006BTML0009

BEROEPSTAAK BASISLASSER IN BEDRIJF

4

Het bedrijf en zijn organisatie Metaalverwerkende bedrijven zijn er in verschillende soorten. Doorgaans heeft dit te maken met de manier van bewerken en ook natuurlijk met de producten die er gemaakt worden. 1 Zoek op in welke groepen de metaalbedrijven in grote lijnen kunnen worden verdeeld. Zet in een tabel: het soort bedrijf, welke bewerkingsmethode wordt toegepast en welke producten er gemaakt kunnen worden. 2 Om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren is het nodig dat er een bepaalde organisatiestructuur voor het bedrijf wordt opgezet. Welke verschillende organisatiestructuren zijn er? 3 Waar is de keuze van een bepaalde structuur voor een bedrijf van afhankelijk? 4 Wat wordt bedoeld met een ‘organigram of organogram’ van een organisatie? 5 Bedrijven zijn vaak aangesloten bij een brancheorganisatie. Welke twee organisaties zijn er voor metaalbedrijven? 6 Wat is het verschil tussen de beide brancheorganisaties? 7 Wat doen de brancheorganisaties voor de bij hen aangesloten bedrijven? 8 Bedrijven moeten zich houden aan bepaalde regels en wetten die zijn opgenomen in de Arbo-wet. Waar is deze wet voor bedoeld? 9 Waar staan de letters Arbo voor? 10 Waar staan de letters CAO voor? 11 Welke, voor de werknemer belangrijke, zaken worden in een CAO geregeld? 12 In veel bedrijven wordt een werknemer voor 38 uren per week betaald, terwijl hij/zij in de meeste gevallen 40 uren per week werkt. Hoe wordt dit gecompenseerd? 13 AIs je werknemer bent van een bedrijf, heb je ook te makenmet een arbeidsovereenkomst. Wat is er in een arbeidsovereenkomst opgenomen en vastgelegd? 14 In elk bedrijf of organisatie zijn geschreven of ongeschreven huisregels waar iedereen die daar werkt zich aan moet houden. Stel een lijst op met huisregels waarvan jij denkt dat die belangrijk zijn voor een organisatie om goed te kunnen functioneren. 15 Stel een vragenlijst op die je bij de uitvoering gaat gebruiken bij het interviewen van een van de medewerkers van het bedrijf. Voorbeeldvragen zijn: welke opleiding zij/hij heeft gehad, hoe lang zij/hij al in het vak zit enzovoort.

16

Made with