12
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG - PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN - Fase 2
voldoende
goed
onvoldoende
U Omgaan met
veranderingen en
aanpassen
–– aanpassen aan veranderde
omstandigheden
P
Dit betekent dat:
• je handelt in geval van agressie, grensoverschrijdende of
moeilijke situaties
• je flexibel bent in je handelen in situaties van agressie,
grensoverschrijdende of andere lastige situaties
• je de interventies in geval van agressie, grensoverschrijdend
gedrag uitvoert volgens plan van aanpak
• je de richtlijnen van de organisatie met betrekking tot
agressie, crisissituaties en grensoverschrijdend gedrag kent
en toepast
• je de wettelijke voorschriften weet toe te passen in geval
van agressie, crisissituaties of grensoverschrijdend gedrag
zodat:
• er geen gevaar ontstaat voor cliënten en overige betrokkenen
• schade wordt voorkomen
• cliënten leren van situaties die zich voordoen.
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
E Samenwerken en
overleggen
–– afstemmen
–– anderen raadplegen en
betrekken
T
Dit betekent dat:
• je de mening vraagt van collega’s (eventueel
multidisciplinair)
• je overleg voert met collega’s (eventueel multidisciplinair)
• je relevante informatie over de cliënt in het multidisciplinair
team inbrengt
• je een positieve opstelling inneemt in het team
• je weet welke consequenties er verbonden zijn aan je eigen
acties
zodat:
• er een soepele samenwerking is in het (multidisciplinaire)
team
• de dienstverlening van het (multidisciplinaire) team
eenduidig is.
Q Plannen en
organiseren
–– doelen en prioriteiten
stellen
T
Dit betekent dat:
• je duidelijke en haalbare doelen kunt stellen
• je mogelijke knelpunten kunt aangeven
• je duidelijkheid kunt geven over je werkzaamheden aan je
collega’s
zodat:
• de continuïteit van begeleiding en zorg gewaarborgd is.