CZW20120014

CZW20120014

Verzorgende-IG

Kompas

| Niveau 3

Kompas (2012-vz-kp)

Opleiding: Niveau Fase

Verzorgende-IG

3 1, 2 en 3

Artikelnummer CZW20120014

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie enmanagementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider S. Borkus

Ontwikkelaars van deze fase J. Cuijpers I. Kolen

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene diemeent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemenmet Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige anderemanier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Inleiding.............................................................................................................. 4 1 Methodemix ................................................................................................. 7 1.1 Waarom demethodemix?......................................................................... 7 1.2 Wat is demethodemix?........................................................................... 8 a Beroepsprestaties of Proeve ................................................................. 9 b Verantwoordingsverslag ...................................................................... 9 c Assessmentgesprek ...........................................................................10 1.3 Beoordelen..........................................................................................12 a Prestatie-indicatoren ........................................................................13 b Bewijsstukken ..................................................................................13 c Cesuur ...........................................................................................14 1.4 Borgen van resultaten...........................................................................16 1.5 Portfolio..............................................................................................17 2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling .....................................19 2.1 Kwalificerende score..............................................................................19 2.2 Ontwikkelingsgerichte score...................................................................21 3 Demoeilijkheidsgraad ..................................................................................22 3.1 Complexiteit........................................................................................23 3.2 Zelfsturing...........................................................................................23 3.3 Verantwoordelijkheid.............................................................................24 4 Taal- en rekenvaardigheden ...........................................................................25 4.1 Taal- en rekeneisen...............................................................................25 4.2 Het werkenmet taalprestaties................................................................26 4.3 De opzet van taalprestaties....................................................................27 4.4 De beoordeling van taalprestaties............................................................27 5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling ........................................................28 5.1 Eisen voor loopbaan en burgerschap........................................................28 5.2 Het werkenmet LB-prestaties.................................................................28 5.3 De opzet van LB-prestaties.....................................................................29 5.4 De beoordeling van LB-prestaties............................................................29 6 Leren-leervaardigheden ................................................................................30 6.1 Leren reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode.....31 6.2 Het maken van een POP/PAP..................................................................35 6.3 De Wegwijzer.......................................................................................37 6.4 Aan de slagmet leerprestaties................................................................39 a Leerprestatie: ‘Hoe leer ik?’ ................................................................39 b Leerprestatie: ‘Samenwerkend leren’ .....................................................44 7 Fase-indeling van de opleiding ......................................................................51 7.1 De opbouw..........................................................................................51 7.2 Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling.............................................55 Bronvermelding....................................................................................................73 Bijlage................................................................................................................74

Inleiding

Karlijn werkt in de thuiszorg. Vanochtend komt ze bij mevrouw Klein. Mevrouw is 80 jaar. Afspraak is ommevrouw te helpenmet de douchebeurt en het klaarzetten van het ontbijt. Tijdens het afdrogen vanmevrouw na het douchen ontdekt Karlijn een rode plek op de hiel van de linkervoet. Als mevrouw aan het ontbijt zit, noteert Karlijn dit in het zorgdossier. Tevens leest ze daarin dat de fysiotherapeut met mevrouw gaat oefenen in het lopenmet een rollator. Christel is vannacht bevallen van haar tweede kind, een prachtige dochter. De bevalling heeft in het ziekenhuis plaatsgevonden. Christel komt twee uur na de bevallingmet de baby naar huis. Dezelfde ochtend, arriveert de kraamverzorgende. Op het bed van Christel verschoont ze de baby. Astrid werkt in een kleinschalige woonvoorziening voor dementerende ouderen. Op maandag is het markt. Daarom neemt zemeneer Tanmee naar demarkt om inkopen te doen voor het avondeten. Dezemaaltijd gaat ze samenmet enkele bewoners bereiden. ‘Iedereen z’n eigen smaak’ is hier wel van toepassing. Sommigen zijn gek op boontjes, anderen willen liever kool en dan de discussie over rabarber i.p.v. appelmoes en paprika i.p.v. courgette. Tja, ook hier geldt de regel ‘Wat de boer niet kent…’ Yasser begint zijn vroege dienst in een kleine accommodatie voor cliëntenmet chronische psychiatrische problematiek. Mevrouw Vermeer is een van de cliënten en heeft geen zin om op te staan. Yasser probeert haar positief te benaderen. “Mevrouw als u uit bed komt en opgefrist bent, voelt u zich beter. Denk eens aan gisteren. Dat wandelingetje na het ontbijt heeft u zo goed gedaan, zei u zelf nog.” Mevrouw draait zich om in bed en trekt het dekbed over haar hoofd: “Het heeft geen zinmeer om op te staan. Laat me hier alsjeblieft liggen.” Yasser twijfelt over zijn aanpak. Opnieuw proberen of mevrouw laten liggen zodat ze nogminder eten en drinken binnen krijgt? En wat te doenmet haar medicatie? Hij besluit om een collega te raadplegen.

Als verzorgende ben je werkzaam in de sector gezondheidszorg. Je hebt taken op het gebied van zorg, wonen en welzijn. In de settings, thuiszorg, kraamzorg en kleinschalige woonvoorzieningen werk je veelal solistisch en in de privésfeer van de zorgvrager. In intramurale settings werk je direct in teamverband. In vrijwel alle situaties heb je te makenmet collega’s van andere disciplines.

