Voorbeeldpagina's werkboek 1 vwo van Management & Organisatie in Balans, 7e editie.

VWO WERKBOEK 1

Management

& Organisatie

in Balans

Sarina van Vlimmeren Wim de Reuver Tom van Vlimmeren

Vormgeving en lay-out Boekverzorging:

Zefier Tekstverwerking, Breda

Ontwerp omslag: Marc Heijmans, Breda Ontwerp binnenwerk: Marc Heijmans, Breda Omslagbeeld: Thinkstockphotos

Contactgegevens uitgever Uitgeverij Van Vlimmeren B.V.

Sint Josephsstraat 13 4702 CT Roosendaal Tel: 0165 – 54 88 24 Fax: 0165 – 54 88 23

info@uitgeverijvanvlimmeren.nl www.uitgeverijvanvlimmeren.nl

Methodesite 7e druk www.managementenorganisatieinbalans.nl

NUR 162 ISBN 978 94 9165 310 0 Zevende druk, eerste oplage

© 2013 Uitgeverij Van Vlimmeren B.V., Roosendaal, Nederland.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati- seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Re- prorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever en tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Repro- ductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl) te wenden.

Veel meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs vindt u op www.auteursrechtenonderwijs.nl.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval or database system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.

Voorwoord

Voorwoord

Dit werkboek sluit aan bij Management & Organisatie in Balans vwo theorieboek 1.

Elk hoofdstuk in het werkboek bestaat uit opgaven en een proefwerktraining. De opgaven volgen de volgorde van het boek. Achter het opgavenummer staat het paragraafnummer vermeld.

Er zijn drie soorten opgaven: • opgaven met alleen een nummer: deze hebben uitsluitend betrekking op de in de bijbeho- rende paragraaf behandelde stof; • opgaven met een nummer en achter het nummer een *: deze opgaven hebben zowel betrek- king op de stof in de bijbehorende paragraaf als op de stof in de paragrafen van hetzelfde hoofdstuk daarvoor; • opgaven met een nummer en achter het nummer twee **: deze opgaven hebben zowel be- trekking op de stof in het bijbehorende hoofdstuk als op de stof in eerdere hoofdstukken.

Regelmatig kom je een zin tegen waarin je een begrip moet omcirkelen of doorhalen. Deze staan vet gedrukt.

De antwoorden bij de opgaven vind je in Management & Organisatie in Balans vwo antwoorden- boek 1.

Ieder hoofdstuk eindigt met een proefwerktraining. Die kun je gebruiken om te controleren of je de stof van dat hoofdstuk beheerst. Je docent beschikt over de antwoorden van deze proefwerk- training.

