een kruidenrijke vegetatie terug. Rond 1832 lag hier de Oostermaat. Het was een hooilandcomplex van een gemiddelde tot matige kwaliteit (hoofdzakelijk klasse 3 en 4). De in stroken verkavelde drassige hooilanden lagen deels in de dalvormige laagtes van voormalige geulen. Op de hogere delen tussen de geulen waren de omstandigheden voor hooibouw een stuk gunstiger. Hier werd het hooi verbouwd op percelen waarover een hogere grondbelasting moest worden betaald (klasse 2).Dergelijke contrasten tussen zeer goed en matig hooiland zijn tekenend voor het Kampereiland. De meest waardevolle hooilanden waren terug te vinden op zandplaten tussen de verschillende geulen of op de oeverwallen van deze geulen. Op de geomorfologische kaart staan ze aangemerkt als geïsoleerde

lage ruggen. Doordat het gebied nog lange tijd regelmatig overstroomd raakte, werden de zandplaten in de loop van enkele honderden jaren afgedekt met een laagje vruchtbare klei. De klei die achterbleef was kalkrijk en los van structuur. Voor de boer zijn dit waardevolle gronden waar in principe ook prima voedselgewassen als aardappelen, uien en bieten op verbouwd kunnen worden. Toch was dit op het Kampereiland maar beperkt aan de orde. Van de in totaal 4200 hectare grasland, hooiland en bouwland op het Kampereiland werd slechts 217 hectare als bouwland gebruikt. De spaarzame akkers lagen verspreid over het eiland en vaak dicht bij het erf, meestal op een oever van een voormalige geul. Het grootste deel van deel van de grond –ruim 2700 hectare- werd door de boeren gebruik als hooiland. 153 De hooilanden met namen als het Haatland, de Kardoesen, de Vossenwaard, de Kattenwaard, het Raas, de Stikken, de Mandjeswaard, de Pijper, De Top, de Greente, de Oostermaat en de Genemuider Maat lagen in complexen geclusterd uitgestrooid over de voormalige eilanden van de IJsseldelta. 154 Natuurlijke bemesting Een deel van het geheim van het uitstekende Kampereilander hooi – zelfs de paarden van de Koninklijke cavalerie kregen het voorgeschoteld - kan onthuld worden door even aandachtig stil te staan bij de manier waarop de Kampereilander dijken werden aangelegd. Dat er dijken nodig waren in de opslibbende zoetwaterdelta is evident vanwege het water dat zowel vanuit de IJssel in het zuiden, het Zwarte Water vanuit het oosten als vanuit de Zuiderzee vanuit het noorden regelmatig over de verschillende eilanden spoelde. Dat zorgde zowel voor kansen als beperkingen. Wat de beperkingen betreft: het landbouwbedrijf had zich maar aan te passen aan de omstandigheden. Akkerbouw bedrijven in een gebied dat regelmatig onder water staat is niet handig. De Kampereilander pachtboeren waren voor hun broodwinning dus aangewezen op de opbrengsten van het wei- en hooiland, waarbij met name de hooiwinning een zeer belangrijke bron van inkomsten vormde. 155 Een

152 Molema 2018. 153 Hisgis, Fryske Akademy.

154 Hisgis, Fryske Akademy, TMK 1850. 155 Dirkx, Hommel & Vervloet 1996, 47.

95

Made with FlippingBook - Online catalogs