4

VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3

Voordat je de zorg verleent is het belangrijk dat je voldoende op de hoogte bent van demogelijkheden, wensen en behoeften van de zorgvrager 1 . Daar stem je de zorg op af. Ook is het noodzakelijk dat je de afspraken kent, die er gemaakt zijn over de zorg. Daarom is het werken volgens het zorgplan een belangrijk facet van je professioneel handelen als verzorgende. Tijdens de uitvoering van de zorg is het observeren van zorgvrager enmantelzorger/naasten belangrijk. Je signaleert of

er veranderingen opgetreden zijn in de lichamelijke en/of psychosociale gezondheidstoestand. Je bevindingen rapporteer je aan collega’s en in het zorgdossier van de zorgvrager. Daarnaast stem je de werkzaamheden af met collega’s en/of mantelzorger/naasten, zodat de zorg zonder onderbrekingen of overlap kan worden verleend. De zorg verleen je in de thuissituatie van de zorgvrager, op een afdeling of in een kleinschalige woonvoorzieningen. Daardoor heb je niet alleen temakenmet de zorgvrager maar ook met demensen daar omheen. Je verwerft kennis en oefent vaardigheden die je nodig hebt om de zorgvrager afgestemde zorg te bieden. Je stelt op basis van feedback je beroepshouding bij. Kennis, vaardigheden en houding vormen samen de competenties die vereist zijn bewust en bekwaam die zorg te bieden die de zorgvrager nodig heeft.

Als Verzorgende werk je in: • een verpleeg- en verzorgingshuis • de thuiszorg • de kraamzorg • de gehandicaptenzorg • de geestelijke gezondheidszorg

Je opleiding is opgebouwd uit drie fasenmet daarbinnen beroepsprestaties/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek. De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties binnen een of twee fase(n). In het Kompas en de competentiewijzer vind je ondersteunende informatie.

In hoofdstuk 7 lees jemeer over de fase-indeling van je opleiding.

Ook bouw je verder aan de ontwikkeling van je taal- en rekenvaardigheden, loopbaan en burgerschap (LB). Voor taal en LB zijn prestaties ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze van je school kun je deze inzetten binnen de beroepsprestaties/proeve en andere leeractiviteiten binnen je opleiding.

De Wegwijzer helpt je bij het methodisch uitvoeren van de verschillende prestaties/proeve.

1 Hier kun je ook lezen cliënt, patient, bewoner, kind. Voor de hij-vorm kan ook de zij- vorm gelezen worden.

5

KOMPAS

1 Demethodemix

In dit hoofdstuk lees je wat demethodemix is en hoe daarin de beoordeling van jouw ontwikkeling tot uitdrukking komt. Hierin staat wat er van jou verwacht wordt en ook wat je kunt verwachten op de weg naar je diploma. 1.1 Waarom demethodemix? In je beroep heb je temakenmet kerntaken en werkprocessen die in het wettelijk vastgesteld kwalificatiedossier staan. Om deze kerntaken en werkprocessen als beginnend beroepsbeoefenaar goed uit te kunnen voeren, ontwikkel je competenties. Het begrip ‘competentie’ verwijst naar een integratie van kennis/inzicht, vaardigheden en houding die tot uitdrukking komt in de beroepspraktijk. Er wordt wel eens gezegd: ‘een competentie is een combinatie van hoofd, handen en hart’. Het is die ‘mix’ die competentemensen onderscheidt van niet-competentemensen.

Competentie

Kennis

Houding

Vaardigheden

Kort gezegd: competenties stellen jou in staat om op een juiste wijze de kerntaken en werkprocessen die bij je beroep horen, uit te voeren. Een competentie is een bewuste bekwaamheid die je ontwikkelt. Als je alle competenties binnen de kerntaken en werkprocessen van jouw opleiding bewust bekwaam hebt ontwikkeld, dan ben je gekwalificeerd voor een beginnend beroepsbeoefenaar.

Het kwalificatiedossier

kerntaken

competenties

componenten

X X X

werkprocessen

prestatie-indicatoren

7

KOMPAS

1.2 Wat is demethodemix 2 Je opleiding is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan te leren. De beoordeling van ontwikkelde competenties sluit hierop aan. Eén toetsvorm is niet voldoende om competenties vast te stellen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Bijvoorbeeld door het tonen van een vaardigheid in de praktijk, door het uitvoeren van de beroepsprestatie in combinatiemet het schrijven van een verantwoordingsverslag. In het verantwoordingsverslag onderbouw je jouw handelenmet gerichte kennis over die vaardigheid en de juiste beroepshouding. Deze combinatie van toetsvormen is de ‘Methodemix’. De toetsvormen binnen de methodemix zijn gekozen op basis van de inhoud van de kerntaken, werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier van je opleiding tot verzorgende.

Methodemix

P o r t f o l i o

Beroepsprestaties met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Proeve met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Registratie van niveau van competentiebeheersing (in de competentiescoretabel)

Hierna lees je wat er met deze onderdelen van demethodemix bedoeld wordt en waar ze voor gebruikt worden.

2 Je school kan er voor kiezen om naast deze methodemix ook andere toetsen af te nemen. Bijvoorbeeld kennistoetsen, vaardigheidstoetsen in skills en simulaties of beoordelingen van je houding. In het examenplan van je school staan alle examens en andere toetsen vermeld die je voor je opleidingmoet doen.

8

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

a. Beroepsprestaties of proeve In iedere beroepsprestatie of proeve zijn een of meerdere werkprocessenmet bijbehorende competenties opgenomen die je bij voorkeur in de beroepspraktijk aantoont. Als blijkt dat een beroepsprestatie of een onderdeel van de proeve niet haalbaar is, organiseert je opleiding een vergelijkbare opdracht, bijvoorbeeld een simulatietoets. Een hulpmiddel bij het uitvoeren van beroepsprestaties of de proeve is de Wegwijzer (zie hoofdstuk 6.3). D. Het uitvoeren van de zorg Je legt de bijgestelde zorgplannen voor aan je team. Je vraagt medewerking voor de uitvoering. Indien nodig stel je de zorgplannen na feedback bij. Na akkoord voer je de geplande zorg gedurende twee weken uit. Je rapporteert de bijzonderheden. De beroepsprestatie of proeve bestaat uit de uitvoering van de totale opdracht als geheel en uit specifieke opdrachten. Een specifieke opdracht is een verdieping van een bepaald gedeelte binnen een beroepsprestatie of proeve. De uitvoering van een specifieke opdracht kun je soms ook buiten de beroepspraktijk doen. Bijvoorbeeld thuis of op terugkomdagen op school. Stel dat je in de praktijk gegevens hebt verzameld voor een schriftelijke rapportage of voor het opstellen van een activiteitenplan, dan kun je elders de rapportage uitwerken of een activiteitenplan volgens de theorie opstellen. Iedere opdracht uit de beroepsprestatie of proeve staat in verbandmet het resultaat (de bewijsstukken) en de beoordelingslijst. Op dezemanier lees je altijd wat de bedoeling is, welk resultaat dat oplevert en waar je op beoordeeld wordt. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. b. Verantwoordingsverslag Het verantwoordingsverslag is ook een onderdeel van demethodemix. In het verantwoordingsverslag zijn een of meerdere werkprocessen en competenties opgenomen waarvan je aantoont dat je inzicht hebt gekregen in de kwaliteit van je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het schrijven van je verantwoordingsverslag is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1). Voorbeeld van een opdracht uit een beroepsprestatie/proeve

