14ZW3OAFB1

Onderwijsassistent - Serie 2014 14ZW3OAFB1

1 Onderwijsassistent 4 Niveau 4 Fase

Serie 2014 Crebonummer 93500

Onderwijsassistent 4

Niveau 4

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg & Welzijn (kwalificatiedossiers 2011, 2012, 2013 of 2014)

Fase 1 Crebonummer 93500

artikelnummer: 14ZW3OAFB1

Colofon

Dit is een uitgave van Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Manager Zorg & Welzijn I. Rabelink

Ontwikkelteam Onderwijsassistent A. Liem-Rosekrans (ontwikkelteamleider) F. Magnin M. Toorenburg

Eindredactie A. Brink M. Brok

Ontwerp/DTP H. Aalbersberg R. Bokma appeltje-n grafische ontwerpen

© 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Verantwoording Stichting Consortium Beroepsonderwijs heeft van alle haar bekende rechthebbenden op de in deze publicatie opgenomen teksten en afbeeldingen toestemming gekregen om deze te gebruiken.

www.consortiumbo.nl

Inhoud

Leerprestatie 1

4

Hoe leer ik?

Leerprestatie 2 Samenwerkend leren

12

Beroepsprestatie 1.1

20

Uitvoeren van lesonderdelen (2014-oa-4-bp 1.1)

Beroepsprestatie 1.2

30

Observeren en rapporteren (2014-oa-4-bp 1.2)

Beroepsprestatie 1.3

38

(buiten) Surveilleren (2014-oa- bp 1.3)

Beroepsprestatie 1.4

46

Voorbereiden en assisteren bij lessen (2014-oa-4-bp 1.4)

Beroepsprestatie 1.5

54

Verzorgende taken uitvoeren (2014-oa-4-bp 1.5)

* Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd. * Waar leerling staat, kan ook worden gelezen: kind, cursist, student, deelnemer of de meervoudsvorm hiervan. * Waar leraar staat, kan ook worden gelezen: docent of de meervoudsvorm hiervan.

* Waar school staat, wordt het werkveld van de student bedoeld. * Waar opleiding staat, wordt de opleiding van de student bedoeld.

Leerprestatie 1 Hoe leer ik?

Werkprocessen met de competenties van deze leerprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen J Formuleren en rapporteren

1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling

M Analyseren

N Onderzoeken

W Gedrevenheid en ambitie tonen

1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren

N Onderzoeken

O Creëren en innoveren

1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren

A Beslissen en activiteiten initiëren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit

A Beslissen en activiteiten initiëren

Q Plannen en organiseren

1.5 Evalueert de gekozen manier van leren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

Typering van deze leerprestatie

Leren begint niet voor iedereen op dezelfde manier. De een wil gewoon beginnen, de ander wil eerst over het onderwerp praten, lezen of uitleg krijgen. De manier waarop je met het leren begint, wordt een leerstijl genoemd. Om goed te kunnen leren is het belangrijk dat je, afhankelijk van de situatie, verschillende stijlen kunt toepassen. Je kunt je voorstellen dat wanneer je met mensen werkt, je niet zomaar iets kunt doen en dan maar zien hoe het uitpakt. In de beroepssituatie is het belangrijk dat je je werkzaamheden met het gewenste resultaat binnen een bepaalde tijd goed hebt afgerond.

4

Zorg & Welzijn serie 2014

Je leerstijl heeft te maken met je levenservaring en met de persoon die je bent. Ook je ervaringen op school en de situaties waarin je leert zijn van invloed. Een leerstijl is niet iets dat vaststaat. Door ervaringen in je leven en in je werk verander jij en dat kan dus ook je leerstijl veranderen. Tijdens de opleiding probeer je nieuwe manieren van leren uit; manieren die passen bij de situatie en bij dat wat je moet leren. Je kunt de gekozen manier van leren evalueren, benoemen wat je goed bevallen is, wat je opnieuw wilt gebruiken en wat je een volgende keer anders wilt doen. Het valt Yasmine op dat iedere student in de groep een eigen aanpak bij het leren heeft. Zelf vindt ze het prettig om eerst iets over het onderwerp te lezen. Ebel houdt er niet van met zijn neus in de boeken te zitten. Hij begint gewoon en ziet wel hoe het uitpakt. Gewoon lekker klooien. Als hij meer moet weten, dan verdiept hij zich er wel in. Hij vraagt anderen, googelt of zoekt het op. Fatima wil graag van tevoren weten wat ze precies moet doen. Ze vraagt veel aan de docent voordat ze ergens aan begint. Als iemand het haar vertelt, dan begrijpt ze het beter.

Opdrachten

A. Waar ben ik goed in? Schrijf vijf dingen op waar je goed in bent, die je kunt en waar je trots op bent. Dit kunnen verschillende dingen zijn: afwassen, luisteren, rekenen, sport, appeltaart bakken. Ga na wie of wat van invloed is geweest dat jij daar zo goed in bent geworden. Wat of wie heeft jou daarbij geholpen?

Bewijsstuk Collage WP 1.5: M

B. Wat mij helpt om te leren

Wat helpt jou om te leren? Denk aan: • een leraar die goed kan uitleggen of aandacht voor jou heeft • je ouders die je stimuleren

• het willen winnen van een wedstrijd • een tevreden klant in je bijbaantje ……

Wat kun je hiervan gebruiken voor je opleiding?

