CZW20120112

De opdracht

A. De totale opdracht De totale opdracht voer je uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van het omgaanmet grensoverschrijdend gedrag enmogelijk daarmee samenhangende crisissituaties in de zorgworden beoordeeldmet behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afsprakenmet je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.

B. Onderzoek naar (vroeg)signalering van grensoverschrijdend gedrag Doe onderzoek naar (vroeg)signalering van grensoverschrijdend gedrag. Dit onderzoek heeft betrekking op twee zorgvragers in je BPVmet ongewenst, onaangepast, onaanvaardbaar, grensoverschrijdend, agressief of lastig gedrag. Kies voor deze opdracht twee zorgvragers die ieder voor zich verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag vertonen en aanleiding kunnen geven tot crisissituaties. Het gaat om gedrag waarmee jij en je collega’s regelmatig geconfronteerd worden in de zorgverlening. Observeer dit grensoverschrijdende gedrag op verschillendemomenten in verschillende zorgsituaties. Maak hierbij gebruik van een geschikte observatielijst voor (vroeg)signalering van grensoverschrijdend gedrag. Denk hierbij aan de observatie van verbale en fysieke agressie, claimen, seksuele intimidatie, discriminatie. Maak in de lijst een onderscheid tussen acute situaties en overige situaties. C. Rapportage van grensoverschrijdend gedrag Maak een rapportage van de twee zorgvragers uit opdracht B . Maak hierbij gebruik van de ingevulde observatielijst ten behoeve van (vroeg)signalering uit opdracht B . en andere relevante bronnen. • Beschrijf van de twee zorgvragers ieder afzonderlijk de grensoverschrijdende gedragingen die je in de observatielijst hebt vastgelegd. • Geef beknopt het daadwerkelijke gedrag aan, de aanleiding, (mogelijke) oorzaken, de omstandigheden, aanwezige of eventuele afwezige anderen, de frequentie van het grensoverschrijdende gedrag, jouw reactie (waarbij je oog hebt voor je eigen gevoelens), de reactie (en gevoelens) van andere betrokkenen en demanier waarop collega’s met het gedrag omgaan. • Ga in vroegere rapportages na welke gegevens te herleiden zijn tot demogelijke oorzaak van het gedrag (ziektebeeld, stoornissen, ruimtelijke beperkingen, bejegening, leefgroep etc.), de aanpak van het gedrag in het verleden en de resultaten daarvan. • Maak hiervan een samenvatting in je rapportage.

10

VERPLEEGKUNDIGE - FasE 2

Made with