Gids voor de werkgever - Editie 2018

Algemeen De opzegging gebeurt, op straffe van nietigheid, op één van de hierna beschreven manieren. Om geldig te zijn moet de opzeggingsbrief naast datum en handtekening ook het begin en de duurtijd van de opzeggingstermijn vermelden. De opzegtermijn zal steeds aanvangen de maandag volgend op de betekening van het ontslag. Door een aangetekende brief: deze brief wordt geacht om drie werkdagen (alle dagen behalve de zon- en feestdagen) onderweg te zijn na de dag van verzending. De derde werkdag heeft hij uitwerking (wordt geacht “betekend” te zijn) en ten vroegste de maandag erop volgend kan de opzeggingstermijn aanvangen;  Bij deurwaardersexploot: de dag zelf van de betekening van het exploot heeft de brief uitwerking. De opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen. Indien de opzegging uitgaat van de werknemer gebeurt de kennisgeving op één van de volgende wijzen:  Door een aangetekende brief;  Bij deurwaardersexploot;  Door afgifte aan de werkgever van een geschrift: de werkgever moet voor ontvangst tekenen of de betekening heeft niet plaatsgevonden. Het geschrift heeft de dag zelf uitwerking. De opzeggingstermijn kan ten vroegste de maandag nadien aanvangen. De opzegtermijn wordt bepaald in functie van de verworven anciënniteit op het moment dat de opzegtermijn ingaat. Er dient ook rekening gehouden te worden met de anciënniteit die de werknemer (arbeider of bediende) heeft verworven als uitzendkracht bij de werkgever. Er dient enkel rekening gehouden te worden met deze opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht onder volgende voorwaarden:  De aanwerving volgt onmiddellijk of met een onderbreking van maximum 7 kalenderdagen op de periode van uitzendarbeid bij dezelfde werkgever;  Het betreft dezelfde functie als tijdens de periode van uitzendarbeid;  De voorafgaande periodes van uitzendarbeid moeten ononderbroken zijn of met een onderbreking van maximum 7 kalenderdagen. Tussenliggende periodes van inactiviteit van maximum 7 kalenderdagen worden meegeteld voor de berekening van de anciënniteit;  Het ontslag dient uit te gaan van de werkgever. Opzeggingstermijnen Voor werknemers in dienst vóór 1 januari 2014 bestaat de opzegtermijn uit twee delen: een deel volgens de ontslagregels die golden op 31/12/2013 (in functie van de anciënniteit tot en met 2013) en een deel volgens de regels die gelden voor werknemers in dienst vanaf 01/01/2014 (zie hieronder). Op de regel dat deel 1 van de opzegtermijn moet worden bepaald rekening houdend met de opzegtermijnen die golden op 31/12/2013 bestaat slechts één uitzondering, namelijk voor de bedienden wiens jaarloon op 31/12/2013 meer bedroeg dan 32.254 EUR: in geval van ontslag door de werkgever geldt in dit geval een vaste termijn van één maand per begonnen jaar anciënniteit, met een minimum van 3 maand. Indien de opzegging uitgaat van de werkgever kan de kennisgeving enkel gebeuren:  De opgebouwde anciënniteit als uitzendkracht waarmee rekening gehouden dient te worden, is beperkt tot 1 jaar.

Voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014 gelden de onderstaande opzeggingstermijnen.

Tot en met 5 jaar anciënniteit

Made with FlippingBook HTML5