Marilene Gathier en Marieke Goedegebure - Beter Nederlands spreken

hoofdstuk 1  Kennismaken

Grammatica: persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

onderwerp geen onderwerp bezittelijk

1 e persoon enkelvoud 2 e persoon enkelvoud

ik

mij, me

mijn

jij, je

jou, je

jouw, je

2 e persoon enkelvoud, formeel u 3 e persoon enkelvoud, man hij 3 e persoon enkelvoud, vrouw zij, ze 3 e persoon enkelvoud, ding hij, het

u

uw zijn

hem haar

haar

hem, het

zijn

1 e persoon meervoud 2 e persoon meervoud 3 e persoon meervoud

wij, we

ons

ons, onze

jullie zij, ze

jullie

jullie hun hun

ze, hen, hun

3 e persoon meervoud, dingen ze

ze

Voornaamwoorden met en zonder nadruk

Er is een verschil in uitspraak tussen voornaamwoorden die de nadruk krijgen (jij, zij, wij, mij, jou, jouw) en voornaamwoorden die geen nadruk krijgen (bij voorbeeld: me, je, ze, we). Voornaamwoorden zonder nadruk spreek je uit met de stomme e [ ɘ ]. Ook bij woorden die je maar op één manier schrijft (hij, hem, haar, enzovoort) kun je dit verschil in uitspraak laten horen. Vergelijk bijvoorbeeld: Ik bedoel hem niet, maar haar (nadruk op ‘hem’ en ‘haar’). Ik zie hem niet (nadruk op ‘zie’).

Klinkt als

Bijvoorbeeld:

Voornaamwoord zonder nadruk Soms schrijven we de woorden tussen haakjes ook.

ik (’k)

[k]

1 ‘k Zie je. 2 Zie je me? 3 Kom je?

[m ɘ ]

me

[j ɘ ]

je

[(h) ɘ t]

4 Ik zie ’t.

het (’t)

5 Daar komt ie.

hij

[ie] (niet als eerste woord in de zin)

25

Made with FlippingBook flipbook maker