9

KOMPAS

Fragment uit een beoordelingslijst van het verantwoordingsverslag 1

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Kwalificerend

- componenten

P Je verantwoordt dat: • je een op de zorgvrager gerichte ondersteuning geeft bij persoonlijke verzorging • je de gemaakte afspraken nakomt • je regelmatig checkt of de zorgvrager nog tevreden is zodat: • je keuzes maakt en onderbouwt t.a.v. de ondersteuning die je biedt en de wijze waarop je de ondersteuning biedt goed blijft aansluiten op de afspraken en verwachtingen.

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten –– aansluiten bij behoeften en verwachtingen –– klanttevredenheid in de gaten houden

Ieder verantwoordingsverslag staat in verbandmet de bijbehorende beoordelingslijst. Op dezemanier lees je altijd wat de bedoeling is, waarover je het verslagmoet schrijven en waar je op beoordeeld wordt.

c. Assessmentgesprek Nadat jemeerdere kwalificerende beroepsprestaties of proeve(n) hebt uitgevoerd en het verantwoordingsverslag hebt geschreven, volgt het assessmentgesprek. In het assessmentgesprek zijn een of meerdere werkprocessen en competenties met beoordelingscriteria opgenomen waarover je wordt bevraagd door beoordelaar(s) of assessor(en). Aan de hand van jouw inbreng toon je aan dat je inzicht hebt gekregen in je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het voeren van het assessmentgesprek is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1).

10

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

Vragen die je jezelf in de voorbereiding op dit gesprek kunt stellen zijn: • Hoe kijk ik tegenmijn eigen handelen (willen en zijn) in praktijksituaties aan? • Vanuit welke visie, waarden enmotieven heb ik gehandeld? • Wat zijnmijn sterke enminder sterke kwaliteiten? • Wat heeft mij wel en wat niet gestimuleerd om het beste vanmijzelf in praktijksituaties te laten zien? • Stemt mijn handelen overeenmet het beeld dat ik vanmezelf heb enmijn rol binnen het beroep? • Hoe waardeer ik mijn handelen in praktijksituaties?

Fragment uit de beoordelingslijst van het assessmentgesprek 1

onvoldoende

voldoende goed

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid enwelbevinden - componenten Kwalificerend

P Je verantwoordt dat:

F Ethisch en integer handelen

• je volgens de beroepscode handelt • je volgens de ethischemaatstaven van de organisatie handelt • je eerlijk en betrouwbaar bent • je discreet met gevoelige zaken omgaat • je verschillen tussen zorgvragers accepteert en respecteert • je duidelijk verbaal en non-verbaal communiceert zodat: • je bewuste keuzes maakt en standpunten inneemt over de wijze waarop je omgaat met de zorgvragers en hen respectvol benadert bij de persoonlijke zorg.

–– ethisch handelen –– integer handelen –– verschillen tussenmensen respecteren

11

KOMPAS

1.3 Beoordelen Een beroepsprestatie, verantwoordingsverslag en assessmentgesprek kunnen ontwikkelingsgericht ( O ) of kwalificerend ( K ) worden beoordeeld 3 . Wat dit precies betekent, lees je in hoofdstuk 2 en 3. Een proeve is altijd kwalificerend.

Zoals bij de uitleg van de beroepsprestatie/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek al is aangegeven, is voor ieder onderdeel van demethodemix een beoordelingslijst uitgewerkt. In de beoordelingslijst lees je welk werkproces en welke competenties met componenten en beoordelingscriteria bij elkaar horen. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. Daarnaast staan in de beoordelingslijst een overzicht met bewijsstukken, de cesuur en ruimte voor onderbouwing van de beoordeling. Deze opzet en het gebruiken van de beoordelingslijst worden je hieronder verder uitgelegd.

Een competentie wordt beoordeeld binnen eenwerkproces aan de hand van prestatie-indicatoren.

3 Je school kan er voor kiezen om deze delen van de methodemix óf ontwikkelingsgericht óf kwalificerend aan te bieden. In het examenplan van je school staat dit vermeld.

12

VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3

a. Prestatie-indicatoren Hieronder zie je een voorbeeld uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie. Let in de beoordelingslijst in de kolom van de prestatie-indicatoren op de tekst: ‘Dit betekent dat:…’. Hier lees je welk gedrag jemoet aantonen. Daarna volgt ‘zodat:…’. De tekst die hier vermeld staat, gaat uit van het gewenste effect of het gewenste gevolg van je gedrag. Prestatie-indicatoren worden beoordeeldmet onvoldoende, voldoende of goed. Dit wordt in de kolommen naast de prestatie-indicatoren ingevuld.

Fragment uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie

onvoldoende

voldoende goed

Competenties Prestatie-indicatoren Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid enwelbevinden - componenten Kwalificerend

P Je verantwoordt dat: • je indien wenselijk andere zorgverleners inschakelt • je regelmatigmet hen overlegt • je alle betrokkenen volledig informeert • je tijdig belangrijke zakenmeldt zodat: • er een professionele samenwerking bestaat rondom de persoonlijke verzorging.

