Bert van Wee en Jan Anne Annema (red.) - Verkeer en vervoer in hoofdlijnen

1

Inleiding

Bert van Wee & Jan Anne Annema

Het doel van dit boek is om in hoofdlijnen aan te geven hoe het verkeers- en vervoerssysteem in elkaar zit, wat de invloed van dat systeem is op bereikbaar heid, veiligheid en milieu, en waarop en hoe verkeers- en vervoersbeleid wordt gevoerd. In dit boek richten wij ons op diegenen die een algemeen beeld willen krijgen van verkeer en vervoer inclusief de maatschappelijke effecten ervan. We den ken daarbij aan studenten die een hbo-opleiding volgen waarbij dit thema aan bod komt, maar ook aan mensen die wel een hbo- of universitaire opleiding of werk- en denkniveau hebben, maar geen specifieke opleiding op het gebied van verkeer en vervoer. Het boek is als volgt gestructureerd. Na dit inleidende hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 een algemene introductie op de onderwerpen die in dit boek cen traal staan en wordt tevens de samenhang tussen die onderwerpen verhelderd. Dit hoofdstuk is opgezet vanuit een schema, een conceptueel model, dat in zichtelijk maakt hoe verschillende factoren als behoeften, ruimtelijke inrich ting en de verplaatsingsweerstand (met name tijd en geld) elkaar beïnvloeden, en hoe dergelijke factoren samenhangen met ontwikkelingen in bereikbaar heid, veiligheid en milieu. In deel I (de hoofdstukken 3 tot en met 6) beschrijven we hoe het verkeers- en vervoerssysteem in elkaar zit, en gaan we achtereenvolgens in op personenver voer (hoofdstuk 3, de behoeften van mensen) en goederenvervoer (hoofdstuk 4, de behoeften aan goederenvervoer van bedrijven), de ruimtelijke inrichting (hoofdstuk 5) en de verplaatsingsweerstand (hoofdstuk 6). In deze hoofdstuk ken 3 tot en met 6 komen ook de relaties tussen de componenten van het totale verkeers- en vervoerssysteem aan bod. Hoofdstuk 3 maakt duidelijk dat ver plaatsingen van mensen een afgeleide zijn van hun activiteitenpatroon: ver plaatsen is meestal geen doel op zich, maar een middel om op verschillende plekken activiteiten te ontplooien, zoals wonen, werken, het volgen van on derwijs, winkelen en recreëren. Dat activiteitenpatroon is afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen die mensen hebben. Hoofdstuk 4 gaat over de

11

Made with FlippingBook Learn more on our blog