Nico van Oosten, Ineke van der Vlugt en Luc Brants - Seksespecifieke hulpverlening

Sekse

specifieke hulpverlen i ng

NicovanOosten, InekevanderVlugtenLucBrants

c u i t g e v e r ij c ou t i n ho

Seksespecifiekehulpverlening

Nico vanOosten Ineke vanderVlugt LucBrants

Tweede, herzienedruk

c u i t g e v e r ij

c ou t i n ho

bussum2009

Webondersteuning Bij dit boek hoort eenwebsitemet extramateriaal. Deze is te vinden via www. coutinho.nl/seksespecifiek .

© 2002Uitgeverij Coutinhob.v. Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen magniets uit deze uitgaveworden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautoma tiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigewijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming vande uitgever. Voor zover hetmaken van reprografische verveelvoudigingenuit dezeuitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere com pilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kanmen zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130KBHoofddorp, www.cedar.nl/pro).

Eerste druk 2002 Tweede, herziene druk 2009

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400AHBussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: DienBos, Amsterdam Illustraties Sigmund: ©Peter deWit, Amsterdam

Noot vande uitgever Wij hebben allemoeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterha len. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemenmet de uitgever.

ISBN 978 90 469 0114 4 NUR 741

Voorwoord bij de tweede, herzienedruk

Dit studieboek is bedoeld voor professionals in opleiding in de hulp- en dienst verlening, envooranderegeïnteresseerdendiezichwillenverdiepen in seksespe cifiekwerkenmet het oog ophunberoepspraktijk. Het idee voor dit boek ontstond in 1999 tijdens een project van TransAct gericht op de integratie van seksespecifieke hulpverlening in de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). Tijdens een inventarisatie onder docenten van deze opleidingen bleek, dat er weinig actuelemethodische literatuur over seksespecifiekehulpverlening voorhandenwas.Over de bestaan de literatuur opdit terreinoordeeldende docentendat het beperkt bruikbaar of dat het alleen vrouwen- of alleenmannenhulpverlening behandelde. Seksespecifieke hulpverlening voorzag in zijn eerste editie al in deze leemte en we zijn er van overtuigddat deze tweede herziene drukweer een betere afstem ming opde onderwijspraktijk inhoudt. De eerste druk van dit boek is op veel hogescholen in gebruik genomen. Niet alleen in de MWD-opleiding, maar hier en daar ook bij de opleiding Sociaal PedagogischeHulpverlening. Soms als verplichte literatuur (vaakdan inhet eer ste en tweede leerjaar), vaak als keuzeliteratuur in de laatste jaren. De reacties vandocentenwarenzeerpositief. Bovendienconstateerdenwe tijdens eenaantal gastlessendie inde loopvande jaren zijngehoudenvoor eerste- en tweedejaars studenten, dat wemet de ideeën in dit boek een gevoelige en herkenbare snaar rakenbij studentenuitheeluiteenlopendeculturen.Vooraldecombinatievande seksespecifieke invalshoek,hetdiversiteitsdenkeneneensysteemgerichtemanier van kijken slaat erg aan en geeft de nodige herkenning. Dit én het gegeven dat seksespecifieke hulpverlening een manier is om cliëntgerichte hulp vorm te geven maken duidelijk hoe belangrijk het is om in het beroepsonderwijs aan dacht tebestedenaan sekse- enandereverschillen tussencliënten.Zokanerecht recht gedaanworden aanhet uitgangspunt dat ‘elke cliënt anders is’. Toch horenwe van docenten – ook de afgelopen jaren – nogal eens dat eer stejaarsstudenten aanvankelijk hun twijfels hebben bij de noodzaak van sek sespecifieke hulpverlening. Docenten geven aan dat ze telkens weer moeten zoekennaar de aansluiting op de levenservaringen vannieuwe generaties stu denten. In deze herziene, tweede druk hebben we hier op een nieuwe manier aandacht aanbesteed inde vorm van reflectie- endiscussievragen. Deze staan verspreid door het boek enworden aangegevenmet een pictogram.