E Samenwerken en overleggen

–– anderen raadplegen en betrekken –– afstemmen –– proactief informeren

b. Bewijsstukken In de beoordelingslijst van de beroepsprestatie zie je ook bewijsstukken staan. Bewijsstukken zijn tastbare resultaten uit beroepsprestaties of een proeve. Bij ieder resultaat en specifiek bewijsstuk zie je direct aan welk werkproces en welke competentie dit bewijsstuk gekoppeld is. Een van de resultaten is altijd een ingevulde beoordelingslijst van de totale beroepsprestatie of proeve. Dit is in de beroepsprestatie en de proeve aangegevenmet A . De letters B ., C . etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee je de specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Met het werken aan een specifiek bewijsstuk word je uitgedaagd tot verdieping.

13

KOMPAS

Voorbeeld bewijsstukken

Bewijsstukken Kwalificerend

A.

De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

H - J - K - M Q

1.1 1.10 1.1 1.10

B. Twee bijgestelde zorgplannen.

J - K - M E

C. De rapportage van de uitgevoerde zorg.

Hierin verschilt de beoordelingslijst van de beroepsprestatie of proevemet die van het verantwoordingsverslag en assessmentgesprek. Dit komt omdat je verantwoordingsverslag of je assessmentgesprek al hét resultaat en bewijsstuk is waarmee je de gevraagde competenties binnen het werkproces aantoont. Samengevat: de beoordelingslijst van een beroepsprestatie of proeve heeft betrekking op de totale uitvoering in de praktijk. Dit is altijd aangegevenmet de hoofdletter A . Specifieke bewijsstukken ( B ., C . etc.) hebben betrekking op een bepaald onderdeel binnen de beroepsprestatie of proeve. Cesuur Het begrip cesuur betekent de grens tussen een voldoende en een onvoldoende. In het geval van je beoordeling worden de begrippen onvoldoende, voldoende en goed gebruikt. c.

In de beoordelingslijsten zie je onderaan in het kopje cesuur staan.

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

Dit houdt in dat je, voor alle prestatie-indicatoren in de betreffende beoordelingslijst, minimaal voldoende hebt gescoord.

De beoordelaars beargumenteren hun beoordeling. Dit gebeurt onder het kopje ‘Onderbouwing van de beoordeling’. Zie daarvoor een fragment uit een beoordelingslijst die hierna afgebeeld staat.

14

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

Fragment uit een beoordelingslijst ‘Onderbouwing van de beoordeling’ Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staanmet de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

Het kan natuurlijk gebeuren dat het je NIET lukt om de vereiste prestatie-indicatoren uit demethodemix aan te tonen. In dat geval kun jemet je beoordelaar(s) of assessor(en) afspreken hoe je dit alsnog aantoont in: • een volgende beroepssituatie of simulatiesetting Je neemt de totale opdracht of specifieke opdracht(en) mee naar een volgende beroepssituatie of simulatiesetting. • een aanvullende opdracht Stel dat je een gedeelte uit de beroepsprestatie of het verantwoordingsverslag onvoldoende hebt aangetoond. Door een aanvullende opdracht krijg je de kans om het vereiste gedrag alsnog aan te tonen.

De verschillendemogelijkheden hangen af van demate waarin je iets niet hebt aangetoond en van de examenregels binnen je school.

15

KOMPAS

1.4 Borgen van de resultaten Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je leerproces. Om de ontwikkeling van je leerproces te volgen, zijn er verschillende instrumenten. Eén daarvan is demonitor. Hierin staan per fase alle onderdelenmet bewijsstukken, gekoppeld aan de kerntaken, werkprocessen en competenties. Je kunt demonitor gebruiken als een individueel student-volginstrument. Jij en je begeleiders registreren in demonitor in welkemate je leerproces vordert of stagneert. Je kunt demonitor bij je opleiding opvragen. Van demonitor zijn er papieren en digitale versies beschikbaar. In de digitale versie is het mogelijk om cellen aan te klikkenmet toelichtende informatie.

Fragment uit de monitor

Het borgen van resultaten wil zeggen: vastleggen van je resultaten. Het hulpmiddel om je resultaten te borgen is de kwalificerende competentiescoretabel . Het hele opleidingstraject is in de competentiescoretabel vastgelegd in ijkpunten die gekoppeld zijn aan de kwalificerende onderdelen in demethodemix. Deze tabel vult zich geleidelijk op basis van de resultaten van je competentieontwikkeling. Positieve resultaten in relatie tot toenemende competentieontwikkeling over de totale opleiding zullen uiteindelijk leiden tot de kwalificatie voor het beroep, het ‘diploma’. Dit betekent dat je in alle fasen de vastgestelde competenties binnen werkprocessen met de kwalificerende scores R , P of T hebt aangetoond. Hierover lees jemeer in de hoofdstukken 2 en 3. Je kunt de competentiescoretabel bij je opleiding opvragen. Er is een competentiescoretabel op papier en digitaal. De digitale versie geeft jemeer informatie met behulp van een rood linkje in sommige cellen. De extra links geldenmet name voor opleidingenmet certificeerbare eenheden.

16

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

Voorbeeld een fragment uit de kwalificerende competentiescoretabel

1.5 Portfolio Een portfolio is een verzamelmapmet bewijsstukken. Met deze bewijsstukken toon je aan wat je geleerd hebt en wat je beheerst. Een portfolio kan een handmatige of een digitalemap zijn. De vormgeving van je portfolio is afhankelijk van jouw school.

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je geleerd hebt, heet een ontwikkelingsgericht portfolio .

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je beheerst, heet een kwalificerend portfolio . Met een kwalificerend portfolio toon je aan dat je de vereiste werkprocessen en competenties in de beroepspraktijk bewust en bekwaam kunt uitvoeren.

