István Bejczy - Een kennismaking met de Nederlandse geschiedenis

37

Tiende en elfde eeuw

verspreide bezittingen leefden, waren meestal slechts verplicht tot afdrachten, niet tot herendiensten. Ten slotte de Karolingische renaissance. Ontegenzeggelijk heb benKarel deGrote en zijnopvolgers de literatuur ende geleerdheid krachtig gesteund – niet als doel op zich, maar als middel om hun onderdanen een juiste, christelijke levenswandel bij te brengen. Daarvoor was het nodig goed Latijn te kennen en studie te maken van de Bijbel en de daarop geschreven commentaren. De grote abdijenuit denegende eeuwkenmerkenzichdanookdoor eenhoge literaire productie, zeker in vergelijkingmet de voorgaande eeuwen, terwijl ook deminiatuurkunst bloeide. InNederland stonden zulke abdijenniet.Wel is deKarolingische tijdde periodewaaruit de eer ste inheemse schrijvers bekend zijn, al behoren hun werken, die voornamelijk uit heiligenlevens bestaan, niet tot de hoogtepunten vande toenmalige literatuur.De taalwaarinzij schreven,wasuitslui tendhet Latijn. Nederland onder de Duitse koningen Nederland bestond in de tiende en elfde eeuw uit talloze kleine graafschappen en heerlijkhedenwaar erfopvolging de regel was.De meestedaarvanvielen innaamonderhethertogdomLotharingen, in de plaats gekomen voor het gelijknamige koninkrijk en in de loop vande tiende eeuwgesplitst inNeder- enOpper-Lotharingen.Waar de noordgrens van dit hertogdom liep, is niet duidelijk, maar de Nederlandse kustprovincies lijken erbuiten te zijn gevallen. Hoemoest deDuitsekoning een rijkbeheersenwaarplaatselijke machthebbers hun eigen gang gingen?Otto I deGrote (r. 936-973), zoon van Hendrik de Vogelaar, vertrouwde op de bisschoppen. Geestelijken hadden immers geen wettige erfgenamen aan wie zij hun ambt konden overdoen. Otto en zijn opvolgers benoemden daarom hun vertrouwelingen tot bisschoppen en droegen zo veel mogelijk land en regeringstaken aan hen over (het ‘rijkskerkenstel sel’). Zo werdOtto’s broer Bruno zowel aartsbisschop vanKeulen als hertog van Lotharingen. Ook de bisschoppen van Utrecht en Luikwerdendoordekoningbegunstigd.Aande eerstewerden inde elfdeeeuwzelfshelegraafschappengeschonken, tebeginnen in1024 metDrenthe.Omstreeks hetmidden van de elfde eeuwwas de bis schop vanUtrecht veruit demachtigste heer vanNederland gewor den.HetUtrechtseSticht, zoals het gebiedwordt genoemdwaar de bisschop het wereldlijk gezag uitoefende, vormde een aaneengeslo ten geheel vandeMaas totGroningen. De stadUtrecht kwam dan ook vanaf de tiende eeuw tot bloei. Otto I verleende de stadmuntrecht, er ontstond eenhandelswijk, er werden grachten aangelegd en kerken gebouwd. In de tiende eeuw verrees een parochiekerk. In de elfde eeuwwerd de dom (bestaand Tiende en elfde eeuw

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker