Arie Wilschut, Dick van Straaten en Marcel van Riessen - Geschiedenisdidactiek

Deel I  De fundamenten

men loskomt van de eigen tijd en deze eigen tijd niet ziet als het concentratiepunt waarop alles gericht is. Zich losmaken van de eigen tijd wordt ook wel ‘temporal decentering’ genoemd: een moeilijke denkoperatie. Spontaan zijn mensen geneigd de eigen tijd juist wél centraal te stellen in hun redeneringen. 9 Het voorstellen van het verleden in de vorm van ontwikkelingslijnen die gericht zijn op het heden is een vaak voorkomend verschijnsel. Perioden uit het verleden worden dan aan het heden ondergeschikt gemaakt als ‘voorgeschiedenis’. Het ac cent wordt gelegd op bepaalde ontwikkelingen in het verleden ‘omdat ze belang rijke gevolgen hebben gehad voor ons tegenwoordig’. Het stadium dat in het heden bereikt is wat betreft de ontwikkeling van – bijvoorbeeld – democratie, weten schap en techniek, lijkt dan vaak gezien te worden als een ‘einddoel’ van de geschie denis. Zo blijkt uit Brits onderzoek dat leerlingen menen dat de ontwikkeling van de democratie nu zo ongeveer wel voltooid is; hoogstens zal de laatste macht van de koningin nog verdwijnen. Ook de grootste impact van de computerrevolutie is nu volgens deze leerlingen wel voorbij, al moet je er natuurlijk rekening mee hou den dat technologie nooit stilstaat. 10 Dit brengt de auteurs van dat onderzoek ertoe op te merken dat geschiedenisonderwijs geven met als doel uit te leggen ‘hoe we gekomen zijn waar we nu zijn’ zo’n ahistorisch presentisme weleens in de hand zou kunnen werken. 1.1.3 Historische distantie Door de nadruk die historici leggen op het verschil tussen perioden en het eigen karakter van iedere tijd, groeit de afstand tussen heden en verleden. Die afstand wordt echter niet altijd vanzelfsprekend zo gevoeld. Een voorbeeld daarvan is het gebruik van het woord ‘wij’ als het gaat om de geschiedenis van het eigen land of de eigen groep. Door te spreken over ‘wij Nederlanders’ die in oorlog waren met Filips II van Spanje, of ‘wij Vlamingen’ die de Guldensporenslag hebben gewonnen, wordt de tijdsafstand tussen vroegere eeuwen en het heden verkleind en wordt de indruk gewekt dat de middeleeuwse stadsburgers of watergeuzen van destijds bij ons horen, lid zijn van dezelfde groep als wij. Ze worden niet voorgesteld als men sen uit een ver en vreemd verleden met wie wij maar heel weinig verwantschap kunnen voelen. Onderzoek wijst uit dat leerlingen in bepaalde situaties gemak kelijk gebruikmaken van dit wij-perspectief. 11 Daarbij lijkt het weinig uit te maken of er sprake is van een grote afstand in de tijd of van een kleinere afstand. Het ver moeden bestaat dat geschiedenisleraren het wij-perspectief ook niet systematisch vermijden en het verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’ in hun lessen niet bespreken met hun leerlingen.  Door te kiezen voor een wij-perspectief wordt een afstandelijk, objectief en neu traal begrip van het verleden waarschijnlijk bemoeilijkt. Als men stelt dat in de Tweede Wereldoorlog ‘de Duitsers ons land aanvielen’, wordt niet alleen het per spectief van een schuldige en een slachtoffer gecreëerd, maar ook de indruk ge wekt dat het bij ‘Duitsers’ gaat om dezelfde groep als de huidige bewoners van de Bondsrepubliek Duitsland en bij ‘ons land’ om hetzelfde land als het hedendaagse Nederland of België. Het verschil in de historische situatie van deze landen destijds

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online