17

KOMPAS

2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling

In de beoordelingslijsten staan prestatie-indicatoren . Prestaties zijn gedragingen. We zeggen wel eens: ‘Het is een hele prestatie om dat werk op tijd af te krijgen, of om zo lekker te koken voor een groep, of om het kind, zorgvrager of cliënt zo goed te ondersteunen’. Indicatoren zijn aanwijzingen. Een aanwijzing is richtinggevend: de kant die je het beste op kunt gaan. Prestatie-indicatoren in de beoordelingslijsten zijn aanwijzingen in de richting van het vereiste gedrag. Door de prestatie-indicatoren weet jij als student van tevoren hoe je in werkprocessen dient te handelen; welke kant je opmoet gaan om het gewenste resultaat in de praktijk te bereiken; welk competent gedrag er in beroepssituaties van je geëist wordt. Voor de beoordelaar of assessor is een beoordelingslijst met prestatie-indicatoren onmisbaar om je goed te kunnen beoordelen. Als je bij de beoordeling te horen krijgt dat je in de richting komt van het vereiste gedrag, dan toon je ontwikkeling aan. In dat geval is er een ontwikkelingsgerichte score. Voldoe je helemaal aan het vereiste gedrag, dan is er sprake van een kwalificerende score. Dan heb je het vereiste eindgedrag bereikt. De begrippen ontwikkelingsgerichte score en kwalificerende score staan hieronder nog wat preciezer uitgelegd.

Een beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht of kwalificerend. Een proeve is altijd kwalificerend.

In de beoordelingslijsten kun je zien of een beroepsprestatie kwalificerend of ontwikkelingsgericht is door de letters R of r , P of p en T of t .

2.1 Kwalificerende score Een kwalificerende score houdt in dat je bij de beoordeling aan de vereiste beheersingsniveau van de prestatie-indicatoren voldoet. Zoals gezegd zijn deze prestatie-indicatoren afgeleid van het kwalificatiedossier van je opleiding tot onderwijsassistent(e).

Een kwalificerende score is in de beoordelingslijsten aangegevenmet R , P of T . Deze letters staan voor:

Reproductief ( R ) gedrag – Productief ( P ) gedrag – Transfer ( T ) gedrag

19

KOMPAS

Fragment uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Kwalificerend

- componenten

P Je verantwoordt schriftelijk dat:

J Formuleren en rapporteren

• je jouw bevindingen registreert en rapporteert • je de hoofdzaken van de bijzaken onderscheidt

–– vlot en bondig formuleren

zodat: • betrokkenen te allen tijden beschikken over een kernachtige en actuele rapportage over de gezondheidstoestand van de zorgvrager.

Reproductief gedrag (R) Reproductief wil zeggen ‘nabootsing’: voordoen en nadoen. Hierbij heb je vaak instructie nodig of een rolmodel. Bijvoorbeeld de werkbegeleider die een handeling voordoet. Je voert een taak uit nadat hij je is voorgedaan, volgens voorschriften, regels en standaardprocedures. Ook een instructie op papier hoort bij reproductief handelen. Bijvoorbeeld regels, procedures en protocollen toepassen. Je verwerft praktische kennis en vaardigheden en past deze toe zoals ze voorgeschreven zijn. Productief gedrag (P) Bij productief gedrag los je problemen in de beroepspraktijk creatief op. Je bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Je vraagt advies aan je begeleider of jouw oplossingen ook de juiste oplossingen zijn. Dit betekent dat jeminder uitleg en structuur nodig hebt dan bij reproductief gedrag om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Je laat zien dat je inzicht hebt in de situatie en kennis en vaardigheden uit jezelf kunt toepassen. Je bent actief. Transfer gedrag (T) Bij transfer gedrag voer je in uiteenlopende beroepssituaties je taken zelfstandig uit. Je bent in staat ommet kennis van zaken de juiste vaardighedenmet de juiste houding toe te passen. Je ziet verbanden en kunt deze uitleggen. Je bent proactief. Je oplossingen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van je beroep.

20

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

2.2 Ontwikkelingsgerichte score Een ontwikkelscore wil zeggen dat je bij de beoordeling laat zien dat je in ontwikkeling bent. Je hoeft nog niet aan de vereiste prestatie-indicatoren te voldoen. Je komt al wel in die richting. Ontwikkelscores zijn in de beoordelingslijst aangeduidmet r-p-t . Stel, je wilt een kwalificerende beroepsprestatie aantonen. In de beoordelingslijst zie je R , P of T staan. De beoordelaar geeft echter een ontwikkelingsgerichte beoordeling, een r , p of t . Conclusie: je hebt de beroepsprestatie of dat deel binnen een beroepsprestatie of proeve NIET op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. De beoordelaar onderbouwt de beoordeling. Hij vertelt je dat je ten dele het vereiste competente gedrag aantoont, maar bijvoorbeeld nog (te) veel begeleiding nodig hebt of dat je nog te weinig inzicht hebt in de praktijksituatie. Je zit bijvoorbeeld nog op p terwijl een P vereist is. Je hebt dus meer tijd nodig om je verder te ontwikkelen tot de gestelde kwalificerende score R , P of T .

Bij R r , P p en T t spelen nog drie factoren een belangrijke rol: • de complexiteit van de context/de beroepssituatie • demate van zelfsturing • demate van verantwoordelijkheid

Hierover gaat het volgende hoofdstuk.

21

KOMPAS

3 Demoeilijkheidsgraad

In de opdracht van de beroepsprestatie en proeve vind je het schema ´Moeilijkheidsgraad´.

