CZW20120035

CZW20120035

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen Competentiewijzer

| Niveau 4

Competentiewijzer (2012-pbgz-pbsd-cw)

Opleiding:

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg - Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

4 1, 2 en 3

Niveau Fase

Artikelnummer CZW20120035

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider J. Oost

Ontwikkelaars van deze fase J. Aarden A. Bakker E. Schoone

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inleiding Deze competentiewijzer is afgeleid van het kwalificatiedossier Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg en Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen 2012. De competentiewijzer 2012 bevat alle competenties, componenten en werkprocessen die in het totale opleidingstraject gedurende de 3 fasen voorkomen. Het uitgangspunt is de competentie. Vervolgens is ieder werkproces, waarin de betreffende competentie voorkomt, benoemd met vermelding van de hierbij behorende componenten en het eindgedrag (de prestatie-indicatoren uit het kwalificatiedossier). Tevens staat bij ieder werkproces vermeld in welke onderdelen (beroepsprestatie, proeve, verantwoordingsverslag, assessmentgesprek) deze competentie met componenten voorkomt, met vermelding van de fase. Bij iedere competentie is een opsomming gegeven van kennis-, vaardigheden- en houdingsaspecten. Dit is geen uitputtende lijst, maar hij dekt wel de werkprocessen, de bijbehorende competenties en componenten.

De lijst kan naar eigen inzicht aangevuld worden.

De competentiewijzer is bedoeld voor studenten en opleiders. De verwachtingen en eisen van het beroep en de opleiding worden door de competentiewijzer goed in beeld gebracht.

Als student kan hij voor jezelf vaststellen wat je sterke en minder sterke kanten zijn binnen de verschillende competenties en werkprocessen. De competentiewijzer is een handig hulpmiddel bij het formuleren van je leerdoelen in het persoonlijke ontwikkelingsplan (POP).

Opleiders kunnen de competentiewijzer gebruiken bij de ondersteuning van studenten in hun studieloopbaan.

Ontwikkelaars J. Aarden A. Bakker E. Schoone

Ontwikkelteamleider J. Oost

3

COMPETENTIEWIJZER

Inhoud

Pagina

Competentie B:

5

Aansturen

Competentie C:

6

Begeleiden

Competentie D:

8

Aandacht en begrip tonen

Competentie E:

10

Samenwerken en overleggen

Competentie F:

12

Ethisch en integer handelen

Competentie H:

13

Overtuigen en beïnvloeden

Competentie J:

14

Formuleren en rapporteren

Competentie K:

15

Vakdeskundigheid toepassen

Competentie L:

17

Materialen en middelen inzetten

Competentie M: Analyseren

19

Competentie N:

20

Onderzoeken

Competentie Q:

21

Plannen en organiseren

Competentie R:

23

Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

Competentie T:

24

Instructies en procedures opvolgen

Competentie U:

25

Omgaan met verandering en aanpassen

Competentie Y:

26

Bedrijfsmatig handelen (alleen PBGZ)

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 4

Competentie B: Aansturen

Werkprocessen:

2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven (BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: instructies en aanwijzingen geven, richting geven Eindgedrag: Je voorziet collega’s en deskundigen van informatie en aanwijzingen over de cliënt. Je maakt afspraken met collega’s en het sociale systeem van de cliënt, zodat de cliënt een zo optimaal mogelijke regie over zijn leven kan voeren. 3.4 Voert coördinerende taken uit (alleen PBSD) (BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: instructies en aanwijzingen geven, richting geven Eindgedrag: Je maakt afspraken over wat er moet gebeuren en wanneer. Je zorgt voor duidelijke informatie en instructies. Je geeft aan wat je van andere medewerkers en deskundigen verwacht en je ziet er op toe dat dat ook gebeurt.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende gesprekstechnieken • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau F3 • • verschillende begeleidingsmethodieken en begeleidingsstijlen • • pedagogiek ten aanzien van je doelgroep • • psychologie in relatie tot je doelgroep • • motivatietheorieën • • ziektebeelden • • leer-, gedrags- en opvoedingsproblemen • • de sociale vaardigheden • • de regels van feedback geven en ontvangen alleen voor PBSD: • • de theorieën van het leidinggeven • • de inhoud van coördinatietaken

• • jezelf presenteren • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • motiveren • • gesprekstechnieken toepassen • • begeleidingsmethodieken toepassen • • kennis omzetten in de juiste manier van handelen • • sociale vaardigheden toepassen • • feedback geven en ontvangen • • doelgericht werken • • de cliënt en het cliëntsysteem coachen alleen voor PBSD: • • leiding geven op verschillende niveaus • • teamactiviteiten op elkaar afstemmen

• • sociaal • • beleefd

• • respectvol • • motiverend • • empathisch • • enthousiast • • weerbaar • • flexibel • • open

• • ...................

• • prioriteiten stellen • • collega’s inspireren • • improviseren

• • .......................................................

• • ...............................................