Bewijsstuk Overzicht van wat jou helpt om te leren WP 1.5: M, O

C. Wat is mijn leerstijl? Doe een test om je leerstijl te achterhalen. Wat herken je in de uitkomst en wat herken je niet? Als dit jouw leerstijl is, wat kun je dan verder ontwikkelen om optimaal te leren? Betrek hierin de overige leerstijlen.

Bewijsstuk Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren WP 1.2: N

5

Fase 1

Onderwijsassistent 4

D. Wat heb ik nodig om mezelf te ontwikkelen? Bespreek de resultaten van je leerstijlentest met die van groepsgenoten. • Welke verschillen en overeenkomsten zijn er in de leerstijlen? • Welke leerstijlen ga je verder ontwikkelen? • Wat heb je daarvoor nodig aan ondersteuning van je begeleider(s) en op welke manier? • Geef tips en tops aan je begeleider(s).

Bewijsstuk Tips en tops voor je begeleider(s) WP 1.2: O

E. Mijn manier van leren evalueren Je werkt in de opleiding aan verschillende opdrachten, zoals: • het schrijven van verslagen • het opdoen en toetsen van je kennis • het oefenen van vaardigheden

• het geven van presentaties • het maken van werkstukken • het werken aan (beroeps)prestaties.

Kies een aantal opdrachten die je al eens hebt uitgevoerd. Evalueer je manier van leren bij de uitvoering van iedere opdracht. Beschrijf per opdracht: • Wat nodigde je uit om deze opdracht te gaan doen? • Wat belemmerde jou in deze opdracht? • Wat was het resultaat van de opdracht? • Wat heb je geleerd van het uitvoeren van de opdracht? • Welke leerstijl heb je toegepast? • Wat had je anders kunnen doen voor een (nog) beter resultaat?

Bewijsstuk Evaluatieverslag WP 1.5: M, O

F. Mijn leerdoelen Welke persoonlijke leerdoelen haal je uit de uitgevoerde opdrachten in deze leerprestatie? Werk je leerdoelen uit in je persoonlijk ontwikkelplan en een plan van aanpak.

Bewijsstuk Persoonlijke leerdoelen in POP/PAP WP 1.1: J, M, N, W WP 1.3: A, M, O WP 1.4: A, Q

6

Zorg & Welzijn serie 2014

Resultaat van deze leerprestatie Je kent je persoonlijke doelen waaraan je gaat werken om optimaal de opleiding te kunnen volgen. Je weet wat je daarvoor moet ontwikkelen en welke taken je moet leren uitvoeren. Je weet wat daarvoor geschikte manieren van leren zijn. Met behulp van deze gegevens kun je jouw leerproces leren plannen en uitvoeren.

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Collage • Overzicht van wat jou helpt om te leren • Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren • Tips en tops voor begeleider(s) • Evaluatieverslag • Persoonlijke leerdoelen in POP/PAP

7

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Voortgangsbeoordelingslijst

Leerprestatie Hoe leer ik? Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Bewijsstuk Collage

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

laat zien wie of wat haar ontwikkeling in positieve zin beïnvloed heeft laat zien wie of wat haar heeft geholpen in haar ontwikkeling

{ { {

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Overzicht van wat jou helpt om te leren

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft wat haar heeft geholpen om te leren

{ { {

O Creëren en innoveren

beschrijft welke ervaringen bij het leren zij kan gebruiken voor de opleiding

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

8

Zorg & Welzijn serie 2014

Bewijsstuk Leerstijlentest met conclusies en hoe je optimaal kunt leren

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

N Onderzoeken

beschrijft haar leerstijl

{ { {

beschrijft de andere leerstijlen

{ { {

beschrijft hoe zij in de opleiding het beste kan leren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Tips en tops voor je begeleider(s)

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

O Creëren en innoveren

beschrijft welke ondersteuning zij nodig heeft bij het leren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Evaluatieverslag

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

toont haar successen in het leren

{ { {

beschrijft wat haar helpt om te leren

{ { {

beschrijft wat haar belemmert om te leren

{ { {

beschrijft welke leerstijl zij heeft toegepast

{ { {

O Creëren en innoveren

beschrijft wat zij anders had kunnen doen voor een beter resultaat

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

9

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Bewijsstuk Persoonlijke leerdoelen in -POP en PAP

Werkproces 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling Competenties De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

beschrijft in haar plan van aanpak duidelijk en concreet hoe ze gaat werken aan het realiseren van haar leerdoelen beschrijft hoe zij tot haar leerdoelen is gekomen legt uit welke aanpak geschikt is om haar leerdoelen te kunnen bereiken

{ { {

M Analyseren

{ { {

N Onderzoeken

{ { {

W Gedrevenheid en ambitie tonen beschrijft hoe zij verantwoordelijkheid neemt voor opdrachten, taken en het bereiken van haar leerdoelen Werkproces 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren Competenties De student: A Beslissen en activiteiten initiëren beschrijft de activiteiten die ze gaat ondernemen om zich te ontwikkelen

{ { {

G V O

{ { {

M Analyseren

legt uit welke leerstijlen passen bij deze activiteiten

{ { {

O Creëren en innoveren

beschrijft haar ideeën om zich te ontwikkelen

{ { {

Werkproces 1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit Competenties De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren maakt een planning van leerdoelen die zij wil gaan ontwikkelen

{ { {

toont haar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de planning toont in haar plan van aanpak de activiteiten die zij gaat ondernemen om haar leerdoelen te bereiken

{ { {

Q Plannen en organiseren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

10

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling leerprestatie Hoe leer ik?