Waarom staat dat daar? Het maakt namelijk bij het uitvoeren van een beroepsprestatie heel veel uit hoemoeilijk of makkelijk de praktijksituatie is. Ook of je veel of weinig begeleiding ontvangt. Als je begeleider je precies voordoet hoe je dient te handelen, is het voor jouminder moeilijk. Je hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Je voert je taak dan uit op het beheersingsniveau van een R r . Schema: MOEILIJKHEIDSGRAAD In het onderstaande schema zie je dat er rondjes gearceerd zijn. Namelijk: een open context, begeleid, uitvoering van eigen takenpakket en jouw samenwerkingmet collega’s. Binnen deze drie factoren voer je de opdracht in de beroepsprestatie of proeve uit. Dit schema geeft tevens de vereiste ontwikkeling aan binnen een opleidingsfase. In het begin van je opleiding is de praktijksituatieminder moeilijk en hoef je nog niet zo zelfstandig te handelen als in de latere fasen van je opleiding. Naarmate je vordert met je opleiding neemt dus de complexiteit van de praktijk toe, ben je zelfstandiger en neemt je verantwoordelijkheid voor taken toe. Dit laatste hangt af van het niveau en de inhoud van je opleiding.

Demate van complexiteit van de beroepssituatie

Demate van zelfsturing

Demate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerkingmet collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

22

VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3

3.1 Complexiteit Een gesloten context is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider geeft instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen. Een open context is minder voorspelbaar. Er is sprake vanmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen voor problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig. In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare enmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.

3.2 Zelfsturing

Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je ontwikkeling en leerproces. De sturing in de beroepsprestaties is in het begin hoog en neemt af in de latere fasen van je opleiding, respectievelijk latere beroepsprestaties of proeven.

Dit zie je in het schema ‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van je leerproces (HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief laagcomplexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer. Jij en de beoordelaar kunnenmet behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandigmoet uitvoeren. Geleid Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de handeling uitvoert en nabespreekt.

23

KOMPAS

Begeleid Met begeleid wordt een coachendemanier van begeleiden bedoeld. De begeleider stuurt je op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn, waarna je de beroepsprestatie nagenoeg zelfstandig uitvoert. Je vraagt raad en advies en je kunt zo nodig tijdens en na de uitvoering terugvallen op de begeleider. Zelfstandig Bij zelfstandig handelen wordt van je verwacht dat je de beroepsprestatie of proeve zonder begeleiding uitvoert. Naderhand rapporteer je over je handelen. Je legt uit jezelf verantwoording af. De proeve is altijd kwalificerend en voer je zelfstandig uit. 3.3 Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket is van toepassing op iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding, ongeacht het opleidingsniveau. In het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ is dit rondje daarom altijd gearceerd. Ook het rondje jouw samenwerkingmet collega’s zal tamelijk snel in de opleiding gearceerd zijn. Je voert de beroepshandelingenmet zorg en toewijding uit en legt daarover verantwoording af aan je collega’s. Het afleggen van die verantwoording gebeurt geleid, begeleid of zelfstandig (zie boven). Aansturing en verantwoordelijkheid voor de hele zorg- en begeleidingscyclus is gearceerd bij een opleiding op niveau 3 en 4 en in een latere fase van de opleiding. Om verantwoordelijkheid voor de hele cyclus te kunnen dragen, zal de praktijk daarop geselecteerd worden. Bijvoorbeeld het begeleiden van een stagiaire of het inwerken van een nieuwemedewerker doet zich niet in iedere praktijk voor. De opdrachten in de beroepsprestaties/proeve zijn in het begin aanvang klein van opzet. Naarmate je vordert met je opleiding zijn de beroepsprestaties/proeven omvangrijker en complexer.

24

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

4 Taal- en rekenvaardigheden

Je hebt gekozen voor een talig beroep. Tijdens je opleiding luister je veel naar instructies, lees je vakliteratuur, schrijf je rapportages, voer je gesprekken en geef je presentaties. Je hebt binnen je opleiding dus veel mogelijkheden om aan taal te werken en op het vereiste taalniveau te komen. Jouw beroepsontwikkeling gaat samenmet je taalontwikkeling. Ook kun je in je beroep niet zonder rekenvaardigheden. Een verzorgendemag bijvoorbeeld geen foutenmaken in het berekenen van injectie(vloei)stoffen of cilinderinhoud van een zuurstofcontainer. Het belang van taal- en rekenvaardigheden voor je vakbekwaamheid is dus groot. rekenvaardigheid van jongeren. Om die reden heeft de overheid een wet aangenomen die MBO scholen verplicht om studenten een actief lesprogramma aan te bieden en hen op taal- en rekengebied te examineren. Deze wet heet de doorlopende leerlijn Taal en Rekenen, ook wel referentieniveaus genoemd. In deze wet staan de vereiste niveaus voor Nederlands en rekenen vanaf de basisschool, (V)MBO, HBO tot universiteit. Voor het MBO gelden voor taal de niveaus 2F en 3F. De niveaus voor rekenen variëren per rekenvaardigheid en per opleiding van 1F tot 3F. In het kwalificatiedossier (KD) van je opleiding tot verzorgende zijn eveneens de eisen voor taal en rekenen vastgelegd. Dit staat hieronder vermeld. 4.1 De taal- en rekeneisen De laatste jaren is er maatschappelijk veel kritiek gekomen op de taal- en

VZIG

Nederlands

lezen, luisteren, gesprekken, spreken, schrijven: 2F

getallen: 2F, verhoudingen: 2F, meten enmeetkunde: 1F, verbanden (in KD niet ingevuld)

Rekenen

Eenmoderne vreemde taal (Engels) is niet verplicht voor niveau 3. Studenten diewillen doorstromennaar niveau 4 dienen er rekeningmee te houden dat Engels voor niveau 4wel verplicht is.