Seksespecifieke hulpverlening en rekening houdenmet de diversiteit onder cli ëntenworden steedsmeer onderdeel vande main stream inde zorg. Ze verschij nen in kwaliteitsdocumenten van de stichtingHKZ, in het beleid van instellin gen en inprotocollen.Maar ook is er steedsmeer aandacht voor evidence based werken. Daarom is in deze herziene druk de wetenschappelijke onderbouwing van seksespecifieke hulpverlening (hoofdstuk 2) weer tegen het licht gehouden. In (regionale) onderzoeken is er – naast aandacht voor leeftijdsverschillen – steeds meer aandacht voor sekse- en cultuurverschillen in gezondheid en gebruik van zorg (TenHave et al, 2002; Poort et al, 2001). Ook internationaal blijken er steeds meer en betere wetenschappelijke onderbouwingen te komen voor seksespecifieke hulpverlening (zie bijvoorbeeld Brannon, 1996; Delfos, 2007). De paragraaf over huiselijk geweld vroeg om een ingrijpende herziening, omdat er op dat vlak veel methodische vooruitgang is geboekt sinds de eerste editie. Er is zelfs een apart studieboek geschreven over dit onderwerp: het Basisboekhuiselijk geweld (Janssen,Wentzel enVissers, 2009). Indezedruk van Seksespecifieke hulpverlening heeft dit thema nu een eigen hoofdstuk gekregen. Vanwege het verschijnen van dit aparte studieboek van Janssen et al., concen treert dit boek zich op de seksespecifieke aspecten van huiselijk geweld en de hulpdaarbij. Dezeherzienedruk isbeter afgestemdopdeopleidingSPHdoor expliciet in te gaanopde seksespecifiekeaspectenvangroepswerk enookmeer casuïstiekover groepswerkop te nemen. Tot slot hebbenwe indezenieuwedrukmeernadrukgelegdophet systeemge richte kijken enhulp verlenen. Bij deze tweede, herziene druk hoort ook een ondersteunende website, waarop onder anderewerkvormen, casuïstiek en linksnaar relevante sites te vinden zul len zijn. Dezewebsite gaat de huidige docentenhandleiding vervangen. Ondanks al deze herzieningen blijft dit studieboek een subjectieve keuze van onderwerpen. In een volgende herziening zullen onderwerpen als diversiteit en homoseksualiteit opnieuw tegenhet licht gehoudenworden. Vragen, opmerkin gen en suggesties zijndanook altijdwelkom! Het belangrijkste waar wij vanuit gaan is dat als studenten eenmaal door een seksespecifieke en diversiteitsbril naar een aantal kernproblemen hebben leren kijken, zij dit gemakkelijker leren toepassenop andere problemen.

Woord van dank Opdeze plaats dankenwij alle docenten, studenten en anderendie de afgelopen jaren hebben gereageerd op de inhoud van ons boek. Er waren veel positieve reacties,maarwewarenookheelblijmetdekritischenotendiewerdengekraakt. Wehebbendienamelijkgebruikt bij de verbeteringvandit boek.Wehopendan ookdat de reacties ookde komende jarenweer blijvenbinnenstromen. We willen in het bijzonder twee collega’s vanMOVISIE bedanken, omdat zij concepten van herziene hoofdstukken hebben doorgelezen en van commentaar voorzien.AnnieOudeAvenhuisnamdeeerstedriehoofdstukkendoor enkwam met waardevolle aanvullingen op het diversiteitsperspectief. Margot Scholte nam het vierde hoofdstuk over Aanmelding en Intake door en keek vooral kri tischwaarwe zakenbesprakendie inhaar boek Wegen en (blijven) overwegen al werden genoemd. TinekeOttenheeft ons alsdocent opdeHogeschool Leeuwardenvoorzienvan zeer waardevol materiaal over overdracht en tegenoverdracht rond grensover schrijdend gedrag. We hebben dit gebruikt als achtergrondmateriaal voor alle paragrafen enpassages die hieropbetrekkinghebben. Silvie Janssen (MOVISIE)willenwedankenvoorhaar aanmoedigingen en sti mulans tijdens de herziening van het boek. En Sanne Schepman voor haar kri tisch redactioneel commentaar, waardoorwe soms ookopnieuwnaar de inhou delijke formuleringenmoestenkijken, hetgeendekwaliteit vanhet boek zeer ten goede is gekomen. Daarnaast hebben Nico van Oosten en Ineke van de Vlugt dankbaar gebruik gemaakt van de inhoudelijke expertise en schrijverskwaliteiten van Luc Brants. Hij is danook eervol vermeld als derde auteur.