5

COMPETENTIEWIJZER

Competentie C: Begeleiden

Werkprocessen:

2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging (BP 1.4, Proeve fase 2) Componenten: coachen, motiveren, anderen ontwikkelen Eindgedrag:

Je stimuleert de cliënt om gestelde doelen op het gebied van persoonlijke verzorging te bereiken. Je coacht, indien mogelijk, de cliënt om zelf alternatieven in zijn gedrag en persoonlijke verzorging uit te proberen en met oplossingen te komen. Je creëert mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen op het gebied van persoonlijke verzorging. 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (BP 1.2, BP 2.3, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2) Componenten: adviseren, motiveren, anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je creëert (leer)situaties waarin de cliënt kan oefenen met gedrag dat voor hem wenselijk is. Je geeft heldere adviezen ten aanzien van wonen en huishouden. Je motiveert de cliënt om uitdagingen aan te gaan gericht op zijn ontwikkeling binnen wonen en huishouden. Je motiveert de cliënt zijn eigen waarden en normen te behouden binnen wonen en huishouden. 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding (BP 1.3, BP 3.1, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: coachen, motiveren, anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je creëert activiteiten waarin de cliënt kan oefenen met gedrag dat voor hem wenselijk is. Je zet begeleidingsmethodieken in om de cliënt in zijn ontwikkeling te stimuleren. Je stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door regelmatig constructieve feedback te geven. Je motiveert de cliënt om moeilijkheden te overwinnen. 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied (BP 1.2 , BP 2.1, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: motiveren, anderen ontwikkelen Eindgedrag: Je schept kansen en mogelijkheden voor de cliënt om zich te ontwikkelen.

Je motiveert de cliënt om zijn doel te bereiken. Je stimuleert de cliënt om uitdagingen aan te gaan. Je geeft feedback op het gedrag van cliënten dat zij in het contact met elkaar hebben. 2.6 Ondersteunt het sociale systeem (BP 2.4, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: coachen, adviseren Eindgedrag:

Je geeft de personen uit het sociale netwerk van de cliënt advies over de uitvoering van de ondersteuning. Je biedt de personen uit het sociale netwerk de mogelijkheid om de ondersteuning te geven aan hun naasten.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de specifieke kenmerken van de doelgroep • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënten • • diverse gesprekstechnieken

• • begeleidingsmethodieken toepassen • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • je gedrag aanpassen aan de doelgroep • • je gesprekstechnieken aanpassen aan de doelgroep • • verschillende vaardigheden inzetten op het gebied van gedragsbeïnvloeding

• • gemotiveerd • • ontwikkelings- gericht • • inlevend • • betrokken • • respectvol • • communicatief • • empathisch

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 6

Competentie C: Begeleiden (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • het plan van aanpak van de cliënten • • begeleidingsmethodieken • • het activiteitenaanbod, specifiek gericht op de doelgroep • • leer-, gedrags- en opvoedingsproblemen • • stimulerende activiteiten • • de regels van feedback • • gedragsregels binnen de doelgroep, het team en de organisatie • • waarden en normen binnen de doelgroep, het team en de organisatie • • coachingstheorieën • • theorie met betrekking tot groepsdynamica • • verschillende spel- en gebruiksmaterialen • • de wensen ten aanzien van hygiëne, persoonlijke verzorging, wonen en huishouden • • de regels en protocollen voor de persoonlijke verzorging • • til- en verplaatsingstechnieken • • budgetteringsmethoden • • rekenen en wiskunde op 3F • • de wijze van voorlichting geven • • de wijze van instructie geven • • de wijze waarop je advies moet geven

• • een professionele relatie met de cliënt(en) opbouwen, onderhouden en afbouwen • • observeren en signaleren

• • echt • • motiverend • • reflectief • • eerlijk • • enthousiast • • flexibel

• • adviseren • • motiveren

• • groepsprocessen sturen en hanteren • • op een adequate manier omgaan met feedback geven en ontvangen • • begeleiding bieden bij de persoonlijke hygiëne • • begeleiding bieden bij huishoudelijke taken • • begeleiding bieden bij het budgetteren • • berekeningen uitvoeren op 3F • • voorlichting, advies en instructie geven

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

7

COMPETENTIEWIJZER

Competentie D: Aandacht en begrip tonen

Werkprocessen:

1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt (BP 1.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: interesse tonen, luisteren Eindgedrag:

Je toont belangstelling voor de cliënt en zijn naasten. Je toon betrokkenheid bij de cliënt en zijn naasten. Je luistert actief en vraagt door bij de cliënt en zijn naasten.

2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging (BP 1.4, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2) Componenten: anderen steunen, begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen Eindgedrag: Je toont begrip voor de mening van de cliënt ten aanzien van zijn voorkomen en persoonlijke hygiëne. Je toont begrip voor de gevoelens van de cliënt ten aanzien van zijn voorkomen en persoonlijke hygiëne. 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding (BP 1.3, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: inleven in andermans gevoelens, anderen steunen, zichzelf kennen en laten zien (alleen PBSD) Eindgedrag: Je hebt inzicht in de gevoelens van de cliënt. Je kunt de cliënt begeleiden tijdens moeilijke of lastige periodes in zijn leven. 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning (BP 1.2, BP 2.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.2, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: interesse tonen, luisteren Eindgedrag: Je vraagt de cliënt en andere betrokkenen naar hun ervaringen, gevoelens en ideeën over de geboden begeleiding en zorg. Je luistert aandachtig naar wat de cliënt en andere betrokkenen aangeven.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de verschillende methoden van gegevens verzamelen • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • het methodisch proces van gegevens verzamelen en verwerken • • de methodieken voor evalueren • • verschillende gesprekstechnieken • • de specifieke kenmerken van een functionele vertrouwensrelatie • • de specifieke kenmerken van de doelgroep • • de fasen in de sociale ontwikkeling • • de behandelplannen van je cliënten

• • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • doorvragen • • omgaan met intieme vraagstukken • • een vertrouwensband aangaan en onderhouden • • omgaan met de gevoelens van de cliënt • • motiveren • • signaleren • • gegevens verzamelen op methodische wijze • • evaluatietechnieken toepassen • • feedback geven en ontvangen • • kwaliteitsgericht werken • • nieuwe ontwikkelingen introduceren

• • zorgvuldig • • methodisch • • empathisch • • geduldig • • echt • • betrokken • • sociaal • • klantvriendelijk • • reflectief • • communicatief • • open • • vertrouwelijk • • flexibel

• • ...................

• • .......................................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 8

Competentie D: Aandacht en begrip tonen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende communicatietechnieken • • de wetgeving m.b.t. kwaliteitszorg • • de theorie van het methodisch kwaliteitsgericht werken • • nieuwe ontwikkelingen m.b.t. innoveren in de begeleiding en zorg • • de regels van feedback • • de uitgangspunten van kwaliteitszorg

• • ...............................................

9

COMPETENTIEWIJZER

Competentie E: Samenwerken en overleggen

Werkprocessen:

1.2 Schrijft een plan van aanpak (BP 1.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: afstemmen, anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je vraagt de mening van collega’s, zowel intern als extern, over de invulling van het ondersteuningsplan. 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied (BP 1.2, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je overlegt tijdens activiteiten op het gebied van werk, scholing en vrije tijd over je aanpak. Je schakelt tijdig hulp in bij knelpunten of onvoorziene voorvallen. 3.3 Stemt werkzaamheden af met betrokkenen (BP 1.3, BP 1.4, BP 2.1, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1 , Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: afstemmen, anderen raadplegen en betrekken Eindgedrag: Je overlegt tijdig met anderen bij het uitvoeren van een gemeenschappelijke taak. Je weet wat de consequenties zijn van je eigen handelen. Je raadpleegt anderen wanneer dit nodig is. Je stelt je zo op dat de samenwerking met anderen soepel verloopt. Je geeft relevante informatie over de cliënt door aan het (multidisciplinaire) team. 3.4 Voert coördinerende taken uit (BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: proactief informeren, openhartig en oprecht communiceren, bijdrage van anderen waarderen Eindgedrag: Je toont waardering voor de ideeën en bijdragen van collega’s in het team. Je deelt kennis en ervaringen met collega’s. Je maakt zaken in het functioneren van collega’s bespreekbaar door feedback te geven.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de persoonlijk begeleider

• • overleggen • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • je aanpak uitleggen en verantwoorden • • tijdig hulp inschakelen • • samenwerken in een (multidisciplinair) team • • werkrelaties aangaan en onderhouden

• • open • • eerlijk • • proactief • • oprecht • • communicatief • • betrokken • • reflectief • • coöperatief • • flexibel • • nieuwsgierig

• • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de regels van feedback • • methodieken voor evaluatie • • communicatietechnieken • • waarden en normen van betrokkenen in de zorg en begeleiding • • de kwaliteitsnormen voor de zorg en begeleiding • • de inhoud van je coördinatietaken • • de theorie van het leiding geven

• • afspraken maken en nakomen • • gesprekstechnieken toepassen

• • actief luisteren • • feedback geven • • met feedback omgaan

• • ...................

• • vergaderingen opzetten en leiden • • openstaan voor ideeën van collega’s

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 10

Competentie E: Samenwerken en overleggen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • vergadertechnieken • • ICT

• • je kennis overdragen aan collega’s • • leidinggeven op verschillende niveaus • • teamactiviteiten op elkaar afstemmen • • prioriteiten stellen • • collega’s inspireren • • improviseren • • initiatief nemen in gesprekken met collega’s

• • ...............................................

• • .......................................................

11

COMPETENTIEWIJZER

Competentie F: Ethisch en integer handelen

Werkprocessen:

2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging (BP 1.4, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2) Componenten: ethisch handelen, integer handelen Eindgedrag: Je gaat discreet om met de privacy van de cliënt tijdens momenten van persoonlijke verzorging. Je komt afspraken na, waarmee het vertrouwen van de cliënt gewonnen wordt en behouden blijft.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende communicatietechnieken

• • de privacy waarborgen • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • communicatietechnieken toepassen • • afspraken maken en nakomen • • een vertrouwensrelatie aangaan • • een vertrouwensrelatie onderhouden • • werken vanuit de waarden en normen van de cliënt • • je eigen waarden en normen opzij zetten • • een ethische discussie voeren

• • betrouwbaar • • eerlijk • • oprecht • • inlevend • • open • • reflectief • • discreet • • proactief bij dilemma’s

• • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de waarden en normen van de cliënt • • de visie van de instelling • • je eigen waarden en normen m.b.t. persoonlijke verzorging • • het behandelplan van de cliënt • • manieren om de privacy te waarborgen • • de specifieke kenmerken van een functionele vertrouwensrelatie • • uitgangspunten van respectvol handelen

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 12

Competentie H: Overtuigen en beïnvloeden

Werkprocessen:

2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven (BP 3.3, Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: gesprekken richting geven, onderhandelen, overeenstemming nastreven Eindgedrag: Je neemt leiding in gesprekken en leidt deze in goede banen. In gesprekken heb je een deskundige en bevlogen uitstraling. Je oefent actief invloed uit op het verloop van een gesprek of discussie. Je brengt verschillende benaderingen tot elkaar en je past onderhandelingstechnieken toe.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende communicatietechnieken

• • communicatietechnieken toepassen • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • afspraken maken en nakomen • • een vertrouwensrelatie aangaan • • een vertrouwensrelatie onderhouden • • een ethische discussie voeren • • doelgericht een discussie voeren • • onderhandelingstechnieken toepassen • • jezelf presenteren • • de cliënt enthousiasmeren • • kennis van de doelgroep toepassen in je handelen • • de sociale kaart toepassen

• • betrouwbaar • • eerlijk • • oprecht • • inlevend • • discreet • • congruent • • open • • flexibel • • weerbaar • • respectvol

• • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • verschillende onderhandelingstechnieken • • de theorie van coachen • • de regels van feedback geven en ontvangen • • de specifieke kenmerken van een functionele vertrouwensrelatie • • uitgangspunten van respectvol handelen • • de sociale kaart • • sociale integratie • • psychologie in relatie tot de doelgroep • • leer-, gedrags- en opvoedingsproblemen • • de ziektebeelden van de cliënten • • presentatievaardigheden

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

13

COMPETENTIEWIJZER

Competentie J: Formuleren en rapporteren

Werkprocessen:

1.2 Schrijft een plan van aanpak (BP 1.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: structuur aanbrengen, vlot en bondig formuleren Eindgedrag: Je bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op. Je formuleert vlot en bondig. Je maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken. 1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan (BP 1.1, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: structuur aanbrengen, vlot en bondig formuleren Eindgedrag: Je bouwt het activiteitenplan op een logische gestructureerde wijze op. Je formuleert vlot en bondig. Je maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken.

3.5 Voert beheertaken uit (alleen PBGZ) (PB 3.1, Proeve fase 3) Componenten: nauwkeurig en volledig rapporteren Eindgedrag: Je verwerkt en registreert zorgvuldig alle (financiële) gegevens.

3.6 Evalueert de geboden ondersteuning (BP 1.2, BP 2.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: vlot en bondig formuleren Eindgedrag: Je verwerkt alle benodigde gegevens en scheidt deze naar hoofd- en bijzaken. Je schrijft een kernachtig evaluatieverslag.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • verschillende rapportagemethoden • • verschillende methoden van gegevens verzamelen • • de achtergronden van de doelgroep • • de verschillende ziektebeelden van de doelgroep • • de methodiek voor het schrijven van een plan van aanpak • • verschillende programma’s om gegevens te verwerken op de computer • • de eisen voor rekenvaardigheid op niveau 3F

• • mondeling rapporteren, afgestemd op de doelgroep • • schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • formuleren • • je vakkennis inzetten voor het schrijven van een plan van aanpak • • bij de rapportage gebruik maken van gangbare formulieren binnen de instelling • • je gegevens verwerken op de computer • • op methodische wijze gegevens verzamelen • • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken • • rekenen toepassen op niveau 3F • • de Nederlandse taal toepassen op niveau 3F

• • accuraat • • zorgvuldig • • concreet • • duidelijk

• • netjes • • serieus

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 14

Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen

Werkprocessen:

1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan (BP 1.1, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: vakspecifieke mentale vermogens aanwenden Eindgedrag: Je maakt een keuze voor bepaalde activiteiten en begeleidingsvormen op basis van verzamelde gegevens. Je maakt een keuze voor bepaalde activiteiten en begeleidingsvormen op basis van je kennis met betrekking tot activiteitenbegeleiding. 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging (BP 1.4, Proeve fase 2) Componenten: vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden Eindgedrag: Je voert de benodigde handelingen binnen de persoonlijke verzorging snel en accuraat uit. Je werkt volgens ergonomische voorschriften. 2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven (BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: vakspecifieke mentale vermogens aanwenden, expertise delen Eindgedrag: Je past gesprekstechnieken en begeleidingsmethodieken toe. Je draagt relevante onderdelen van je expertise over aan betrokkenen. Je stimuleert de cliënt en andere betrokkenen in actie te komen om de cliënt zoveel mogelijk de regie over zijn leven te laten voeren. 2.6 Ondersteunt het sociale systeem (BP 2.4, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3) Componenten: expertise delen Eindgedrag: Je draagt je expertise met betrekking tot de aanpak en begeleiding van de cliënt over aan het sociale netwerk. Je draagt je kennis over het ‘ziektebeeld’ van de cliënt over aan het sociale netwerk. 2.7 Voert verpleegtechnische handelingen uit (alleen voor PBGZ) (PB 2.5, Proeve fase 2) Componenten: vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden, vakspecifieke mentale vermogens aanwenden Eindgedrag: Je handelt en rekent accuraat. Je vormt je snel een beeld van de lichamelijke en psychische gesteldheid van de cliënt. Je merkt angst of weerstand bij de cliënt op.