25

KOMPAS

Voorbeeld tabel niveau 3

Examenonderdelen gebaseerd op F niveau

Examenvorm

Resultaat

Eindcijfer

Nederlandse taal

Centraal examen (CE): lezen en luisteren Instellingsexamen (IE): gesprekken, spreken en schrijven Centraal examen (CE): verhoudingen, meten, meetkunde en verbanden

Cijfer CE (getal 1,0 t/m 10,0) Cijfer IE (getal 1,0 t/m 10,0)

Eindcijfer 2F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal) Eindcijfer 2F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal)

Rekenen

Cijfer IE (getal 1,0 t/m 10,0)

4.2 Het werkenmet taalprestaties Je opleiding heeft een eigen lesprogramma en toetsing voor taal en rekenen. Studenten die werkenmet de taalprestaties van het Consortium, kunnen deze ontwikkelingsgericht en kwalificerend inzetten. Hoewel lezen en luisteren centraal worden geëxamineerd, blijft er altijd nog het vakspecifieke gedeelte over. Vandaar dat er ook voor lezen en luisteren taalprestaties beschikbaar zijn. Alle taalprestaties zijn gebaseerd op de F-niveaus. Het uitgangspunt in de taalprestaties is de integrale aanpak. Je scoort als student immers het beste wanneer Nederlands onderdeel is van alle leeractiviteiten en beroepsproducten. Op de opleiding en in de BPV lever je in feite dagelijks taalprestaties door te luisteren, te lezen, gesprekken te voeren, te schrijven en te spreken. Daarom kun je de taalprestaties goed combinerenmet de talige opdrachten in de beroepsprestaties/ proeve en LB-prestaties. De opleiding bepaalt hoeveel en welke taalprestaties per taalvaardigheid je inlevert om het vereiste taalniveau van de opleiding aan te tonen. Je overlegt met je begeleider over de keuze voor opdrachten en welke taalprestaties je ontwikkelingsgericht uitvoert en welke kwalificerend.

26

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

4.3 De opzet van taalprestaties De taalprestaties zijn zo opgezet dat je deze op ieder gewenst moment binnen je opleiding kunt inzetten. Iedere taalprestatie beslaat 1 A4met op de voorkant de typering, de opdracht en het resultaat. Je herkent de structuur omdat deze hetzelfde is als de beroepsprestaties/proeve en LB-prestaties. Op de achterzijde staat de beoordelingslijst. Dit is een fragment van de lijsten Niveaubepaling Nederlands waarop alle F-niveaus naast elkaar staan afgebeeld. Deze algemene lijst is op je opleiding verkrijgbaar en geeft na invulling een goed beeld van je totale taalontwikkeling. 4.4 De beoordeling van taalprestaties De beoordelaar geeft op de beoordelingslijst van de taalprestatie aan: • of je de opdracht kwalificerend of ontwikkelingsgericht hebt uitgevoerd • of je aan het voorwaardelijk criterium ‘uitwerking van de opdracht is afgestemd op doel’ hebt voldaan Bijvoorbeeld: • Wanneer je de taalprestatie ‘Reflectieverslag’ inhoudelijk voldoet aan de eisen van de opleidingm.b.t. het maken van een reflectieverslag, krijg je een GO en gaat de beoordelaar naar de volgende beoordelingsstap. • Wanneer tijdens een klachtengesprek blijkt dat je niet ingaat op de klachten, krijg je een NO GO en stopt hier de beoordeling. • Na een GO gaat de beoordelaar na: – – of je de diverse beoordelingscriteria hebt aangetoond – – of bepaalde criteria op een hoger niveau zijn behaald. Dit gebeurt met behulp van de algemene lijsten niveaubepaling SCBO. • Dit alles resulteert in een eindcijfer.

27

KOMPAS

5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling (LB)

Binnen loopbaanontwikkeling ben je bezig inzicht te krijgen in je kwaliteiten, motieven enmogelijkheden. Dit ondersteunt je bij het maken van de juiste keuzes in je opleiding en je beroep. Burgerschap draagt bij aan jemaatschappelijke betrokkenheid. Je kunt stellen dat loopbaan en burgerschap belangrijk zijn voor jou als persoon, maar ook voor het leerklimaat binnen de school en de BPV. Als je gemotiveerd bent, neem je ook meer verantwoordelijkheid voor je omgeving.

5.1 De eisen voor loopbaan en burgerschap Voor studenten die dit jaar met de opleiding gestart zijn, gelden de kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het MBO, studiejaar MBO 2012-2012. Deze kwalificatie-eisen zijn opgedeeld in vier dimensies en loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling.

De dimensies zijn: • politiek-juridische dimensie • economische dimensie • sociaal-maatschappelijke dimensie • vitaal burgerschap

5.2 Het werkenmet LB-prestaties Loopbaan en burgerschap staan niet op zichzelf. Wanneer je werkt met de LB-prestaties van het Consortium, dan kun je de opdrachten in de LB-prestaties integreren in andere leeractiviteiten en prestaties, op elk gewenst moment binnen je opleiding. Dit kan zijn tijdens het werken aan een beroepsprestatie, aan een leeractiviteit voor loopbaan of burgerschap of aan een taalprestatie. Daarnaast kunnen ze ook ingezet worden in je privésituatie. Voorbeelden: • Je doet vanuit een beroepsprestatie of proeve onderzoek naar de wetgeving binnen het beroep. Je kunt op dat moment ook de LB-prestatie 2.2, opdracht C . inzetten: ‘Onderzoek welke wetgeving van belang is voor het beroep dat je gekozen hebt en de consequentie hiervan voor de keuzes die jemaakt in je werk.’