{ G oed aangetoond { V oldoende aangetoond { O nvoldoende aangetoond

(s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

11

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Leerprestatie 2 Samenwerkend leren

Werkprocessen met de competenties van deze leerprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen J Formuleren en rapporteren

1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling

M Analyseren

N Onderzoeken

W Gedrevenheid en ambitie tonen

1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren

N Onderzoeken

O Creëren en innoveren

1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren

A Beslissen en activiteiten initiëren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit

A Beslissen en activiteiten initiëren

Q Plannen en organiseren

1.5 Evalueert de gekozen manier van leren

M Analyseren

O Creëren en innoveren

Typering van deze leerprestatie

Samenwerken is belangrijk in je toekomstige beroep. Tijdens de opleiding werk je samen met medestudenten, collega’s en mensen uit je doelgroep. Omgaan met een medestudent, collega of cliënt is niet hetzelfde als omgaan met een vriend of vriendin. Soms klikt het, soms klikt het niet. Ook wanneer het niet klikt, moet je toch met elkaar samenwerken. Wanneer je dat kunt, dan ben je professioneel bezig. Samenwerken krijgt daarom veel aandacht binnen je opleiding, zowel op school als tijdens je BPV.

12

Zorg & Welzijn serie 2014

Yasmine zegt over haar opleiding: ‘Op school werken we veel in groepjes. Soms vind ik dit leuk, maar niet altijd. Voordat we de taken verdelen, wil ik eerst weten wat de opdracht is. Niet alle groepsgenoten willen dit. Zij gaan al direct aan de slag, terwijl ik nog niet begrijp wat precies de bedoeling is. Meestal is het werken in een groepje heel gezellig en leer ik mijn groepsgenoten goed kennen. Ook kan ik veel van hen leren.’

Opdrachten

A. Bijdragen aan de samenwerking Dit is een individuele opdracht. Schrijf op: • Waar je goed in bent als je samenwerkt. • Welke rol(len) neem jij op je in de samenwerking? • Wat vind je nog lastig of kun je nog niet zo goed als je samenwerkt?

Bewijsstuk Beschrijving van je bijdrage aan samenwerken WP 1.5: M

B. Een samenwerkingscontract opstellen Stel met elkaar een samenwerkingscontract op voor het uitvoeren van de opdrachten C., D., E. Dit doe je door: • uit te wisselen wat iedereen gaat bijdragen aan de samenwerking

• uit te wisselen wat iedereen nodig heeft om goed te kunnen samenwerken • informatie te zoeken over waar het samenwerkingscontract aan moet voldoen • met elkaar groepsregels op te stellen • afspraken te maken over de aanpak van de opdrachten.

Bewijsstuk Samenwerkingscontract met onderbouwing waarom dit een goed contract is WP 1.2: N, O

C. Een activiteit plannen en organiseren Organiseer samen een activiteit, bijvoorbeeld: ouderavond, oma-en-opa-dag, ‘eten met de buren’. Maak een plan van aanpak voor de voorbereiding en uitvoering van de activiteit. Dit doe je door: • met elkaar tot een keuze te komen voor een interessante en uitdagende activiteit • te onderzoeken wat er nodig is om de gekozen activiteit uit te voeren, onderbouw de keuzes • de werkvolgorde en werkverdeling vast te stellen

Bewijsstuk Plan van aanpak met onderbouwing WP 1.3: A, M, O

D. Het uitvoeren van de activiteit Voer de activiteit uit. Bewaak je eigen aandeel in de uitvoering. Kies samen een vorm voor het bewijsstuk waarmee je kunt voldoen aan de beoordelingscriteria.

Bewijsstuk Zelfgekozen vorm WP 1.4: A, Q

13

Fase 1

Onderwijsassistent 4

E. Evalueren Evalueer met de groep onderstaande punten. • Het proces van samenwerken:

- Benoem de sterke kanten en de leerpunten in de samenwerking als groep. - Wat zouden jullie de volgende keer anders doen? • Het product van samenwerken (het resultaat):

- Hebben jullie de doelen van de activiteit behaald? - Wat zouden jullie de volgende keer anders doen?

Bewijsstuk Groepsevaluatie WP 1.5: M, O

F. Reflecteren Schrijf een reflectieverslag over je ervaring bij het uitvoeren van deze leerprestatie. Betrek hierin ook je individuele voorbereiding op de leerprestatie (opdracht A.). • In het verslag beschrijf je: - De rol, taken en verantwoordelijkheden die jij hebt gehad bij de uitvoering van de opdrachten en leg uit waarom je die rol, taken en verantwoordelijkheid had. - Jouw sterke en zwakke kanten in de samenwerking (het proces). - Wat je de volgende keer anders zou doen. - Wat je leerdoelen zijn in de samenwerking en waarom. - Wat je kunt doen om aan deze doelen te werken en ze te bereiken.