Najaar 2013 Sarina van Vlimmeren

Wim de Reuver Tom van Vlimmeren

Management & Organisatie In Balans

3

Inhoudsopgave

Algemeen

Domein A Basisvaardigheden

7

Domein B Organisatie

45

1

Management en organisatie

7

5

Organisaties en besluitvorming

45

Opgaven

7

Opgaven

45 52

Proefwerktraining

11

Proefwerktraining

2

Basisrekenvaardigheden

13

6

Leiderschap

55

Opgaven

13 21

Opgaven

55 62

Proefwerktraining

Proefwerktraining

3

Balans en winst-en-verliesrekening

23

7

Communicatieproces

65

Opgaven

23 36

Opgaven

65 70

Proefwerktraining

Proefwerktraining

4

Basis spreadsheets

40

8

Communicatievormen

72

Opgaven

40 43

Opgaven

72 80

Proefwerktraining

Proefwerktraining

9

Personeelsbeleid

83

Opgaven

83 92

Proefwerktraining

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

4

Inhoudsopgave

Domein C Financiering

95

Domein D Marketing

177

10

Enkelvoudige en samengestelde interest

95

17 Marketing

177

Opgaven

95

Opgaven

177 185

Proefwerktraining

102

Proefwerktraining

11

Renten

104

18

Product, prijs en distributie

188

Opgaven

104 114

Opgaven

188 200

Proefwerktraining

Proefwerktraining

12

Rechtsvormen

118

19

Communicatiebeleid

203

Opgaven

118 126

Opgaven

203 211

Proefwerktraining

Proefwerktraining

13

Eigen vermogen

129

20

Strategische keuzes

214

Opgaven

129 142

Opgaven

214 224

Proefwerktraining

Proefwerktraining

14

Vreemd vermogen op lange termijn

146

21

E-business

227

Opgaven

146 155

Opgaven

227 231

Proefwerktraining

Proefwerktraining

15

Vreemd vermogen op korte termijn

158

Opgaven

158 164

Proefwerktraining

16

Vermogensmarkt

168

Opgaven

168 174

Proefwerktraining

Management & Organisatie In Balans

5

Domein E Financieel beleid

233

22 Algemeen

Voorraadregistratie en -waardering

233

Opgaven

233 245

Proefwerktraining

23

Kosten van duurzame productiemiddelen

248

Opgaven

248 254

Proefwerktraining

24

Brutowinstopslagmethode

257

Opgaven

257 267

Proefwerktraining

25

Nettowinstopslagmethode

270

Opgaven

270 279

Proefwerktraining

26

Break-evenanalyse

282

Opgaven

282 302

Proefwerktraining

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

6

Hoofdstuk 1 Management en organisatie

Hoofdstuk 1 Management en organisatie

Opgaven

Opgave 1.1 (§ 1.1) a Een organisatie is .........................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b Het verschil tussen een commerciële organisatie en een niet-commerciële organisatie is ............................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

c Twee andere namen voor een commerciële organisatie zijn ..........................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 1.2 (§ 1.1) Janneke Maassen zit in de vijfde klas van het Theresiacollege. Janneke is lid van de zwemvereniging De Ge- vleugelde Vis. In de vakanties werkt ze als verpakkingsmedewerkster bij Meadfaco BV. Door de week werkt ze op woensdag- en donderdagavond als caissière bij de Jumbo. Van haar inkomsten heeft ze een mp3-speler van Samsung gekocht. Op zaterdag rijdt ze bij manege Verkloos BV als vrijwilligster paard met een aantal ge- handicapten van de inrichting Het Manenbos. Ze gaat één keer per jaar met haar ouders mee op vakantie. Elk jaar vliegen ze dan met Transavia naar een andere bestemming.

Gevraagd Commerciële organisaties in deze tekst zijn:

Niet-commerciële organisaties in deze tekst zijn:

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

....................................................................................................................................................................................................................

Opgave 1.3 (§ 1.1) a Een kenmerk van een rechtspersoon is ...............................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b Commerciële organisaties kunnen als rechtsvormen hebben .....................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

c Een kenmerk van de eenmanszaak is .....................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

d Een vennootschap onder firma is ................................................................................................................................................................................................

SE

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Management & Organisatie in Balans

7

Bij een andere wedstrijd kijkt zelfs 50% van de Nederlandse bevolking, dus 10 procentpunten meer. Iemand beweert dat je het aantal kijkers kunt berekenen door het aantal kijkers naar de vorige wedstrijd te vermenig- vuldigen met 1,1 (= 6,8 miljoen + 0,1 of 10%).

Domein A Basisvaardigheden

b Deze redenering is wel/niet juist omdat .............................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 2.5 (§ 2.1) Fiona verkoopt tuinmeubelen. Ze bepaalt de verkoopprijs door de inkoopprijs met een opslag van 30% van de inkoopprijs te verhogen.

Gevraagd a De inkoopprijs van een tuinbank die ze verkoopt voor € 97,50 is ............................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b De brutowinst als geheel percentage van de verkoopprijs is ........................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Fiona stelt nu de brutowinst gelijk aan 30% van de verkoopprijs. c De inkoopprijs van een tuinbank met een verkoopprijs van € 97,50 is ...............................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

d De brutowinst als percentage van de inkoopprijs (afgerond op een heel percentage) is .................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 2.6 (§ 2.1) Een gezin heeft een gemiddeld besteedbaar inkomen van € 2.000 per maand. Het inkomen wordt op de vol- gende manier aangewend: voeding € 400, verzorging € 150, wonen 30%, ontspanning 20%, kleding € 200 en overige uitgaven 5%.

Gevraagd a Het gezin spaart maandelijks ..........................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b De uitgaven aan voeding per week zijn ...............................................................................................................................................................................

c Welk percentage geeft het gezin meer aan ontspanning uit dan aan verzorging?