Je voert verpleegtechnische handelingen volgens professionele normen uit. Je neemt, binnen de gestelde kaders, op tijd de nodige beslissingen. Je schakelt zo nodig de arts (of leidinggevende) in.

3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep (BP 2.4, Proeve fase 2, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: expertise delen Eindgedrag: Je houdt je vakkennis en vaardigheden op het gewenste niveau. Je draagt je eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over aan collega’s en andere deskundigen.

Je gebruikt de feedback die je krijgt om van te leren. Je neemt deel aan inhoudelijke, beroepsmatige discussies.

15

COMPETENTIEWIJZER

Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende observatiemethoden • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de stappen van het methodisch proces • • de doelgroep • • de wensen van de cliënt t.a.v. de persoonlijke verzorging • • de regels en protocollen m.b.t. de persoonlijke verzorging • • de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt • • de theorie m.b.t. gezondheid, ziekte en besmetting • • de kwaliteitszorgstandaarden • • de ergonomische voorschriften • • de Arbo-technische voorschriften • • de eisen die gesteld worden t.a.v. milieu en veiligheid • • de wet BIG • • het begrip leefstijl en de invulling hiervan door de cliënt • • de te gebruiken materialen • • recente ontwikkelingen in het werkveld en beroep • • de regels van feedback • • de regels van het voeren van een discussie • • je eigen persoonlijke ontwikkeling • • waarden en normen van het sociale systeem van de cliënt alleen voor PBGZ: • • de wensen van de cliënt t.a.v. verpleegtechnisch handelen • • de regels en protocollen m.b.t. verpleegtechnisch handelen • • de theorie van rekenen op niveau 3F

• • observeren • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • ingaan op wensen en behoeften van de cliënt

• • empathisch • • nauwkeurig

• • deskundig • • reflectief • • communicatief

• • nauwkeurig werken • • methodisch werken • • zorgvuldig werken • • zorgvaardigheden uitvoeren • • hygiënisch werken • • cliënten verzorgen • • handelen volgens kwaliteitszorgstandaarden • • werken volgens voorschriften • • materialen juist gebruiken • • reflecteren op je handelen • • je eigen ontwikkeling sturen • • je kennis overdragen • • een mening vormen en geven

• • accuraat • • proactief

• • zorgvuldig • • leergierig • • voorzichtig • • aanspreekbaar op je gedrag • • alert op ontwikkelingen

• • ...................

• • cliënten en collega’s enthousiasmeren • • een discussie voeren met collega’s en andere disciplines • • communiceren met het sociale systeem van de cliënt alleen voor PBGZ: • • verpleegtechnische handelingen uitvoeren • • werken met protocollen en regels m.b.t. verpleegtechnische handelingen • • rekenen op niveau 3F

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 16

Competentie L: Materialen en middelen inzetten

Werkprocessen:

2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (BP 1.2, BP 2.3, Proeve fase 2) Componenten: materialen en middelen doelmatig gebruiken, materialen en middelen doeltreffend gebruiken Eindgedrag: Je gaat zorgvuldig en netjes om met de materialen en middelen. Je gebruikt hulpmiddelen waarvoor ze bedoeld zijn. 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding (BP 1.3, BP 3.1, Proeve Fase 3) Componenten: materialen en middelen doelmatig gebruiken, geschikte materialen en middelen kiezen, goed zorg dragen voor materialen en middelen Eindgedrag:

Je kiest de juiste materialen en middelen voor activiteiten die je organiseert. Je gaat zorgvuldig en netjes om met de materialen en middelen die je gebruikt. Je zorgt ervoor dat de materialen en middelen onderhouden zijn.

2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied (BP 1.2, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: materialen en middelen doelmatig gebruiken, geschikte materialen en middelen kiezen, goed zorg dragen voor materialen en middelen Eindgedrag:

Je kiest de juiste materialen en middelen voor de activiteiten die je organiseert. Je gaat zorgvuldig en netjes om met de materialen en middelen die je gebruikt. Je zorgt ervoor dat de materialen en middelen onderhouden zijn.

2.7 Voert verpleegtechnische handelingen uit (alleen voor PBGZ) (BP 2.5, Proeve fase 2) Componenten: materialen en middelen doelmatig gebruiken, materialen en middelen doeltreffend gebruiken, geschikte materialen en middelen kiezen, goed zorg dragen voor materialen en middelen Eindgedrag: Je kiest de geschikte materialen, hulpmiddelen en apparatuur voor de uit te voeren verpleegtechnische handelingen. Je gebruikt de materialen, hulpmiddelen en apparatuur op een effectieve, vindingrijke, efficiënte, zorgvuldige en veilige manier.

