Gids voor de werkgever - Editie 2018

Sinds 2012 is het recht op uitkeringen bij volledige werkloosheid grondig gewijzigd. Zo werden de regels voor de geleidelijke vermindering van het uitkeringsbedrag uitgebreid en verscherpt, in functie van de werkloosheidsduur en het beroepsverleden als loontrekkende. De toegangsvoorwaarden tot het recht op uitkeringen en de voorwaarden om na werkhervatting opnieuw hogere uitkeringen te ontvangen, werden dan weer versoepeld.

De volgende percentages gelden voor werklozen tijdens de eerste periode (12 maanden) van werkloosheid:

Gezinstoestand

Eerste periode 12 maanden Maand 1-3

Maand 4-6

Maand 7-12 60% op de intermediaire loongrens 60% op de intermediaire loongrens 60% op de intermediaire loongrens

Samenwonende met gezinslast

65% op de hoogste loongrens

60% op de hoogste loongrens

Alleenwonenden

65% op de hoogste loongrens

60% op de hoogste loongrens

Samenwonende

65% op de hoogste loongrens

60% op de hoogste loongrens

Tijdens de tweede periode dalen deze percentages geleidelijk, om uiteindelijk in de derde periode vervangen te worden door een forfaitair bedrag, afhankelijk van de gezinssituatie.

WACHTTIJD LOONTREKKENDEN Om het recht op werkloosheidsuitkeringen te genieten, moet de werknemer eerst een wachttijd doorlopen. Hij moet tijdens een welbepaalde periode (afhankelijk van de leeftijd van de aanvrager) een aantal arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen gepresteerd hebben.

Leeftijd

Nodige arbeidsprestaties voor voltijdse 6-dagenweek

< 36 jaar

312 dagen tijdens de 21 maand voor de aanvraag 468 dagen tijdens de 33 maand voor de aanvraag 624 dagen tijdens de 42 maand voor de aanvraag

36 tot < 50 jaar

50 jaar en +

Vrijwillig deeltijdse werknemers moeten ook een wachttijd doorlopen. Deze kan bijvoorbeeld gelijk zijn aan evenveel halve dagen als het aantal dagen dat een voltijdse werknemer moet bewijzen, tijdens een referteperiode van respectievelijk 24, 33 en 42 maanden, maar ook langere referteperiodes met meer gewerkte dagen zijn mogelijk. Zij moeten bovendien tewerkgesteld zijn in een deeltijdse arbeidsregeling van minstens 12 uur per week. De berekening van de halve arbeidsdagen gebeurt door het aantal arbeidsuren verricht tijdens de deeltijdse tewerkstelling te vermenigvuldigen met 6/S (S = het gemiddelde wekelijkse aantal arbeidsuren voor een voltijdse tewerkstelling in dezelfde functie). Het resultaat wordt dan vermenigvuldigd met 2. BEROEPSINSCHAKELINGSTIJD JONGEREN Jongeren die hun studie of hun leertijd beƫindigen, kunnen na verloop van een beroepsinschakelingstijd waarin zij zich hebben ingeschreven als werkzoekende, recht hebben op

Made with FlippingBook HTML5