13ZW4VPCE2BEG

G. Instrueren van een zorgvrager, mantelzorger of naaste Kies een zorgvrager, mantelzorger of naaste uit die je een verpleegtechnische handeling aanleert. Maak hiervoor een instructieplan. Verwerk feedback van een collega in je instructieplan. Voer je plan uit en rapporteer of de instructie goed is overgekomen. H. Pijnbegeleiding Je begeleidt een zorgvrager met pijn. Voer deze opdracht uit aan de hand van onderstaande stappen: – Observeer de zorgvrager met behulp van een pijn(anamnese)instrument. – Beschrijf de oorzaak, de wijze waarop de betreffende zorgvrager pijn beleeft, de voorgeschreven pijnbestrijding en de effecten daarvan. – Overleg met collega’s en andere disciplines over het beschreven pijnprobleem en stem de zorg af. – Plan na dit overleg de gewenste activiteiten en voer deze uit. – Betrek hierbij de mantelzorger of naaste. – Pas je activiteiten aan als dit na verandering in de pijnbeleving nodig is. – Je rapporteert schriftelijk je begeleiding van de zorgvrager met pijn. I. Begeleiden bij verandering en verliesverwerking Je begeleidt een zorgvrager gedurende vijf dagen bij verandering en verliesverwerking. Je betrekt bij je begeleiding de mantelzorger of naaste van de zorgvrager.

Denk bij soorten veranderingen en verlieservaringen bijvoorbeeld aan: – accepteren van zorg door ziekte, stoornis of beperking – aanvaarden van het sterven – verhuizing van thuis naar zorginstelling – verlies van zelfredzaamheid – verlies van belangrijke anderen – verlies van huisdieren – verlies van baan.

Je maakt een begeleidingsplan, voert dit uit en evalueert dit met de zorgvrager, mantelzorger of naaste. EIGENDOM CONSORTIUMBO

11

2 ONDERSTEUNEN BIJ VERPLEEGTECHNISCHE HANDELINGEN

Made with