Arie Wilschut, Dick van Straaten en Marcel van Riessen - Geschiedenisdidactiek

1  De betekenis van geschiedenisonderwijs

eert van museumbezoek en historisch toerisme tot verwijzingen naar het verleden in politieke discussies, televisieprogramma’s, de pers en zelfs in de reclame. 2 De vraag is wel of daarbij altijd even historisch gedacht wordt. Zo kan het voorkomen dat zaken chronologisch niet in het juiste perspectief worden gezien, of dat zaken uit verschillende perioden anachronistisch met elkaar worden verward. Geschie denisonderwijs is nodig om de manier waarop mensen omgaan met het verleden bij te scholen. Daarbij moeten we ervan uitgaan dat een ‘geschoolde’ manier van omgaan met het verleden ‘beter’ is dan de manier die zonder onderwijs vanzelf zou ontstaan. Misschien is dit te vergelijken met onderwijs in de moedertaal: spreken leert ieder kind vanzelf, maar om te kunnen lezen en schrijven en zich grammati caal correct en effectief te kunnen uitdrukken, is onderwijs nodig. Historisch denken heeft betrekking op het vormen van een waarheidsgetrouw beeld van een tijdsverloop van vele eeuwen. Met ‘waarheidsgetrouw’ wordt be doeld dat het een wetenschappelijk verantwoord beeld is, dat gebaseerd is op be wezen feiten. Dat is overigens niet speciaal iets voor geschiedenis; elke wetenschap streeft naar het werken met bewezen feiten. Wél specifiek voor geschiedenis is dat de feiten over de verdwenen wereld van het verleden gaan. Bij geschiedenis hoort een speciale manier van denken over tijd. Geschiedenis is gebaseerd op bewezen feiten over korter of langer vervlogen tijden. Daaruit volgen enkele hoofdkenmer ken van het historisch denken. Het zijn manieren van denken waarvoor scholing nodig is, omdat ze niet spontaan tot stand komen: ■ realiteitsbewustzijn: onderscheid tussen feitelijk en fictief; ■ chronologie en periodisering: meten en indelen van tijd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen specifieke kenmerken van perioden; ■ historische distantie: afstand nemen van een ‘vreemd’ verleden; ■ tijdgebondenheid, anachronisme en onvoorspelbaarheid. 3 Deze aspecten worden in de volgende gedeelten besproken. Daarna wordt inge gaan op het verschil tussen geschiedenis en andere maatschappijvakken om ook op die manier het specifieke van historisch denken op het spoor te komen. In de laatste subparagraaf wordt de balans opgemaakt over de betekenis die historisch denken kan hebben voor de samenleving, en daarmee ook voor leerlingen. 1.1.1 Realiteitsbewustzijn Geschiedenis is iets anders dan een legende, een sprookje, een mythe of een histo rische roman. Onderscheid maken tussen waar gebeurd en fictief is voor geschie denis van fundamenteel belang. Vanaf een leeftijd van vier tot vijf jaar beginnen kinderen spontaan te vragen of iets ‘echt gebeurd’ of ‘verzonnen’ is. Na enige tijd lijken ze weinig moeite meer te hebben met dat onderscheid. Zo bezien is reali teitsbewustzijn dus niet zo’n erg belangrijk aspect van historisch denken, omdat het hoort bij het leven in het algemeen. Toch kan het van belang zijn het apart te noemen, omdat geschiedenis gaat over een niet meer bestaande werkelijkheid. Het onderscheiden van feiten en verzinsels over het verleden is moeilijker dan wanneer het gaat over de nog bestaande werkelijkheid. We kunnen immers niet aan de hand van empirische waarnemingen controleren of iets waar is.

23

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online