Van oerbos tot hooiland

brakke en zilte standplaatsen gedijen, zoals de Aardbeiklaver, Fioringras, de Behaarde boterbloem, Knolvossenstaart, Peperkers, Stomp kweldergras, Smalle rolklaver, Zilt torkruid, Schorrezoutgras, zandhaver en Stekende bies. Op basis van historische floristische gegevens kwamen onderzoekers tot de conclusie dat het toenmalige grasland op het Kampereiland in drie types kon worden ingedeeld. De associatie van Waterkruiskruid en Trosdravik zal voor een belangrijk deel kenmerkend zijn geweest voor de hooi- en hooiweilanden, terwijl het Veldgerstgrasland juist in de vochtige tot vrij droge weilanden overheerste. De gemeenschap van Fioringras en Aardbeiklaver kon terug worden gevonden in de laagst gelegen, natste weilanden. 160 Heel anders was de samenstelling van de hooilanden in 1954. De toen 17- jarige Geuje van der Linde woonde en werkte in die tijd op Erf 47. Voor een schoolopdracht heeft hij de vegetatie in kaart gebracht voor alle percelen die toentertijd bij het erf hoorden. In totaal telde hij 23 verschillende soorten gras, waarbij het Veldbeemdgras, en het Reukgras de meest voorkomende soorten waren (15-25%), gevolgd door Zachte dravik (15-20%) Gerstgras, Beemdvossenstaart, Kropaar en Ruwbeemdgras (10-20%). Andere soorten die Geuje tegenkwam in de hooilanden waren Engels raaigras, Beemdlangbloem en Rode klaver (10-15%), Timothee, Wollig zorggras/Meelraai, Kweekgras en Witte klaver (5-15%), Kamgras en Vogelwikke (5-10%), Italiaans

van het maaiveld her en der nog plekken aan te wijzen waar vroeger zo’n kade heeft gelopen. Ook het huidige wegenpatroon biedt aanknopingspunten, omdat veel van de dijkjes als basis werden gebruik voor de latere verharde wegen. De meeste zomerkades hadden een hoogte van tussen de 1,00 meter tot 1,50 + NAP, terwijl de gemiddelde wintervloeden een hoogte bereikten van 1,00 tot 2,00 meter + NAP. 158 Dit betekende dus dat het land dat enkel beschermd werd door een zomerkade, in ieder geval tijdens een flinke najaarsstorm onder water liep. Gratis mest voor de Kampereilander pachtboeren die zich tijdens zo’n storm hoog en droog in hun boerderij bovenop de belt terug konden trekken. Zo’n najaarsstorm moest niet te vroeg komen. In een landsbouwkundig verslag uit het begin van de vorige eeuw wordt daarover gezegd: ‘ De overstroming heeft het voordeel, dat het land bij tussenpozen een slibbemesting krijgt, terwijl het als nadeel heeft dat door vroege overstromingen de naweide soms wordt bedorven’. 159 De samenstelling van het Kampereilander hooi Rond het midden van de 19 de eeuw ontstond er serieuze belangstelling voor de bestudering van de Nederlandse flora. Eén van de eerste gedegen studies die in ons land werd uitgevoerd vond plaats in de IJsseldelta. Dankzij onderzoekers Bondam en Top weten we wat de meest voorkomende plantensoorten en plantengemeenschappen waren halverwege de negentiende eeuw. Het onderzoek vond plaats zo’n twintig jaar voordat de dijken rond het Kampereiland flink werden opgehoogd. Na deze dijkverhoging van 1862 is de overstromingsfrequentie in het gebied flink afgenomen. Verdere dijkverhogingen in de jaren daarna en de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 hebben er voor gezorgd dat het van oorsprong brakke deltagebied stilaan veranderde in een zoetwaterwereld en planten gemeenschappen die zich aan de veranderende omstandigheden hebben aangepast. In de jaren dat Bondam en Top door de IJsseldelta trokken om de vegetatie vast te leggen was er nog volop ruimte voor soorten die op

158 De Kraker 2010. 159 Dirkx, Hommel & Vervloet 1996, 44.

160 Dirkx, Hommel & Vervloet 1996, 51.

98

Made with FlippingBook - Online catalogs