Nico vanOosten, Ineke vandeVlugt enLuc Brants Voorjaar 2009

Pictogrammen In deze tweede, herziene druk van Seksespecifieke hulpverlening wordt gebruik gemaakt vanpictogrammenomdeverschillendeonderdelenvanhetboek tever duidelijken. Deze pictogrammen verwijzennaar: reflectievragen

?

discussievragen

praktijkvoorbeelden

dewebondersteuning

Webondersteuning Bij dit boekhoort eenwebsitemet extramateriaal. Deze is te vinden via www.coutinho.nl/sekespecifiek . Hier vind je onder andere werkvormen, casuïstiek en links naar interessante sites.

Inhoud

deel I Theoretischebeschouwing 13

1 Seksespecifiekehulpverlening: een inleiding 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Historische ontwikkeling en seksespecifieke hulpverlening 16 1.3 Wat is seksespecifieke hulpverlening? 17 1.4 Demeerwaarde van seksespecifieke hulpverlening 18 1.5 De ontwikkeling van seksespecifieke hulpverlening naar diversiteit in de zorg 20 1.5.1 Van vrouwenhulpverlening en mannenhulpverlening naar sek sespecifieke hulpverlening 20 1.5.2 Van seksespecifiekehulpverleningnaar diversiteit inde zorg 21 1.5.3 Identiteit endiversiteit 22 1.6 Uitgangspunten,methodische principes enbeleid 26 2 Theoretischebasis van seksespecifiekehulpverlening 29 2.1 Inleiding 29 2.2 Sekseverschillen: nature of nurture? 29 2.3 Lichamelijke sekseverschillen, genderidentiteit en seksuele voorkeur 31 2.3.1 Verschillen inuiterlijk 32 2.3.2 Hersenen 33

2.3.3 Hormoonspiegels, gevoelens en gedrag 33 2.3.4 Genderidentiteit en seksuele voorkeur 35 2.4 Aanleg, opvoeding, socialisatie en sekseverschillen 36

2.4.1 De ontwikkeling vanhet besef van genderidentiteit 36 2.4.2 Opvoeding 37 2.4.3 Ouderschapsarrangement 42 2.4.4 Andere invloedenopde socialisatie 45

2.5 Sekseverschillenopmaatschappelijkniveau 46 2.5.1 De verdeling vanbetaalde arbeid 46 2.5.2 De verdeling vanonbetaalde zorg 48 2.6 Sekse, hulpvraag enhulpverlening 49 2.6.1 Verschillen inpsychische problemen 49 2.6.2 Gebruik van zorg 52 2.6.3 Gevolgen vanpsychische problemen 53

2.6.4 Conclusies endiscussie 54

2.7 Samenvatting 57

3 Methodische aspecten van seksespecifiekehulpverlening 59 3.1 Inleiding 59 3.2 Aandacht voor sekse inhet hulpverleningsproces 60 3.2.1 Interactie en communicatie tussen cliënt enhulpverlener 60 3.2.2 Overdracht en tegenoverdracht 69 3.2.3 Cliëntgerichtwerken 73 3.2.4 Macht,machtsverhoudingen enmachtsdynamiek 78 3.3 Aandacht voor sekse inde inhoud vande hulpverlening 84 3.3.1 Seksespecifieke thema’s signaleren enbespreekbaarmaken 84 3.3.2 Seksesocialisatie en seksecoderingen signaleren en bespreekbaar maken 90 3.3.3 Voorlichting en informatie verstrekken 94 3.3.4 Algemene eisen voor seksespecifieke hulpverleners 94 3.4 Seksespecifieke hulpverlening en instellingsbeleid 95 3.4.1 Bewustematching op sekse en andere diversiteitsfactoren 95 3.4.2 Signalering enmethodiekontwikkeling 96 3.5 Samenvatting 98 4 De intake vanuit een systeemgericht sekseperspectief 103 4.1 Inleiding 103 4.2 Algemene seksespecifiekeaspectenvandeaanmelding ende intake 104 4.3 De aanmelding 105 4.4 De intake 108 4.4.1 Inleiding 108 4.4.2 Algemene aspectenbij de intake 108 4.4.3 Gespreksthema’s 110 4.4.4 Aanvullende checklists 122 4.5 Probleemdefinitie 128 4.5.1 Probleemanalyse 128 4.5.2 Seksespecifieke aspecten vande indicatiestelling 130 4.6 Evaluatie intake enbegeleiding 131 4.7 Samenvatting 132

