14ZW3VZCW

Competentie E: Samenwerken en overleggen

Werkprocessen:

1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (BP 1.5, BP 2.3, BP 2.6, BP 3.1) Componenten: anderen raadplegen en betrekken, afstemmen, proactief informeren Eindgedrag: Je ondersteunt de zorgvrager bij persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld bij eten en drinken, uitscheiding, mobiliteit en waak- en slaapritme. Je observeert en signaleert continu veranderingen en bewaakt hiermee de gezondheidstoestand en het welbevinden. Je past continu risicosignalering toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager. Je rapporteert de bevindingen aan betrokken deskundigen en zet zo nodig vervolgstappen in gang. In de KZ verzorg je ook de pasgeborene en geeft hulp bij borst- of flesvoeding. In de VVT, GHZ en GGZ bied je in voorkomende gevallen terminale zorg en ondersteuning, en voorkomt daarbij zoveel mogelijk (bed)complicaties en ongemakken. Je schakelt deskundigen in als een zorgvrager is overleden. Je zorgt voor een eerste opvang van naasten. Je zorgt er mede voor dat de naasten op een goede manier afscheid kunnen nemen van de overledene. 1.9 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties (BP 2.2, BP 2.4, BP 2.6, BP 2.7, BP 3.1) Componenten: anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je signaleert en onderneemt actie bij onvoorziene en crisissituaties. Deze kunnen het gevolg zijn van gedragsproblemen van psychosociale of psychiatrische aard of grensoverschrijdend gedrag enerzijds of van problemen van somatische aard anderzijds. In de GGZ schat je suïcidaliteit en gevaar voor derden in. Je grijpt in en past in uitzonderlijke situaties middelen en maatregelen toe volgens afspraken in het zorgplan en de richtlijnen van de organisatie. Je roept de hulp in van collega’s of deskundige(n) van andere disciplines. Je probeert, indien mogelijk, crisissituaties te voorkomen. In de GHZ bespreek je achteraf (de gevolgen van) het voorval met de gehandicapte en eventueel zijn omgeving. In de GGZ voer je zo nodig preventieve acties uit die gericht zijn op het voorkomen van erger .

1.10 Stemt de zorgverlening af (BP 1.3, BP 2.7, BP 3.2) Componenten: anderen raadplegen en betrekken, afstemmen Eindgedrag:

Je stemt de werkzaamheden af met collega’s onderling en met collega’s van andere disciplines; plant, maakt afspraken met collega’s over de manier waarop zij zorg verlenen en hoe ze dit organiseren. Ook draag je indien nodig werkzaamheden over. Je stemt de zorg zo nodig af met naasten of met andere betrokkenen. Je neemt deel aan voor afstemming relevante overlegvormen en collegiale consultaties. Je past je aanpak aan als blijkt dat dit nodig is.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de theoretische uitgangspunten van basiszorg • • taken en werkzaamheden m.b.t. de persoonlijke zorg • • de verschillende vormen van het communicatieproces

• • basiszorg verlenen die is afgestemd op de specifieke behoeften van de zorgvrager • • collega’s, mantelzorger, naasten, vrijwilligers en andere disciplines tijdig inschakelen en actief bij de zorg betrekken • • luisteren naar collega´s en andere betrokken disciplines

• • zelfbewust • • kritisch • • reflectief • • tolerant • • laagdrempelig • • open naar anderen

10

Zorg & Welzijn serie 2014

Made with