3.5 Voert beheertaken uit (alleen voor PBGZ) (BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: goed zorg dragen voor materialen en middelen Eindgedrag: Je checkt regelmatig materialen en middelen. Je levert een bijdrage aan het onderhoud van materialen en middelen.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de te gebruiken materialen, apparatuur en middelen in je verpleegtechnische handelen • • de te gebruiken materialen en middelen voor dagbesteding • • de juiste manier waarop hulpmiddelen ingezet dienen te worden

• • nauwkeurig werken • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • zorgdragen voor juist gebruik van materialen en middelen • • zorgdragen voor juist onderhoud van materialen en middelen

• • nauwkeurig • • deskundig

• • accuraat • • proactief

• • enthousiast • • zorgvuldig • • kostenbewust

17

COMPETENTIEWIJZER

Competentie L: Materialen en middelen inzetten (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de onderhoudsregels van het te gebruiken materiaal • • de doelstelling van de dagbesteding van de cliënt • • de voorschriften en regels m.b.t. hygiëne, milieu, veiligheid en Arbo • • methoden van voorraadbeheer • • gedragsbeïnvloedende activiteiten • • de mogelijkheden en beperkingen van de individuele cliënt • • kwaliteitszorgstandaarden • • de te gebruiken materialen en middelen in het huishouden

• • toezicht houden op een juist gebruik van materialen en middelen • • hygiënisch werken • • de juiste materialen kiezen voor activiteiten • • de juiste middelen kiezen voor het uitvoeren van activiteiten • • handelen volgens kwaliteitszorgstandaarden • • volgens voorschriften en procedures werken • • materialen en middelen inzetten bij de dagbesteding • • voorraad beheren • • reflecteren

• • milieubewust • • kwaliteits- bewust

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 18

Competentie M: Analyseren

Werkprocessen:

1.2 Schrijft het plan van aanpak (BP 1.1, BP 2.3, Proeve fase 2, Assessmentgesprek fase 2, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: informatie uiteenrafelen, conclusies trekken Eindgedrag: Je analyseert de verkregen informatie over de cliënt. Je legt relaties tussen de gegevens en combineert gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie. 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning (BP 1.2, BP 2.1, BP 2.3, Proeve fase 2, BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: informatie uiteenrafelen, conclusies trekken, oplossingen voor problemen bedenken Eindgedrag: Je verzamelt gegevens uit gesprekken en observaties. Je haalt informatie uit de verzamelde gegevens en je trekt conclusies ten aanzien van de geboden opvang en begeleiding. Je concludeert of de opvang en begeleiding voldoet en of er voldoende voortgang is. Je komt met haalbare oplossingen om de opvang en begeleiding bij te stellen, wanneer dit nodig mocht zijn.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende gesprekstechnieken • • regels van de Nederlandse taal op het gebied van schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • methoden voor het verzamelen van gegevens • • methoden om informatie uit gegevens te analyseren • • de verschillende bronnen om informatie te verzamelen • • het plan van aanpak met betrekking

• • gegevens verzamelen volgens de juiste methodiek • • schrijven spreken, luisteren, rapporteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • informatie verzamelen uit gegevens • • conclusies formuleren • • relaties leggen tussen verschillende informatiebronnen

• • accuraat • • open • • communicatief • • eerlijk • • deskundig • • klantgericht

• • ...................

• • feedback geven en ontvangen • • het plan van aanpak evalueren

• • oplossingen aandragen • • de voortgang monitoren

tot opvang en begeleiding • • begeleidingsmethodieken • • methoden van evaluatie • • de doelgroep • • de regels van feedback

• • .......................................................

• • ...............................................

19

COMPETENTIEWIJZER

Competentie N: Onderzoeken

Werkprocessen:

1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt (BP 1.1, BP 2.3, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2, BP 3.4, Proeve fase 3, Verantwoordingsverslag fase 3) Componenten: informatie achterhalen Eindgedrag: Je vormt je een volledig beeld van de cliënt. Je gebruikt verschillende bronnen.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • verschillende communicatietechnieken • • de regels van de Nederlandse

• • communicatietechnieken toepassen bij het verzamelen van gegevens • • schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de juiste bronnen kiezen voor het verzamelen van gegevens • • kennis delen met collega’s en medestudenten • • observeren • • je een beeld vormen van de cliënt • • evalueren • • (nieuwe) hulpvragen van de cliënt zien en benoemen bij collega’s • • samenwerken

• • communicatief • • alert • • klantgericht • • respectvol • • accuraat

taal op het gebied van schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de verschillende bronnen om informatie te verzamelen • • het plan van aanpak • • observatietechnieken en -methoden • • methoden voor evaluatie • • de achtergronden en begeleidingsbehoeften van de doelgroep

• • ...................

• • ...............................................

• • .......................................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 20

Competentie Q: Plannen en organiseren

Werkprocessen:

1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan (BP 1.1, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: doelen en prioriteiten stellen, activiteiten plannen Eindgedrag:

Je stelt duidelijke en realistische doelen. Je plant en stel prioriteit aan activiteiten.

2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding (BP 1.3, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: activiteiten plannen, mensen en middelen organiseren, voortgang bewaken Eindgedrag: Je plant en regelt de activiteiten en acties die in het kader van werk, scholing en vrije tijd door de cliënt ondernomen gaan worden.

Je zorgt dat de benodigde middelen beschikbaar zijn. Je zorgt dat de benodigde menskracht aanwezig is.

