Dina Bouman-Noordermeer, Marilene Gahier, Erica Griffioen en Rita Rutten - Beter Nederlands - De verdieping

Inhoud

Inleiding

13

1

Het gebruik van de verschillende tijden

17

1.1 Het gebruik van het presens 1.2 Het gebruik van het imperfectum 1.3 Het gebruik van het perfectum 1.4 Het gebruik van het plusquamperfectum

17 17 17 18 18

Oefeningen

2

Het perfectum en plusquamperfectum met meer werkwoorden

24

2.1 Het gebruik van het perfectum of plusquamperfectum

24 24

2.1.1 Hulpwerkwoord + infinitief zonder te

Oefeningen 25 2.1.2 Hulpwerkwoord + infinitief met te (te verdwijnt in het perfectum) 25 Oefening 26 2.1.3 Hulpwerkwoord + infinitief met te (te blijft staan in het perfectum) 26 Oefeningen 27

3

De passieve vorm

29

3.1 Wanneer gebruik je de actieve vorm en wanneer de passieve vorm?

29 30 32 32 33 33 34 35 35 36 36 38

Oefeningen

3.2 De passieve vorm met nog een hulpwerkwoord

Oefeningen

3.3 Passieve zinnen met een onbepaald onderwerp

Oefeningen

3.4 Passieve zinnen waarbij het onderwerp een bijzin is

Oefeningen

3.5 Passieve zinnen zonder een duidelijk onderwerp

Oefeningen

3.6 Overzicht: waar je op moet letten bij passieve zinnen

Oefeningen

Made with FlippingBook Learn more on our blog