19
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 3
voldoende
goed
onvoldoende
J Formuleren en
rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
P
Dit betekent dat:
• je scherp, kernachtig en op een duidelijkemanier je
bevindingen formuleert
zodat:
• de evaluatie (verslaglegging) van de zorgverlening voor alle
betrokkenen inzichtelijk en begrijpelijk is.
M Analyseren
–– conclusies trekken
–– oplossingen voor
problemen bedenken
–– informatie uiteenrafelen
T
Dit betekent dat:
• je uit de verzamelde gegevens voor de evaluatie de
belangrijkste informatie haalt
• je logische conclusies trekt uit de informatie
• je eventuele problemen oplost
zodat:
• je het zorgleefplan zo nodig op een verantwoordemanier
bijstelt
• je de kwaliteit van de zorgverlening verbetert
• je de zorgverlening goed afsluit.
Werkproces 2.1Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– expertise delen
P
Dit betekent dat:
• je vakkennis en vaardigheden bijhoudt
• je de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze
overdraagt aan collega’s en andere deskundigen
• je feedback gebruikt om van te leren
• je deelneemt aan inhoudelijke, beroepsmatige discussies
zodat:
• je werkt aan je persoonlijke ontwikkeling en een bijdrage
levert aan de professionalisering van het beroep verzorgende-
IG in het verpleeghuis, verzorgingshuis of de thuiszorg.
Werkproces 2.2Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
T Instructies en
procedures opvolgen
–– werken conform
voorgeschreven procedures
R
Dit betekent dat:
• je de voorgeschreven procedures rondom
kwaliteitsverbetering opvolgt
zodat:
• je een effectieve bijdrage levert aan het bevorderen en
bewaken van de kwaliteitszorg.
Werkproces 2.3 Geeft werkbegeleiding
C Begeleiden
–– anderen ontwikkelen
P
Dit betekent dat:
• je een optimale leeromgeving schept die studenten en/of
stagiaires stimuleert zich te ontwikkelen
zodat:
• zij zich optimaal kunnen ontwikkelen als een deskundig
beroepsbeoefenaar.