deel II Methodischhandelen indepraktijk 101

5 Seksespecifieke aandachtspunten en competenties 135 5.1 Inleiding 135 5.2 De systeemgerichte visie versus de systeemgerichte aanpak 135 5.3 Individuele hulpverlening: seksehomogeenof sekseheterogeen? 139 5.4 Groepsgerichte hulpverlening: vrouwen- enmannengroepen en gemengde groepen 141 5.4.1 Verschillende soorten groepen, doelen enwerkvormen 141 5.4.2 Het belang van mannen- en vrouwengroepen voor deelnemers 143 5.4.3 Indicatiestelling bij groepen vanuit een sekseperspectief 145 5.4.4 Seksespecifieke processen enpatronen in groepen 147 5.4.5 Fasen in groepen 150 5.4.6 Processen tussengroepsleidingendeelnemersende rol van sekse 154 5.4.7 Competenties vanbegeleiders van seksespecifiekgroepswerk 155 5.5 Relatie- en systeemgerichte hulpverlening 156 5.5.1 Seksespecifieke systeemgerichte benadering 159 5.5.2 Indicatiestelling voor een seksespecifieke systeem- of relatiege richte aanpak 161 5.5.3 Aandachtspunten en dilemma’s bij seksespecifieke systeemge richte hulpverlening 164 5.5.4 Competenties vanhulpverleners 173 5.6 Samenvatting 173 6 Depraktijk: eenaantal belangrijkeproblemenenhulpvragen 175 6.1 Inleiding 175 6.2 Problemen rond inkomen, opleiding, arbeid enhuisvesting 175 6.2.1 Seksespecifieke aandachtspunten in de hulpverlening bij inko mens-, bestedings- en schuldenproblematiek 175 6.2.2 Problemen rondhuisvesting enopleiding 179 6.2.3 Seksespecifieke aspecten van arbeidsgebondenproblemen 181 6.3 Middelenmisbruik en -afhankelijkheid 183 6.3.1 Wanneer is gebruik vanmiddelen eenprobleem? 183 6.3.2 Seksespecifieke aspecten vanmiddelengebruik 184 6.3.3 Co-dependency 186 6.4 Ingrijpende gebeurtenissen ende verwerkingdaarvan 188 6.4.1 Reacties op een seksespecifieke gebeurtenis: zwangerschap en bevalling 188 6.5 Migratieproblematiek 190 6.5.1 De confrontatiemet andere culturelewaarden ennormen 192 6.5.2 Seksespecifieke aspecten vande ‘conditionmigrante’ 193 6.5.3 Confrontatiemet andereman-vrouwrelaties en -posities 194

6.5.4 Seksespecifieke aspecten vanhet aanpassingsproces 195 6.5.5 Homoseksualiteit enmigratie 197 6.5.6 De invloedvan religieuzeovertuigingenop sekseverhoudingen 198 6.5.7 Seksespecifieke hulpverlening aanmannen en vrouwenmet een migratieachtergrond 199 6.6 Relatieproblemen 200 6.6.1 Communicatieproblemen inpartnerrelaties 201 6.6.2 Intimiteit en seksualiteit 203 6.7 Samenvatting 206 7.2 Inleiding: recente ontwikkelingen 208 7.3 Huiselijk geweld: eenomschrijving 208 7.4 Seksespecifieke aspecten inde feiten en cijfers 213 7.5 Hoe ontstaat huiselijk geweld enwaaromduurt het voort? 214 7.5.1 Relatievorming enhet eerste geweld: de genderdialoog 217 7.5.2 De cirkel van geweld 219 7.5.3 Escalatie: omgaanmet stress en seksespecifiekecommunicatie 221 7.6 De hulpverlening bij huiselijk en seksueel geweld 226 7.6.1 Uitgangspunten voor hulpbij huiselijk en seksueel geweld 226 7.6.2 Valkuilen inde hulpverlening 228 7.7 Signaleren enbespreekbaarmaken 229 7 Depraktijk: huiselijk en seksueel geweld 207 7.1 Inleiding 207

7.7.1 Geweld tussenpartners bespreekbaarmaken 231 7.7.2 Geweldmet kinderenbespreekbaarmaken 233 7.7.3 Doorvragen 234 7.7.4 Individuele contactenmet slachtoffers enplegers 235

