5
METHODISCH BEGELEIDEN BIJ ACTIVITEITEN
Werkprocessenmet de competenties van deze
beroepsprestatie
Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
2.3
Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
C
Begeleiden
D
Aandacht en begrip tonen
L
Materialen enmiddelen inzetten
Q
Plannen en organiseren
2.4
Begeleidt een groep cliënten op sociaal-
maatschappelijk gebied
C
Begeleiden
E
Samenwerken en overleggen
L
Materialen enmiddelen inzetten
Q
Plannen en organiseren
U
Omgaanmet verandering en
aanpassen
3.6
Evalueert de geboden ondersteuning
D
Aandacht en begrip tonen
J
Formuleren en rapporteren
M
Analyseren
Typering
Op de dagbesteding van afdeling `de Klimroos` staat vanmiddag ‘bloemstukjes maken’ op
het programma. Jij hebt deze activiteit bedacht, niet alleen omdat het goed is voor de
motoriek van de bewoners, maar ook omdat ze tijdens het maken van de stukjes gezellig
met elkaar kletsen, ze elkaar helpen én ze er bij namoeten denken. Daarnaast fleurt het
grand café leuk op.
Via een bloemist heb jij allematerialen voordelig in kunnen kopen. Een half uurtje voordat
de activiteit start, ben je samenmet je collega begonnen om aan een ronde tafel de
stoelen te schikken en hebben jullie alle spullen overzichtelijk weggelegd. Je overlegt met
je collega wie wat doet en jullie gaan samen de bewoners ophalen. Mevrouw Claessen heeft
eigenlijk helemaal geen zin ommee te gaan. Je overtuigt haar ervan dat het al leuk is om
er bij te zijn, ze hoeft niet per semee te helpen.
Meneer Jansen vindt het maar een ‘vrouwenactiviteit’ en komt er wat mopperend bij zitten.
De overige vier bewoners hebben er zin in.
Jij gaat tussenmeneer Jansen enmevrouw De Jong zitten en je collega gaat naast mevrouw
Claessen enmeneer De Krom zitten. Zo hebben jullie beiden demeest hulpbehoevende
bewoners naast je. Je start de activiteit door iedereen welkom te heten en uit te leggen
wat de bedoeling is. Meneer Jansen zegt tegenmeneer De Krom: “Wat een flutactiviteit is
dit toch.” Jij maakt een grapje en zegt: “Wacht maar tot het klaar is.”