28

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

• Je doet aan sport. Je kunt in het kader van vitaal burgerschap de LB-prestatie 5.2, opdracht D . inzetten: ‘Beoefen gedurende een langere periode een sport onder supervisie van een deskundige (instructeur, sportleraar, trainer).’ • De taalprestatie ‘Het schrijven van een verslag’ kun je ook gebruiken binnen de LB- prestatie 4.1, opdracht A . Deze opdracht gaat over het schrijven van een recensie. 5.3 De opzet van LB-prestaties Er zijn voor jouw opleiding 12 LB-prestaties. Deze zijn opgezet volgens hetzelfde stramien als de beroepsprestaties, proeven en taalprestaties. Iedere LB-prestatie bevat een typering, de opdracht, het resultaat en de beoordelingslijst. Het voordeel hiervan is de herkenbaarheid. Je kent de structuur en je kunt steeds dezelfde werkwijze toepassen. Iedere opdracht bestaat uit deelopdrachten waar je uit kiest. Afhankelijk van de LB- prestatie zijn enkele opdrachten verplicht gesteld. Deze verplichting hangt samenmet een essentieel deel van je opleiding, bijvoorbeeld het maken van een POP/PAP. Per LB-prestatie worden steeds twee bewijsstukken gevraagd. Deze twee bewijsstukken tezamen dienen alle competenties in de beoordelingslijst te dekken. Je overlegt met je begeleider welke LB-prestaties je gebruikt op welk moment binnen je opleiding. In iedere LB-prestatie is er ruimte voor een vervangende opdracht. Jij en/of je opleiding kunnen voor een andere passende opdracht kiezen. Voorwaarde is wel dat de opdracht de competenties uit de beoordelingslijst dekt. De 360 graden feedbacktest, die deel uitmaakt van het studiepakket LB-prestaties, bestrijkt nagenoeg alle facetten van het leren, van loopbaanontwikkeling en burgerschap. Door regelmatigmet deze feedbacktest te werken, krijg je een goed beeld van het verloop van je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. 5.4 De beoordeling van LB-prestaties In de beoordelingslijst geef je aan welke bewijsstukken welke beoordelingscriteria dekken. Op diemanier leer je bewust te denken vanuit competenties binnen de gestelde opdracht. De beoordelingslijst lijkt in opzet veel op die van de beroepsprestaties. Er zijn competenties en prestatie-indicatoren die verwijzen naar de dimensies binnen loopbaan en burgerschap. De beoordeling is altijd ontwikkelingsgericht. Dit komt omdat de overheid de kwalificatie- eisen voor loopbaan en burgerschap wel belangrijk vindt, maar niet normerend. Iedere opleiding heeft de verplichting om aan te tonen dat studenten actief bezig zijnmet hun loopbaanontwikkeling enmet hun verantwoordelijkheid als burger. De LB-prestaties lenen zich hier goed voor. Ze sluiten aan op je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling.

29

KOMPAS

6 Leren-leervaardigheden

Het MBO levert je een drievoudige kwalificering op, namelijk: een kwalificatie voor het beroep, voor taal en rekenen en voor loopbaan en burgerschap.

Je leert voortdurend. Altijd en overal. Het leren houdt niet op bij een zekere leeftijd. De BPV is bij uitstek de plek om het beroep te leren. Maar je leert ook in allerlei andere situaties: thuis, in je sport of hobby en het uitgaan. In een competentiegerichte opleiding staat het leren in de beroepspraktijk centraal. Demanier waarop je leert (je leerstijl) is afhankelijk van je leeftijd, je leergeschiedenis, ervaringen en opleiding. Het kan zijn dat je leerstijl zich door de tijd heen wijzigt van bijvoorbeeld een doener naar een denker. Door het uitproberen van een andere leerstijl dan je gewend bent, haal jemeer uit je opleiding. Door samen te werken leer jemeer. Bovendien heb je voor een beroep gekozen waarin veel wordt samengewerkt. De aard van je werk is vaak zodanig dat er andere disciplines bij betrokken zijn. Bijvoorbeeld een arts, pedagoog, psycholoog of fysiotherapeut. Vaak werk je in een team. In dat team vindt controle en onderlinge afstemming plaats. In een team kun je elkaar stimuleren om individuele kwaliteiten en competenties goed te benutten. Samenwerken is een sociaal aspect van het leren. Door open te staan voor de verschillende invalshoeken en achtergronden van jemedestudenten en collega’s, word je wijzer. Dat is verrijkend voor je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. In de opleiding begin je qua samenwerking niet blanco. Je hebt al veel ervaringen opgedaanmet het samenwerken op je vorige school, in het gezin enmet je vrienden. Misschien niet bewust, maar je hebt hier toch van geleerd. Je bouwt in deze opleiding verder aan jouwmanier van samenwerkenmet je medestudenten en collega’s. Als je samenwerkt aan een opdracht binnen een beroepsprestatie/proeve, bewaak dan daarin jouw persoonlijke aandeel want je wordt daarop beoordeeld. Het is niet het groepsresultaat dat telt, maar het individuele resultaat. Samenwerken en overleggen is een belangrijke competentie binnen je opleiding.

30

VERZORGENDE-IG 3 - Fase 1, 2 EN 3

Afhankelijk van de school en de opleiding die je volgt, werk je vaak of minder vaak in een werkgroep (of peergroep). In je werkgroep bespreek jemet elkaar hoe jullie graag met elkaar willen samenwerken. Samenwerken staat niet op zichzelf. Je werkt samen naar een resultaat toe. In de leerprestatie ‘Samenwerkend leren’ wordt expliciet van de werkgroep gevraagd om regels voor de samenwerking te formuleren en van daaruit een samenwerkingscontract op te stellen. Ook het bijhouden van een logboek is gangbaar. Een logboek is handig voor de samenwerking. Daarin is bijvoorbeeld opgenomen: een samenwerkingscontract, een overzicht van leerdoelen van de leden van de werkgroep en afspraken voor werkoverleg. Dit schept duidelijkheid. Met het gebruik ervan weet iedereen waar men aan toe is. Je kunt ook een persoonlijk logboek bijhouden. Wanneer je op gezette tijden opschrijft hoe je gehandeld hebt in bepaalde situaties, kun je bij de reflectie op je eigen handelen hier gemakkelijk op teruggrijpen. 6.1 Reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode Het gebeurt vast wel eens dat je impulsief reageert op een situatie. Dat wil niet zeggen dat je niet eerst nadenkt voordat je iets doet, maar dat je handelt op basis van emoties. Of dat je reageert vanuit een vooringenomen standpunt of overtuiging zonder dat je dit zelf in de gaten hebt. Bijvoorbeeld een collegamet wie je samenwerkt loopt vast en voordat je het goed en wel beseft, heb je zijn taken overgenomen. Door terug te kijken op de situatie krijg jemeer kennis over jezelf en over demanier waarop je gehandeld hebt.

Reflectie is terugkijken op eigen ervaringen om daarvan te leren.

31

KOMPAS

Made with