7.8 De praktijk van seksespecifieke systeemgerichte hulp: time-out en verder 241 7.8.1 De time-out 241 7.8.2 Exploreren van escalerende interacties 244 7.8.3 Zelfmonitoringlijst 247 7.9 Relatie- en gezinsgesprekken 249

7.9.1 Relatiegesprekken 250 7.9.2 Gezinsgesprekken 251

7.10 Samenvatting 252

Literatuurlijst 253 Register 265 Over de auteurs 271

deel I Theoretischebeschouwing

14

deel I Theoretische beschouwing

1 Seksespecifiekehulpverlening: een inleiding 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Historische ontwikkeling en seksespecifieke hulpverlening 16 1.3 Wat is seksespecifieke hulpverlening? 17 1.4 Demeerwaarde van seksespecifieke hulpverlening 18 1.5 De ontwikkeling van seksespecifieke hulpverlening naar diversi teit inde zorg 20 1.6 Uitgangspunten,methodische principes enbeleid 26 2 Theoretischebasis van seksespecifiekehulpverlening 29 2.1 Inleiding 29 2.2 Sekseverschillen: nature of nurture? 29 2.3 Lichamelijke sekseverschillen, genderidentiteit en seksuele voorkeur 31 2.4 Aanleg, opvoeding, socialisatie en sekseverschillen 36 2.5 Sekseverschillenopmaatschappelijkniveau 46 2.6 Sekse, hulpvraag enhulpverlening 49 2.7 Samenvatting 57 3 Methodische aspecten van seksespecifiekehulpverlening 59 3.1 Inleiding 59 3.2 Aandacht voor sekse inhet hulpverleningsproces 60 3.3 Aandacht voor sekse inde inhoud vande hulpverlening 84 3.4 Seksespecifieke hulpverlening en instellingsbeleid 95 3.5 Samenvatting 98

15

1 Seksespecifiekehulpverlening: een inleiding

1.1 Inleiding Seksespecifieke hulpverlening is steeds meer gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Daarbij is er aandacht voor verschillen en overeenkomsten tussen mannen envrouwen enerzijds enverschillen enovereenkomsten tussenmannen onderling en vrouwen onderling anderzijds. Belangrijke invalshoeken daarbij zijn: lichamelijke en aangeboren eigenschappen, psychische en psychosociale ontwikkeling, de maatschappelijke en culturele context, en seksespecifieke interactie- en communicatiepatronen. Binnen al deze invalshoeken vinden we achtergrondenenoorzakenvanverschillen ingeestelijkeen lichamelijkegezond heid en demate waarinmannen en vrouwen een beroep doen op professionele zorg. Daarnaast spelen de genoemde verschillen en overeenkomsten ook in de inhoud en het proces van de hulpverlening. In hoofdstuk 2 en 3 worden deze aspectendiepgaand verkend. In dit hoofdstuk beschrijvenwe enkele historische achtergronden die een rol hebbengespeeldbij het ontstaan endeverdereontwikkelingvan seksespecifieke hulpverlening. Seksespecifieke hulpverlening kunnen we bijvoorbeeld niet los zien van de Tweede feministische golf en de emancipatie van vrouwen enman nen. Inde loop vandit hoofdstuk gevenwe eenkorte omschrijving vanwat sek sespecifiekehulpverlening inhoudt ennoemenwedeuitgangspunten enmetho dische principes ervan. Inhoofdstuk 3wordendeze verder uitgewerkt. • Als jede bovenstaande inleiding leest, ervaar jedan (inhet gezinwaarin je bent opgegroeid, je familieen jevrienden- enkenniskring)dat er zowel verschillenals overeenkomsten zijn tussen jongens enmeiden en vrouwen enmannen?Welke vind je demeest opvallende?Waar hebben deze verschillen en overeenkomsten mee temaken volgens jou?Wat vind je vandie verschillen en overeenkomsten? • Ervaar je ook verschillen tussen jongens en mannen onderling en meiden en vrouwen onderling?Welke vind je demeest opvallende?Waar hebbendeze ver schillenmee temaken volgens jou?Wat vind je vandie verschillen? ?