2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied (BP 1.2 , BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: activiteiten plannen, tijd indelen, voortgang bewaken Eindgedrag:

Je plant en regelt ruim van tevoren de activiteiten die je gaat uitvoeren. Je schat de benodigde tijd in voor de activiteiten die je gaat uitvoeren. Je maakt gebruik van indicatoren om de voortgang van je activiteiten te meten.

3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen (BP 1.3, BP 1.4, BP 2.1, BP 2.2, Proeve fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: doelen en prioriteiten stellen Eindgedrag: Je formuleert duidelijke en haalbare doelen bij je werkzaamheden wanneer je deze moet overdragen. Je geeft mogelijke knelpunten aan. Je houdt binnen je werkzaamheden rekening met tijd en kwaliteit. 3.4 Voert coördinerende taken uit (BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: doelen en prioriteiten stellen, mensen en middelen organiseren, voortgang bewaken Eindgedrag: Je garandeert de beschikbaarheid van essentiële middelen. Je maakt duidelijke afspraken met collega’s, ook van andere disciplines. Je bewaakt de voortgang van de begeleiding en zorgverlening.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de stappen voor het maken van een werkplanning • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de stappen in het maken van een activiteitenplan

• • een werkplanning maken, uitvoeren en overdragen • • een activiteitenplan maken, uitvoeren en overdragen • • schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • een plan van aanpak maken, uitvoeren en overdragen

• • planmatig • • doelgericht • • klantgericht • • efficiënt • • zorgvuldig • • proactief • • kostenbewust • • reflectief

21

COMPETENTIEWIJZER

Competentie Q: Plannen en organiseren (vervolg)

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de stappen in het maken van een plan van aanpak • • de behandelplannen van cliënten • • de (dag)programma’s van cliënten • • procedures die van toepassing zijn op de werkzaamheden • • communicatie- en gesprekstechnieken • • je kent de regels van de groepsdynamica • • de mogelijke activiteiten voor de cliënten • • de indicatoren die gebruikt kunnen worden voor de planning en voortgangscontrole • • de uit te voeren werkzaamheden • • de beschikbare tijd • • mogelijke knelpunten

• • de voortgang bewaken • • doelgericht werken • • de tijd indelen • • indicatoren toepassen • • methodisch werken • • overleggen • • groepsprocessen begeleiden • • proactief handelen • • mensen en middelen organiseren • • knelpunten inschatten

• • flexibel • • assertief • • coöperatief

• • ...................

• • prioriteiten stellen • • procedures hanteren • • cliënten enthousiasmeren • • flexibel werken

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 22

Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

Werkprocessen:

1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan (BP 1.1, BP 3.4, Proeve fase 3) Componenten: aansluiten bij behoeften en verwachtingen Eindgedrag: Je vertaalt (zo mogelijk samen met de cliënt) wensen en mogelijkheden van de cliënt in concrete activiteiten. 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (BP 1.2, BP 2.3, Proeve fase 2) Componenten: aansluiten bij behoeften en verwachtingen Eindgedrag: Je gaat na wat de wensen zijn van de cliënt en begrijpt wat belangrijk is voor de cliënt. Je stelt je flexibel op. Je laat de ondersteuning en activiteiten rond huishouden en wonen aansluiten bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • methoden voor het nagaan van de wensen van de cliënt • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • het activiteitenplan van de cliënt • • het ondersteuningsplan van de cliënt • • de leefsituatie van de cliënt • • de mogelijkheden van de cliënt • • de mogelijke activiteiten op het gebied van huishouden en wonen • • communicatie- en gesprekstechnieken

• • een gesprek voeren met de cliënt • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • een activiteitenplan opstellen • • inschatten wat de wensen en behoeften zijn van de cliënt • • je inleven in de leefwereld van de cliënt • • je flexibel opstellen ten aanzien van veranderingen • • activiteiten organiseren en aanpassen • • de ondersteuning aanpassen • • overleggen • • onderhandelen • • werkzaamheden afstemmen

• • klantgericht • • flexibel • • open • • communicatief • • doelgericht • • procesgericht • • empathisch • • accuraat

• • ...................

• • ...............................................

• • .......................................................

23

COMPETENTIEWIJZER

Competentie T: Instructies en procedures opvolgen

Werkprocessen:

2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (BP 1.2, BP 2.3, Proeve fase 2) Componenten: werken conform veiligheidsvoorschriften, werken conform voorgeschreven procedures Eindgedrag: Je handelt volgens de voorgeschreven (werk)procedures en veiligheidsvoorschriften op het gebied van huishouden en wonen. 2.7 Voert verpleegtechnische handelingen uit (alleen voor PBGZ) (BP 2.5, Proeve fase 2) Componenten: werken conform veiligheidsvoorschriften, werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen, werken conform voorgeschreven procedures Eindgedrag: Je volgt veiligheidsregels, voorschriften en protocollen tijdens je verpleegtechnisch handelen. Je voorziet in een optimaal controlesysteem voor je verpleegtechnische handelingen. Je werkt binnen de wettelijke richtlijnen. 3.2 Werken aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg (BP 3.2, Proeve fase 3) Componenten: werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen, werken conform voorgeschreven procedures Eindgedrag: Je houdt je aan de voorgeschreven procedures rondom kwaliteitsverbetering.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de voorgeschreven (werk)procedures en veiligheidsvoorschriften • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • het ondersteuningsplan • • de mogelijke risico’s bij de uitvoering van de ondersteuning in huishouden en wonen • • communicatie- en gesprekstechnieken • • de procedures rond kwaliteitsverbetering • • protocollen, richtlijnen, wettelijke regelingen, (milieu)voorschriften, visie van de organisatie en veilig gebruik van materialen en hulpmiddelen • • de relevante wetgeving (WGBO, BOPZ, BIG, kwaliteitswet zorginstellingen) alleen voor PBGZ • • de nieuwste voorschriften en richtlijnen voor de verpleegtechnische handelingen • • de risico’s die samenhangen met de uitvoering van verpleegtechische vaardigheden • • de uitzonderingen om af te mogen wijken van een protocol

