006122660008

2) Oefenwerkstukken

• Verzamel de tekeningen van de oefenwerkstukken. • Bepaal, in overleg met de praktijkopleider, welke oefenwerkstukken je gaat maken. • Maak een werkvoorbereiding van de oefenwerkstukken. • Maak de oefenwerkstukken. Oefening 1 Punt smeden a. Zie hoofdstuk 2.2 in ‘Basisvaardigheden Smeden’. Je gaat oefenen op een vierkante punt voor je pook. b. Maak hem niet te lang en te spits. Laat dit ook voordoen en let op je positie ten opzichte van het aambeeld, de stand van je hamer en een gele hitte aan de punt van je materiaal. c. Draai het materiaal na elke slag 90 graden en houd daarbij de hoek, die je werkstuk met het aambeeld maakt, en de schuine stand van je hamer gelijk. d. Als de vierkante punt goed lukt, kun je als extra oefening de punt eerst achtkantig slaan en daarna rond. e. Laat de praktijkopleider je oefenwerkstukken beoordelen. f. Doe de beoordelingen en de tekeningen in je activiteitenmap onder tabblad 5. Oefening 2 Warm buigen 1. Zie de hoofdstukken 2.3, 2.4 en 2.5 in het smeedboek Basisvaardigheden Smeden. Laat ook dit voordoen. 2. Teken op papier een krul of cirkel, die als handvat van je pook zou kunnen dienen. (Ongeveer 50-60 mm.) Als deze goedgekeurd is, neem je hem over op plaat 2 mm. 3. Als je gaat buigen, dient de afbeelding als houvast. Bedenk dat als je een zelfgetekende krul precies kunt smeden, je feitelijk iedere krul (of vorm) kunt smeden. 4. Werk precies en probeer zo min mogelijk te ‘smokkelen’. 5. Laat de praktijkopleider je oefenwerkstukken beoordelen. 6. Doe de beoordelingen en de tekeningen in je activiteitenmap onder tabblad 5. Oefening 3 Een tors maken 1. Een tors of tordering maken: zie hoofdstuk 2.19 van Basisvaardigheden Smeden. 2. Als je een warme tors gaat maken, heb je niet veel tijd om te werken. Het ijzer koelt immers weer af. 3. Zorg dan ook dat je alles goed hebt voorbereid en dat alle gereedschappen klaarliggen. Je hoeft dan niet naar iets te zoeken terwijl je werkstuk afkoelt. 4. Je hebt nodig: een bankschroef om je hete materiaal in te spannen en om te draaien (torsen). Denk bijvoorbeeld aan een smeedtang of een wringijzer of een

25

SMEDEN VAN EEN VUURPOOK

Made with