Bewijsstuk Reflectieverslag WP 1.5: M, O WP 1.1: J, M, N, W

14

Zorg & Welzijn serie 2014

Resultaat van deze leerprestatie Je weet welke beroepsvaardigheden nodig zijn als je met anderen samenwerkt. Je hebt de vaardigheden toegepast bij de opdrachten in deze leerprestatie. Je weet welke vaardigheden jij bezit en benoemt welke je verder gaat ontwikkelen tijdens de opleiding.

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Individuele voorbereiding op de opdrachten in de leerprestatie • Het samenwerkingscontract met onderbouwing • Het plan van aanpak met onderbouwing

• Groepsevaluatie • Reflectieverslag

15

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Voortgangsbeoordelingslijst

Leerprestatie Samenwerkend leren Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Bewijsstuk Beschrijving van je bijdrage aan samenwerken

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft haar sterke kanten bij samenwerken

{ { {

beschrijft de rol(len) die zij op zich neemt bij samenwerken beschrijft haar leerpunten bij samenwerken

{ { {

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Samenwerkingscontract met onderbouwing waarom dit een goed contract is

Werkproces 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren Competenties De student:

G V O

N Onderzoeken

geeft een onderbouwing waarom het samenwerkingscontract goed is

{ { {

O Creëren en innoveren

stelt met de groepsleden groepsregels op voor de samenwerking stelt met de groepsleden een samenwerkingscontract op voor het uitvoeren van een activiteit

{ { {

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

16

Zorg & Welzijn serie 2014

Bewijsstuk Plan van aanpak met onderbouwing

Werkproces 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren Competenties De student: A Beslissen en activiteiten initiëren heeft in het plan van aanpak de juiste activiteiten gekozen om de opdracht uit te voeren

G V O

{ { {

M Analyseren

legt uit wat nodig is om de gekozen activiteit uit te voeren legt uit waarom de activiteit interessant en uitdagend is

{ { {

O Creëren en innoveren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Zelfgekozen vorm

Werkproces 1.4 Plant het eigen leerproces en voert het uit Competenties De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren toont haar bijdrage aan de uitvoering van de gekozen activiteit aan

{ { {

toont haar verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de activiteit aan toont haar bijdrage aan de planning en uitvoering van de activiteit aan

{ { {

Q Plannen en organiseren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Bewijsstuk Groepsevaluatie

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

benoemt de sterke kanten en de leerpunten in de samenwerking als groep benoemt het resultaat van de activiteit en wat zij de volgende keer anders zou doen

{ { {

O Creëren en innoveren

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

17

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Bewijsstuk Reflectieverslag

Werkproces 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren Competenties De student:

G V O

M Analyseren

beschrijft haar rol in de samenwerking

{ { {

beschrijft de taken die zij heeft uitgevoerd

{ { {

beschrijft de verantwoordelijkheid die zij heeft gehad

{ { {

beschrijft haar sterke en zwakke kanten

{ { {

O Creëren en innoveren

beschrijft wat zij anders zou willen doen voor een beter resultaat en/of een betere samenwerking

{ { {

Werkproces 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling Competenties De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

beschrijft duidelijk en concreet haar persoonlijke leerdoelen op het gebied van samenwerken beschrijft hoe zij tot haar leerdoelen is gekomen legt uit welke aanpak geschikt is om haar leerdoelen te kunnen bereiken

{ { {

M Analyseren

{ { {

N Onderzoeken

{ { {

W Gedrevenheid en ambitie tonen beschrijft hoe zij verantwoordelijkheid neemt voor het bereiken van haar leerdoelen

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

18

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling leerprestatie Samenwerkend leren

{ G oed aangetoond { V oldoende aangetoond { O nvoldoende aangetoond

(s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

19

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 1.1 Uitvoeren van lesonderdelen (2014-oa-4-bp 1.1)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie Competenties die bij het werkproces horen 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor L Materialen en middelen inzetten Titel van het werkproces

Nummer van het werkproces

T Instructies en procedures opvolgen

1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

A Beslissen en activiteiten initiëren

B Aansturen

K Vakdeskundigheid toepassen

L Materialen en middelen inzetten

T Instructies en procedures opvolgen

20

Zorg & Welzijn serie 2014

1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

K Vakdeskundigheid toepassen

U Omgaan met veranderingen en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan

2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

L Materialen en middelen inzetten

S Kwaliteit leveren

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Het onderwijs is voortdurend in beweging. En jij als onderwijsassistent beweegt mee. Elke dag is anders. Dat vraagt wat van je aanpassingsvermogen. Het begint met jezelf te leren handhaven in zo’n dynamische werkomgeving. Als je eenmaal inzicht hebt in je taken en werkzaamheden, dan ben je in staat om een goede bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Een leerkracht heeft het vaak erg druk met de randvoorwaarden om goed onderwijs te kunnen leveren. Als onderwijsassistent ondersteun je de leerkracht bij zijn taken. Je bent proactief en voert ondersteunende taken uit die in overleg zijn afgesproken. Een les kan alleen goed verlopen als de voorbereiding optimaal is. Jij als onderwijsassistent bent mede verantwoordelijk voor deze voorbereiding en ondersteuning bij de uitvoering. Je levert een belangrijk aandeel in het mede uitvoeren van lesgevende taken. Voorbeeld PO/SO: Fleur is onderwijsassistent in groep 1/2 bij meneer Frans van de Lambertusschool. Elke ochtend rond 8.00 uur komt ze de school binnen en zet ze alvast koffie. Daarna gaat ze naar de klas en zet de stoelen in de kring zodat de les snel kan beginnen. Fleur ziet dat Frans het ’s morgens altijd druk heeft met ouders die wat willen vertellen of die vragen hebben. Ze stelt voor dat zij de ochtendkring doet zodat Frans de ouders te woord kan staan. Frans vindt het een prima idee en zo start Fleur elke dag met de kring. In een van de kringgesprekken vertelt Esmee dat ze gelogeerd heeft bij haar opa en oma. Ze vertelt honderduit over dit logeerpartijtje. De andere kinderen reageren hier op; sommige willen ook graag logeren, anderen zijn er juist bang voor. Fleur bespreekt dit later met Frans. Fleur stelt voor: “Zal ik een prentenboek opzoeken over logeren, het leeft heel erg bij de kinderen.” Frans vindt het een goed idee en heeft nog wel wat boeken in zijn kast staan over logeren. Ze kiezen er samen één uit. Fleur leest de volgende dag in de kring een verhaal uit het boek voor. De kinderen zijn enthousiast. Fleur stelt voor om logeren als thema te nemen voor de volgende week. Samen met Frans maakt ze een opzet voor de lessen rondom het thema. Frans zal het geheel uitwerken. Fleur zorgt dat alle spullen aanwezig zijn en helpt de kinderen in de klas als ze een tekening maken over logeren. Ze praat met de kinderen over logeren: bij wie, hoeveel nachtjes en hoever van huis. Ze bespreekt een 'praatplaat' over logeren die ze op internet vond. Ze maken een woordspin van alles wat met logeren te maken heeft en kijken de aflevering over logeren van Koekeloeren. Zo wordt de woorden- schat van de kinderen vergroot en sluit Fleur aan bij de belevingswereld van de kinderen.

21

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Voorbeeld (v)mbo Jack loopt stage op het Willem van Oranje college. Hij wordt vooral ingezet bij projecten en op de leerpleinen. Elke maandag spreekt Jack de week door met Gerlinde, zijn praktijkbegeleider. Samen spreken ze af wat Jack gaat doen.

Deze week wordt Jack ingezet bij het koken. Hij krijgt de taak om alle materialen klaar te zetten en te assisteren bij de groepjes die gaan koken.

“Ik heb alles al voor jullie klaar gezet” zegt Jack. “Vandaag maken we spaghetti. Hoe gaan we dat doen?” Rutger en Tim proberen grappig te zijn en willen eerst een koe gaan vangen om er gehakt van te draaien. Jack kijkt ze met een schuin oog aan en blijft serieus. “Ik weet niet uit welke tijd jullie komen, maar hier is van die koe al gehakt gemaakt. Kijk maar in de koeling. Ik moet jullie blijkbaar nog alles leren”, zegt hij met een glimlach. Tim en Rutger lachen een beetje droog en zeggen: “Sorry meneer, grapje!”. Nadat de groepjes een plan van aanpak hebben gemaakt en Jack het met ze heeft doorgesproken, gaan ze aan de slag. Als het eten klaar is en iedereen spaghetti als lunch heeft gehad, willen de leerlingen van de zon gaan genieten. Jack steekt daar even een stokje voor. “Jullie hebben perfect gewerkt, prima gekookt en heerlijk gegeten, maar… jullie vergeten iets.” Tim snapt het meteen en loopt terug naar het aanrecht. “Kom op gasten, opruimen!” Na het opruimen evalueren ze en er blijft toch nog een kwartiertje over om van de zon te genieten.

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ gesloten context

{ geleid

3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 open context

3 begeleid

3 jouw samenwerking met collega’s

{ complexe context

{ zelfstandig*

{ de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie Je hebt onderdelen van het lesprogramma voorbereid en geassisteerd en begeleid tijdens de uitvoering van de lesonderdelen. Je past begeleidingsvaardigheden toe en neemt op tijd pedagogische beslissingen.

22

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of de beoordeling van specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Afstemmen van de werkzaamheden en opstellen van een takenpakket Overleg met je praktijkbegeleider en bespreek welke taken jij kunt doen en welke wederzijdse verwachtingen er zijn. Komen deze met elkaar overeen? Je vertelt welke taken je graag wilt uitvoeren waarvan je denkt dat ze haalbaar voor je zijn. Je voert de taken uit volgens de instructies van de leraar. Begin met de eenvoudige taken, later kun je je takenpakket altijd uitbreiden. Je kunt bijvoorbeeld denken aan: - Vegen van de klas - Dagritmekaartjes ophangen - Computers opstarten en afsluiten - Spullen klaarzetten voor een activiteit - Voorlezen en vertellen - Materiaal controleren en opruimen - Netjes houden van de vensterbanken - Ophangen van werkjes en tekeningen - Invullen van cijfers van een toets of werkje in de cijfermap of het administratiesysteem - Inrichten van een themahoek - Ondersteunen van (individuele) leerlingen Stel samen met je praktijkbegeleider een takenpakket vast waaraan jij de komende weken gaat werken. Maak hiervan een overzicht. Deze opdracht dient als voorbereiding en oefening voor het uitvoeren van de onderstaande opdrachten. B. Voorbereiden en assisteren bij lesonderdelen Spreek met je praktijkbegeleider af bij welke lessen of lesonderdelen je ondersteuning biedt bij de voorbereiding en uitvoering. Bijvoorbeeld voorbereidende taken zoals materialen klaarzetten en de juiste klassenopstelling maken, afrondende taken zoals het goed laten verlopen van het opruimen. Maak van de gemaakte afspraken een plan van aanpak voor de methodische voorbereiding en uitvoering. - Kringgesprekken voeren - Stoelen in een kring zetten