16

deel I Theoretische beschouwing

1.2 Historischeontwikkeling en seksespecifiekehulpverlening Voor een goedbegrip vande huidige praktijk van seksespecifieke hulpverlening ishet belangrijkom enkelehistorischeontwikkelingen inNederland tebeschrij ven. Eind jaren zestig van de vorige eeuw waren er in economische en maat schappelijke topposities nauwelijks vrouwen te bekennen; het recht op abortus, het recht op kinderopvang en dergelijke moesten nog bevochten worden. Tot 1957 regelde dewetgeving zelfs dat vrouwen uit overheidsdienst werden ontsla gen zo gauw ze trouwden. Vanaf eind jaren zestig ontstond er met name onder hoogopgeleide vrouwen verzet tegen deze situatie. Dit liep uit in de Tweede feministische golf. Eén van de resultatendaarvan is dat sinds de jaren tachtig het steeds gewoner is dat ook vrouwenopbelangrijkeposities terechtkomenendat zevooreencarrièrekiezen. Ongeveer70procent vanallevrouwen tussende25en50 jaarparticipeert tegen woordig in het arbeidsproces, 57 procent van hen heeft een baan van 12 uur of meer perweek, en slechts 43procent vanhen is economisch zelfstandig (Merens enHermans, 2009). Vrouwenwerken veel vaker in deeltijd danmannen: zeven opde tien vrouwenwerken indeeltijd, terwijl slechts 15procent vandemannen een baan van 12 tot 35 uur per week heeft. Meer dan vroeger nemenmannen opvoedingstaken voor hun rekening. Meiden presteren in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs beter dan jongens, met name onder groepen met een andere culturele achtergrond. Verschillen inmaatschappelijkepositieen levensloophebben, net als socialisa tie, gevolgen voor het gedrag, onder andere voor demanier waaropmannen en vrouwenomgaanmetklachtenenproblemen.Dezegevolgenzijnmerkbaar inde zorg. Niet alleen maatschappelijke positie en socialisatie van cliënten hebben invloed, ookhunetnischeachtergrond, hun seksuelevoorkeur, hun levensfaseen levensovertuiging spelenmee. Al deze factoren zijn van invloed op hoemensen hunman-of vrouw-zijnbeleven.Omhetmet anderewoorden tezeggen:mensen zijnniet alleenmannelijkof vrouwelijk in lichamelijke zin (sekse), zevoelen zich ook inmeerdere ofminderematemannelijk en/of vrouwelijk (genderidentiteit). Bovendienworden ze door hun omgeving (familie, sociaal-culturele omgeving, maatschappij) gezien en aangesproken als inmeerdere ofminderematemanne lijkof vrouwelijk (genderstatus). Inde termen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ zit dus niet alleen een beschrijvend aspect (het lichamelijke), maar ook eennormerend enwaarderend aspect (hoemannelijkof vrouwelijk is iemand?). Demaatschappelijke ontwikkelingen vanna de TweedeWereldoorlog − zoals de ontzuiling, de seksuele revolutie, de emancipatie van vrouwen, homoseksue len enmannen, de individualisering endemigratie vanmensenuit andere lan den naarNederland − hebben alle bijgedragen aan verschuivingen in beeldvor ming en waardering, en hebben geleid tot meer diversiteit in zowel mannelijk heid als vrouwelijkheid. Inde hulpverlening is dus niet alleende vraagof jemet

17

1 Seksespecifiekehulpverlening: een inleiding

eenmanofmet een vrouw temakenhebt relevant,maar ookmetwát voorman of vrouw.

?

• Als je jouw identiteit zoumoeten omschrijven, wat zou je dan over jezelf vertel len? • Hoe beleef je jemannelijkheid/vrouwelijkheid? Hoe doen je ouders dat? Hoe je familieleden? Hoe je vriendinnen/vrienden? En je studiegenoten? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen jou enhen? Enwat de overeenkomsten en verschillen tussendeze groepen? • Kijk eens naar andere aspecten van je identiteit, zoals culturele achtergrond (niet alleen autochtoon/allochtoon, maar ook regionale verschillen), seksuele voorkeur, sociaaleconomische achtergrond, religie, geestelijke en lichamelijke vermogens en leeftijd.Welke invloed hebben die aspecten op jouw beleving van mannelijkheid/vrouwelijkheid? Mannen en vrouwen ervarenhun situatie gemiddeld gezien (dus volgens de sta tistieken) op een anderemanier engaangemiddeldgezienverschillendmet pro blemenom.Mannenvragenminder snel hulpvananderen endoenminder vaak een beroep op de gezondheidszorg dan vrouwen. In zorgbehoeften, klachten, problemen, hulpzoek- en copinggedrag zien we opmerkelijke sekseverschillen. Het is belangrijk om rekening te houden met deze verschillen, zodat de hulp beter aansluit opde behoeften en vraag van cliënten. Seksespecifieke hulpverle ning is eenmanier om dat te doen.We gaan hier in de volgende hoofdstukken nader op in. • Hoe denk je zelf over het zoeken vanhulpals je psychische problemenhebt?Zou je datmakkelijk doen?Of juist niet?Waarmee heeft dat volgens jou temaken? • Kun je je antwoord hierop in verband brengen met één van de hierboven genoemde zaken, zoals jemannelijkheid/vrouwelijkheid? 1.3 Wat is seksespecifiekehulpverlening? Inde seksespecifiekehulpverleningonderkennen en erkennenwe de verschillen en overeenkomsten tussen mannen en vrouwen, niet alleen tussen de seksen maar ook onderling. Dit houdt in dat hulpverleners in de zorg die zij bieden bewust en opmethodische wijze rekening houdenmet de factor sekse in al zijn gelaagdheden. Bijvoorbeeldmet de vraag in hoeverre problemen samenhangen met de socialisatievanmannen envrouwenofmetwat gezienwordt als accepta- ?

