ClearLLab 10C - DU - Nederlandse versie

Resultaten van flowcytometrische immunofenotypering

Bij flowcytometrische immunofenotypering wordt een fenotypisch afwijkende voorgangerpopulatie geïdentificeerd met uitdrukking van middelmatig CD5, variabel CD7, middelmatig CD13, middelmatig CD33, helder CD34, middelmatig CD38, zwak CD45, middelmatig CD117, zwak CD123 en helder HLA-DR zonder CD14, CD15, CD64 of andere lymfoïde of myeloïde antigenen. In vergelijking met normale CD34 positieve voorgangers zijn de uitdrukking van CD5 en CD7, de toegenomen uitdrukking van CD34 en de afgenomen uitdrukking van CD45 afwijkend. Daarnaast vertonen de monocyten (groen) een afwijkende uitdrukking van CD56 en vertonen de granulocyten (blauw) een abnormale afgenomen zijwaartse verstrooiing, wat duidt op hypogranulariteit met een afwijkende uitdrukking van verhoogd CD11b en verhoogd CD33. Het immunofenotype van de abnormale voorgangerpopulatie komt overeen met dat van enigszins uitgebreide abnormale CD34 positieve voorgangers. In de context van een oudere patiënt met cytopenie, in combinatie met abnormale monocyten en granulocyten, is dit resultaat consistent met een myeloïde stamcelaandoening, en dan met name een laagwaardige vorm van een myelodysplastisch syndroom. Voor de diagnose van myelodysplasie is echter morfologische en cytogenetische correlatie nodig, waaronder een morfologische telling van het aantal onvolwassen cellen, zodat acute myeloïde leukemie kan worden uitgesloten. Uit aanvullende tests blijkt op basis van de morfologie dat er in 14% van de gevallen onvolwassen cellen aanwezig zijn met 22% monocyten. Het karyotype is normaal. Dit duidt mogelijk op chronische myelomonocytische leukemie (CMML). Voor een definitieve classificatie is echter correlatie met aanvullende laboratoriumgegevens vereist.

Inhoudsopgave > Neoplastisch proces van de oorsprong van myeloïde cellen > Case #24: Myelodysplastisch syndroom

Elke gebeurtenis telt

585 Beckman Coulter • ClearLLab 10C-panels • C33374 AA