Gedragsbeoordeling WP 1.2: L, T en WP 2.1: L, S

23

Fase 1

Onderwijsassistent 4

C. Begeleiden bij lesonderdelen Bij de begeleiding gaat het om basale vaardigheden: leerlingen op weg helpen bij leertaken, aanspreken, motiveren, stimuleren en complimenteren. Je kiest uit de volgende taalactiviteiten tenminste één activiteit: - Kringgesprek

- Voorlezen - Vertellen

Daarnaast kies je in overleg met de leraar uit verschillende lesactiviteiten onderdelen waarbij jij begeleiding geeft. Je kunt hierbij denken aan: - Rekenen - Lezen en andere taalvaardigheden - Handvaardigheid

- Tekenen - Techniek

Gedragsbeoordeling WP 1.3: A, B, K en WP 1.4: C, D, F, K, U, V

D. Reflectieverslag Reflecteer schriftelijk volgens de STARRT-methode op je begeleidende lestaken in deze beroepsprestatie.

Reflectieverslag WP 1.4: F, K, U

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Reflectieverslag

24

Zorg & Welzijn serie 2014

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 1.1 Uitvoeren van lesonderdelen (2014-oa-4-bp 1.1) Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor

Gedragsbeoordeling voorbereiden en assisteren bij lesonderdelen Competenties De student: L Materialen en middelen inzetten kiest de juiste middelen en materialen die zijn bij de voorbereiding van de les of lesonderdelen

G V O

{ { {

zorgt ervoor dat er geen materialen of middelen onnodig gebruikt worden

{ { {

T Instructies en procedures opvolgen voert de voorbereiding uit volgens de instructie van de leerkracht

{ { {

houdt zich aan de gemaakte afspraken en geldende procedures

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

25

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Werkproces 2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces Competenties De student:

G V O

L Materialen en middelen inzetten gaat na of de juiste middelen en materialen voor de les aanwezig zijn

{ { {

gaat kostenbewust en efficiënt met de materialen en middelen om zorgt ervoor dat de materialen en middelen goed verzorgd en compleet zijn pakt voorbereidende en afrondende werkzaamheden ordelijk en efficiënt aan werkt mee om de voorbereiding en afronding van de les/het lesonderdeel soepel te laten verlopen

{ { {

{ { {

S Kwaliteit leveren

{ { {

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

Gedragsbeoordeling begeleiden bij lesonderdelen Competenties De student:

G V O

A Beslissingen en activiteiten initiëren

neemt op tijd de nodige didactische beslissingen tijdens het assisteren bij de uitvoering van programmaonderdelen geeft heldere en duidelijke instructies en aanwijzingen hanteert het juiste tempo en een logische volgorde

{ { {

B Aansturen

{ { {

{ { {

controleert of de uitleg begrepen is

{ { {

K Vakdeskundigheid toepassen

overziet de groep leerlingen

{ { {

heeft oog voor de individuele leerlingen

{ { {

onthoudt makkelijk en associeert vlot tijdens het geven van uitleg en instructies

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

26

Zorg & Welzijn serie 2014

Werkproces 1.4 Begeleidt leerlingen bij de uitvoering van programmaonderdelen

Gedragsbeoordeling begeleiden bij lesonderdelen Competenties De student:

G V O

C Begeleiden

stimuleert leerlingen om kritisch naar zichzelf te kijken zet leerlingen aan om naar oplossingen te zoeken

{ { {

{ { {

motiveert leerlingen hun best te doen

{ { {

helpt leerlingen om hun doelen te bereiken en uitdagingen aan te gaan toont betrokkenheid bij de leervragen van leerlingen luistert naar leerlingen door te spiegelen en door te vragen geeft aandacht aan de zorg die leerlingen uiten en de gewenste en mogelijke ondersteuning biedt

{ { {

D Aandacht en begrip tonen

{ { {

{ { {

{ { {

F Ethisch en integer handelen

consequent en binnen de regels van de school

{ { {

houdt zich aan de gemaakte afspraken over de begeleiding van de leerlingen

{ { {

respecteert verschillen tussen leerlingen

{ { {

K Vakdeskundigheid toepassen

schakelt tussen de verschillende leerlingen

{ { {

schakelt tussen individuele leerlingen en de groep

{ { {

U Omgaan met verandering en aanpassen

reageert flexibel op veranderingen

{ { {

communiceert helder en duidelijk naar de leerlingen, ook in onduidelijke en onzekere situaties handelt met respect voor de eigenheid van elk individu past de begeleiding aan de steeds veranderende leerbehoefte aan

{ { {

{ { {

{ { {

V Met druk en tegenslag omgaan

kan omgaan met eigen gevoelens en emoties

{ { {

geeft gecontroleerd uiting aan deze gevoelens en emoties

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

27

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Werkproces 1.4 Begeleidt leerlingen bij de uitvoering van programmaonderdelen

