ONDERsTEUNEN BIJ HET sOCIaaL FUNCTIONEREN
9
C. Gesprekmet eenmantelzorger of naaste
Voer een gesprek met eenmantelzorger of naaste over de draaglast en draagkracht en het
versterken van de draagkracht.
• Kies een zorgvrager waarbij demantelzorger of naaste nauw betrokken is. Je kunt
hiervoor een zorgvrager uit opdracht
B
. kiezen.
• Beschrijf de aandoening, de gevolgen en de betekenis van de aandoening voor het
sociale functioneren van demantelzorger of naaste.
• Voer een gesprek met demantelzorger of naaste waarbij je ingaat op de draagkracht en
draaglast.
• Geef tijdens het gesprek concrete adviezen om de draagkracht van demantelzorger of
naaste te versterken.
• Evalueer het gesprek met demantelzorger of naaste.
• Maak een zelfgekozen bewijsstuk van het gesprek en de evaluatie.
D. Profiel en sociogram van de groep en een groepsactiviteit
(GGZ, VGZ, Verpleeghuis, Verzorgingshuis)
Maak een profiel van de groep.
Beschrijf de individuele groepsleden:
• leeftijden
• sekse
• culturele achtergrond
• spirituele en religieuze achtergrond
• aanwezige aandoeningen, handicaps, stoornissen
• mogelijkheden en beperkingen
• belevingsniveau
• sfeer in de groep
• sociaal-maatschappelijke positie van de groep.
Verdiep je in de interacties in de groep: maak een sociogram van de groep en leg dit uit.
Je voert één activiteit uit met de groep. De activiteit draagt bij aan een positief groepsklimaat
en aan het versterken van de sociaal-maatschappelijke positie van de groep zorgvragers.
Je houdt hierbij rekeningmet de groepssamenstelling, het leefklimaat, het belevingsniveau en
demogelijkheden van de groep zorgvragers.
Betrek demantelzorger of naaste bij de activiteit.
Je evalueert de uitgevoerde activiteitenmet de groep, demantelzorger of naaste.
Neem het profiel, het sociogram, het zelfgekozen bewijsstuk van de activiteit en de evaluatie
op als bewijs.