18

deel I Theoretische beschouwing

bel mannelijk of vrouwelijk gedrag. Maar ook hoe problemen verband houden met sociaalmaatschappelijke invloedenopmannen envrouwen (bijvoorbeeldde maatschappelijke voorzieningenvoor arbeid, zorg envrije tijd).Hoe ze in relatie staan tot beelden, opvattingen,waardenennormenovermannelijkheidenvrou welijkheid. Én – niet in de laatste plaats –met het lichamelijkeman- of vrouw zijn. Deze niveaus hebben een wisselwerking en vormen een dynamisch proces, waarinmannelijkheid envrouwelijkheid inuiteenlopende situatieswaarinmen senverkeren (contexten), telkensweer eenanderevormkrijgenenandersbeleefd worden. Seksespecifieke hulpverlening biedt zo een kader om hulpvragen van mannen en vrouwen, jongens en meisjes beter te begrijpen en het hulpverle ningsproces daar beter op aan te kunnen sluiten. Hoofdstuk 2 (theorie) en 6 (praktijk) gaandaarover. De invloedvande factor seksemoet door dehulpverlener onderzochtworden, zowel inhet contactmet de cliënt, als inde reflectiedaarop.Door daarbij afwis selend verschillende perspectieven te hanteren kan de hulpverlener erachter komenwelke invloed de wisselwerking tussen sekse, cultuur en andere diversi teitsfactoren heeft op de problematiek van de cliënt (Oude Avenhuis en Scherpenzeel, 2006; zie ookparagraaf 1.5.3). Seksespecifiekwerken is daarom in alle fasen van de hulpverlening van belang: vanaf deaanmelding, intakeendiagnose (hoofdstuk4) tot aandebegeleidingen de nazorg (hoofdstuk 5). Seksespecifiek werken kent een aantal methodische aandachtspuntendiewe uitwerken inhoofdstuk 3. Inprincipe kunnen allehulpverleners, ongeacht hunmethodische achtergrond (bijvoorbeeld psychoanalyse of gedragstherapie) of beroepsopleiding, hun erva ringofdeorganisatiewaarzij indienst zijn, seksespecifiekwerken. Seksespecifiek werken kan geïntegreerd worden in alle vormen van hulpverlening, waaronder psycho-educatie, groepswerk, schuldhulpverlening, thuiszorg en settings als ggz, maatschappelijke opvang, gezondheidszorg. Seksespecifieke hulpverlening is vooral een visie op de problematiek van cliënten én op het hulpverleningsproces dieeenhulpverlenerkan integreren indeeigenmaniervanwerken;het isdusgeen apartemethodeof specialisme.Webehandelendit uitgebreid inhoofdstuk3. 1.4 Demeerwaarde van seksespecifiekehulpverlening Sekseverschillen en -overeenkomsten zijn aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Inhoofdstuk2gaanweuitgebreid inopde resultatendie zijngevon den. Seksespecifieke hulpverlening is gebaseerd op deze kennis en ervaringsfei ten en houdt bewust rekening met sekseverschillen en -overeenkomsten in klachten en problemen, gezondheid, zorgbehoeften en zorggebruik bij cliënten. Tegelijkertijd laat deze werkwijze ook ruimte voor andere invloeden, zoals cul-

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online