Bewijsstuk Reflectieverslag Competenties

De student:

G V O

F Ethisch en integer handelen

beschrijft hoe zij consequent handelt binnen de regels van de school beschrijft hoe zij verschillen tussen leerlingen respecteert beschrijft hoe zij omgaat met individuele verschillen tussen leerlingen beschrijft hoe zij aansluit op de verschillen tussen de leerlingen in leerstijl en leerbehoefte beschrijft hoe zij de begeleiding aanpast aan de steeds veranderende leerbehoefte van de leerling

{ { {

{ { {

K Vakdeskundigheid toepassen

{ { {

U Omgaan met verandering en aanpassen

{ { {

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

28

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 1.1 Uitvoeren van lesonderdelen (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is) { G oed aangetoond

{ V oldoende aangetoond { O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

29

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 1.2 Observeren en rapporteren (2014-oa-4-bp 1.2)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen F Ethisch en integer handelen

1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen en rapporteert de bevindingen

J Formuleren en rapporteren

K Vakdeskundigheid toepassen

T Instructies en procedures opvolgen

2.3 Voert administratieve taken uit

T Instructies en procedures opvolgen

W Gedrevenheid en ambitie tonen

30

Zorg & Welzijn serie 2014

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Van jou als onderwijsassistent wordt verwacht dat je leerlingen observeert. Je observeert regelmatig volgens de eisen die de school aan observaties stelt. Dit betekent onder andere dat je zo objectief mogelijk naar leerlingen kijkt en luistert en je je niet laat leiden door persoonlijke voorkeuren. De informatie die je hierover geeft aan de leraar draagt bij aan de beeldvorming van de individuele leerling. Door bewust, gericht en met een specifiek doel te observeren, zorg je uiteindelijk voor een nauwkeurige en volledige rapportage die voldoet aan de gestelde eisen. Ook verwerk je de leerling gegevens nauwkeurig en overzichtelijk. Je bewaakt de vertrouwelijkheid hiervan. Ook voor het rapporteren geldt de objectiviteit van de informatie. Voorbeeld PO/SO: Jasper zit in groep 5 van basisschool ‘de Vlieger’. Jasper zit vaak op zijn stoel te wiebelen, staat regelmatig aan het tafeltje van zijn overbuurmeisje en speelt graag met alles wat hij maar te pakken kan krijgen. Is de groep met een taakje bezig, dan leidt Jasper de andere leerlingen af door zijn opmerkingen. Het is niet helemaal duidelijk of Jasper ADHD heeft.

Hoog tijd om hem eens goed te observeren.

Voorbeeld (v)mbo: Floortje zit in klas 2 van het vmbo. Floortje vertoont de laatste tijd nogal teruggetrokken gedrag. Wanneer Stan bij haar in het groepje zit, valt op dat Floortje erg stil is. Zij reageert ook nauwelijks enthousiast op nieuwe activiteiten en haar studieresultaten gaan de laatste tijd achteruit. Onderwijsassistente Joyce krijgt van de leraar de opdracht om Floortje te observeren.

31

Fase 1

Onderwijsassistent 4

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ gesloten context

{ geleid

3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 open context

3 begeleid

3 jouw samenwerking met collega’s

{ complexe context

{ zelfstandig*

{ de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie Door observatie heb je als onderwijsassistent een bijdrage geleverd aan de beeldvorming van een individuele leerling. Je hebt gegevens accuraat geregistreerd en gaat vertrouwelijk met de gegevens om. Je rapporteert je observaties en bevindingen aan de leraar.

32

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Stel een observatieplan op voor een leerling en voer de observatie uit Kies in overleg met je (praktijk)begeleider een kind dat je gaat observeren en bespreek welke methodiek je wilt gaan toepassen. Maak een keuze, afhankelijk van de school waar je stage loopt en de doelstelling van je observatie, uit verschillende observatiemethodieken: - participerende observatie: bijvoorbeeld observatie tijdens de begeleiding van een leerling in de kleutergroep tijdens een ontwikkelingsgerichte activiteit. Het doel kan zijn om een specifiek gebied in de ontwikkeling van het kind vast te stellen. - kwalitatieve observatie, ook wel filmische observatie genoemd waarbij je zoveel mogelijk opschrijft wat je waarneemt: bijvoorbeeld observatie van vooral het niet-taakgerichte gedrag van een leerling, inclusief alle bijzonderheden. Doel is de leerling beter te leren kennen. - kwantitatieve observatie ofwel het turven genoemd: bijvoorbeeld door observatie het beantwoorden van de vraag hoe vaak een leerling niet-taakgericht gedrag vertoont. - tijdsinterval observatie: bijvoorbeeld om de tien seconden of om de twee minuten schrijf je het dan waargenomen gedrag van een leerling op. Het daar tussenliggende gedrag negeer je. - de vijf-minuten-observatie is een vorm van een steekproefobservatie: bijvoorbeeld om de vijf minuten schrijf je op of de leerling wel of niet-taakgericht bezig is.

Leg je observatieplannen ter goedkeuring voor aan je (praktijk)begeleider. Indien nodig kun je ook buiten je eigen groep observeren.

Observatieplan WP1.1: F, K, T Gedragsbeoordeling WP 1.1: F, K

B. Rapportage Maak naar aanleiding van de observatie een rapportage en bespreek dit met je (praktijk)begeleider.

Rapportage WP 1.1: J

C. Administratieve verwerking van de leerling gegevens Je voert de leerling-gegevens in in het LVS/ leerlingdossier op de wijze die gebruikelijk is binnen de school.