• • handelen volgens voorgeschreven (werk)procedures en voorschriften • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • de kwaliteit van de zorg bewaken en verbeteren • • actief luisteren • • zorgvuldig werken • • werken volgens protocol • • rapporteren • • overleggen • • werken volgens wettelijke richtlijnen en procedures • • feedback ontvangen op je handelen • • alleen voor PBGZ • • de verpleegtechnische handelingen volgens de geldende voorschriften uitvoeren

• • kwaliteits- bewust • • reflectief • • communicatief • • enthousiast • • deskundig • • accuraat • • doelgericht • • alert op ontwikkelingen

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 24

Competentie U: Omgaan met verandering en aanpassen

Werkprocessen:

2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied (BP 1.2, BP 2.1, BP 2.2, Proeve fase 2, Verantwoordingsverslag fase 2, BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: aanpassen aan veranderende omstandigheden Eindgedrag: Je past je handelen snel en flexibel aan bij situaties die te maken hebben met agressie, gedragsproblemen of crisis. Je voert, zo nodig, interventies uit volgens het plan van aanpak, de richtlijnen van de organisatie en de wet- en regelgeving. Je creëert situaties waarin het mogelijk is voor de cliënt om te leren en voorkomt gevaar of schade voor betrokkenen. 2.6 Ondersteunt het sociale systeem (BP 2.4, Proeve fase 2, BP 3.3, Proeve fase 3, Assessmentgesprek fase 3) Componenten: met diversiteit (tussen mensen) omgaan Eindgedrag: Je past je gedrag en omgangsvormen aan op betrokkenen uit het sociale systeem. Je stemt je communicatie af op het sociale systeem, ook als zij verschillende achtergronden en culturen hebben.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • de relevante wetgeving (WGBO, BOPZ, BIG) • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • communicatietechnieken • • gesprekstechnieken • • methoden voor omgaan met agressie en probleemgedrag • • methoden voor het hanteren van crisissituaties • • overlegmethoden • • de regels van de organisatie met betrekking tot agressie, gedragsproblemen en acute situaties • • het plan van aanpak • • je eigen grenzen • • de theorie van groepsdynamica • • de sociale vaardigheden bij conflicthantering • • de regels van feedback • • het sociale systeem van de cliënt

• • situaties inschatten op het risico van agressie of probleemgedrag • • spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • crisissituaties inschatten • • handelen in geval van agressie, probleemgedrag of crisissituaties • • overleg voeren met collega’s • • het groepsdynamische proces begeleiden • • assertief optreden • • interventies kiezen uit het plan van aanpak • • de cliënt begeleiden tijdens en na de situatie • • gevaar of schade voorkomen voor betrokkenen • • de richtlijnen van de organisatie hanteren • • de wet- en regelgeving toepassen

• • assertief • • flexibel

• • gedegen • • objectief • • open • • communicatief • • klantgericht • • procesgericht • • rustig • • onbevoor- oordeeld • • daadkrachtig • • proactief bij dilemma’s

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

25

COMPETENTIEWIJZER

Competentie Y: Bedrijfsmatig handelen (alleen PBGZ)

Werkprocessen:

3.5 Voert beheertaken uit (BP 3.1, Proeve fase 3) Componenten: financieel bewustzijn tonen, kostenbewust handelen Eindgedrag: Je zorgt voor financiële registratie en verantwoording van je projecten. Je maakt regelmatig afwegingen tussen kosten en baten.

Kennis. Je kent

Vaardigheden. Je kunt

Houding. Je bent

• • rekenvaardigheden, verhoudingen op niveau 3F • • de regels van de Nederlandse taal op het gebied van schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • rekenvaardigheden, getallen op niveau 3F • • ICT • • de wijze van begroten, kosten/baten analyse en balans opmaken • • de financieringsregelingen binnen jouw instelling • • verschillende computerprogramma’s voor het verwerken van gegevens

• • rekenen op niveau 3F • • schrijven, rapporteren, spreken, luisteren en gesprekken voeren op niveau 3F • • overzicht behouden • • begrotingen opstellen • • budgetteren • • gegevens verwerken in verschillende computerprogramma’s • • roosters maken • • presentielijsten invullen

• • accuraat • • waakzaam • • reflectief

• • ...................

• • .......................................................

• • ...............................................

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen - fase 1, 2 en 3 26

Made with