CZW20120149 - page 17

15
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 2
voldoende
goed
onvoldoende
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– vakspecifieke mentale
vermogens aanwenden
P
Dit betekent dat:
• je een groep (groepje) leerlingen overziet
• je daarnaast oog hebt voor de individuele leerlingen
• je gemakkelijk onthoudt en vlot associeert tijdens het geven
van uitleg en instructie
zodat:
• de leerlingen goed geïnstrueerd aan het werk kunnen en je
het signaleert als leerlingen vastlopen.
L Materialen en
middelen inzetten
–– materialen en middelen
doelmatig gebruiken
R
Dit betekent dat:
• je materialen en middelen kiest die je nodig hebt bij de
voorbereiding van het handelingsplan
• je kostenbewust en efficiënt te werk gaat
zodat:
• je de juiste middelen inzet en je geen materialen of
middelen onnodig gebruikt.
T Instructies en
procedures opvolgen
–– instructies opvolgen
–– werken conform
veiligheidsvoorschriften
R
Dit betekent dat:
• je de voorbereiding uitvoert volgens de instructies van de
leraar/leraren/het team
• je dit doet op basis van de gemaakte afspraken en geldende
procedures
• je de veiligheidsregels hanteert en er op toeziet dat ook de
leerlingen de veiligheidsregels toepassen
zodat:
• je de voorbereiding aanpakt zoals de leraar/leraren/het team
dat wil of voorschrijft
• de leerling verantwoord en veilig te werk gaat.
Werkproces 1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen
C Begeleiden
–– coachen
–– motiveren
–– anderen ontwikkelen
T
Dit betekent dat:
• je leerlingen stimuleert om kritisch naar zichzelf te kijken
• je leerlingen aanzet zelf naar mogelijke oplossingen te
zoeken
• je leerlingen motiveert hun best te doen
• je leerlingen helpt hun doelen te bereiken en uitdagingen
aan te gaan
zodat:
• je adequate ondersteuning biedt aan leerlingen bij hun
leerproces en ontwikkeling.
D Aandacht en begrip
tonen
–– interesse tonen
–– luisteren
–– inleven in andermans
gevoelens
–– anderen steunen
p
Dit betekent dat:
• je betrokkenheid toont bij de leervragen van leerlingen
• je naar de leerlingen luistert door te spiegelen en door te
vragen
• je aandacht geeft aan de zorg die leerlingen uiten en de
gewenste en mogelijke ondersteuning biedt
zodat:
• je een bijdrage levert aan de begeleiding van leerlingen bij
de uitvoering van programmaonderdelen.
1...,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 18,19,20,21,22,23,24
Powered by FlippingBook