Administratieve verwerking WP 2.3: W, T

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voorgangsbeoordelingslijst • Observatieplan • Rapportage Administratieve verwerking van de leerling gegevens

33

Fase 1

Onderwijsassistent 4

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 1.2 Observeren en rapporteren (2014-oa-4-bp 1.2) Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen en rapporteert de bevindingen

Bewijsstuk Observatieplan Competenties

De student:

G V O

F Ethisch en integer handelen

gaat discreet om met leerling gegevens

{ { {

respecteert vertrouwelijkheid

{ { {

K Vakdeskundigheid toepassen

neemt volledige en bruikbare informatie op, gericht op de observatie opdracht

{ { {

rapporteert objectief

{ { {

T Instructies en procedures opvolgen observeert volgens de door de leraar/het team gegeven instructies

{ { {

werkt volgens de binnen de school geldende procedures en protocollen

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

34

Zorg & Welzijn serie 2014

Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen en rapporteert de bevindingen

Gedragsbeoordeling Observeren Competenties

De student:

G V O

F Ethisch en integer handelen

handelt consequent in lijn met de geldende maatstaven binnen de school

{ { {

respecteert de vertrouwelijkheid

{ { {

K Vakdeskundigheid toepassen

observeert onbevooroordeeld

{ { {

houdt zich bij het observeren aan de vooraf geformuleerde doelstelling

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen en rapporteert de bevindingen

Bewijsstuk Rapportage

Competenties

De student:

G V O

J Formuleren en rapporteren

rapporteert in het juiste taalgebruik

{ { {

hanteert correcte spelling en grammatica

{ { {

rapporteert nauwkeurig en volledig

{ { {

geeft informatie die bijdraagt aan de beeldvorming van de leerling

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

35

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Werkproces 2.3 Voert administratieve taken uit

Bewijsstuk Administratieve verwerking van de leerling gegevens

Competenties

De student:

G V O

T Instructies en procedures opvolgen volgt instructies en procedures m.b.t. administratieve werkzaamheden op

{ { {

houdt zich aan de voorgeschreven (werk)procedures

{ { {

W Gedrevenheid en ambitie tonen laat actief weten beschikbaar te zijn voor administratieve werkzaamheden

{ { {

vraagt uit zichzelf of er nog iets gedaan kan worden

{ { {

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

36

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 1.2 Observeren en rapporteren (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is) { G oed aangetoond

{ V oldoende aangetoond { O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling: { BPV

{ Opleiding

Datum:

Handtekening:

37

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 1.3 (buiten) Surveilleren (2014-oa- bp 1.3)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen

2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

A Beslissen en activiteiten initiëren

B Aansturen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

T Instructies en procedures opvolgen

U Omgaan met verandering en aanpassen

38

Zorg & Welzijn serie 2014

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Het surveilleren is meer dan aanwezig zijn en een ronde lopen. Je toont interesse in de leerlingen, je biedt veiligheid, grijpt tijdig in en bemiddelt bij conflicten tussen leerlingen. Op die manier draag je ook bij aan een goed pedagogisch klimaat op school. Voorbeeld PO / SO: Marée, onderwijsassistent in groep 6, loopt rond op het schoolplein. De leerlingen spelen en genieten van het buiten zijn. Het is niet overal gezellig. “Giel, waarom huil je zo?” vraagt Marée. “Hakan heeft mijn knikkers afgepakt.” Marée vraagt of Hakan er ook even bij komt. Hakan komt rustig aanlopen en zegt: “Ja maar juf, Giel speelt vals. Ik had het potje eerlijk gewonnen!” Marée: “Laten we eerst het verhaal eens helder krijgen. Eerst vertelt Giel en luister jij Hakan, daarna mag jij je verhaal doen.” Als Giel en Hakan hun verhaal hebben gedaan krijgen ze 5 minuten van Marée om zelf een oplossing te bedenken. Al snel komen Giel en Hakan bij Marée. “We hebben het opgelost juf! Hakan en ik hebben nog een keer gespeeld en Hakan heeft eerlijk gewonnen.” Marée: “Prima, volgende keer van tevoren goed afspreken hoe jullie het spelletje willen spelen.” Voorbeeld (v)mbo Ebrü loopt stage op een school voor vmbo. Ze gaat mee als begeleider naar een oriëntatiedag bij een school voor mbo. Als ze in de bus naar de school voor mbo zitten, roept Mark hard door de bus: “Wat een smerige lucht hangt hier, zal zeker wel van jou zijn Hilal.” Hilal verweert zich: “Ach, houd toch je mond, vervelend rotjoch.” Er ontstaat een klein opstootje. Ebrü is ondertussen opgestaan en loopt naar Mark en Hilal. Ebrü kijkt indringend naar Mark. Meteen is het stil. “Sorry juf, ik maakte een grapje, maar het pakte niet goed uit.” Ebrü: “Volgens mij kan je beter sorry tegen Hilal zeggen.” Mark biedt zijn excuses aan. Hilal kijkt dankbaar naar Ebrü. Ze stoot Marga aan die naast haar zit, “Fijne juf hé?”, fluistert ze.

39

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Made with