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

d Hoeveel procent geeft het gezin minder uit aan verzorging dan aan kleding?

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 2.7 (§ 2.1) Van onderneming Goudsman zijn de volgende gegevens bekend. Omzet 2014 € 1.300.000 Omzet 2015

€ 1.360.000 € 1.080.000

CE

Brutowinst 2014

260.000

Inkoopwaarde omzet 2015

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

14

Gevraagd a De procentuele stijging van de omzet in 2015 ten opzichte van 2014 (in één decimaal) is ............................................

Hoofdstuk 2 Basisrekenvaardigheden

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b De brutowinst als percentage van de omzet voor 2014 is ................................................................................................................................

c De brutowinst als percentage van de inkoopwaarde van de omzet (in één decimaal) voor 2015 is

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

d De procentuele toename van de brutowinst in 2015 ten opzichte van 2014 (in één decimaal) is

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 2.8 (§ 2.1) Over 2014 bestaan de bedrijfskosten van De Bol uit de volgende componenten.

Bedrag

Percentage Berekening

Loonkosten

32%

.....................................

..........................................................................................................................

Huisvestingskosten

25%

.....................................

..........................................................................................................................

Beheerskosten

14.500 ..................................... ..........................................................................................................................

Financieringskosten

10.150 ..................................... ..........................................................................................................................

Energiekosten

6%

.....................................

..........................................................................................................................

Overige kosten

..................................... ..................................... ..........................................................................................................................

145.000 100%

Gevraagd a Vul de ontbrekende gegevens in. b In 2014 zijn de bedrijfskosten 20% van de omzet, en de inkoopwaarde van de omzet is 70% van de omzet.

De nettowinst in 2014 is .......................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 2.9 (§ 2.1) Marktkoopman de Grauw verkoopt sportschoenen. Hij streeft naar een zo groot mogelijke omzet. Uit ervaring kent hij de volgende wekelijkse relaties tussen afzet en prijs:

• afzet 600 paar bij een verkoopprijs van € 40; • afzet 550 paar bij een verkoopprijs van € 45; • afzet 500 paar bij een verkoopprijs van € 50; • afzet 450 paar bij een prijs van € 55.

CE

Management & Organisatie in Balans

15

Gevraagd a Verklaar wat er met de bouwafdeling woonruimte gebeurt.

Domein B Organisatie

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b Weerstand zal ontstaan in de afdeling(en) ..................................................................................................................................................... omdat

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

c Hoe zou jij de weerstand bestrijden?

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

6.18** (§ 6.7) Met behulp van internet kun je veel informatie over management en leiderschap vinden. Zoek naar testen op managementgebied en ontdek wat voor type leider je zelf bent.

Aanwijzingen

• Herhaal eventueel de begrippenlijst uit je theorieboek of lees de samenvatting. • De samenvatting kun je downloaden van www.managementenorganisatieinbalans.nl. • Maak daarna de proefwerktraining.

Proefwerktraining

Opgave 1 Groenenberg NV is een organisatie met 125 werknemers. Aan het hoofd van deze organisatie staat een drie- koppig managementteam dat vier afdelingshoofden aanstuurt. De afdelingshoofden sturen elk op hun beurt dertig werknemers aan.

Gevraagd a Wat wordt bedoeld met de spanwijdte van een manager?

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b De spanwijdte van elk van de afdelingshoofden is ..................................................................................................................................................

SE

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

62

Opgave 2 Omcirkel de juiste uitspraak. a Wanneer een leider uitgaat van het mensbeeld volgens theorie X zal hij zijn medewerkers vertrouwen en zoveel mogelijk vrijlaten. b De stijl van leidinggeven wordt vooral bepaald door de mate van participatie door medewerkers. c Wanneer een leider een besluit neemt zonder overleg met zijn ondergeschikten is sprake van participerend leiderschap. d Hoewel theorie Y ervan uitgaat dat de mens van nature lui is, kan dit door scholing omgezet worden in de wens om inspanningen te leveren.

Hoofdstuk 6 Leiderschap

Opgave 3 Nieuw: CEO’s (algemeen directeur) die luisteren en bescheiden zijn. Wie leiden de grootste beursfondsen en hoe anders zijn ze dan hun voorgangers?

De alleenheersende CEO’s waren in Nederland maar kort populair. Na schandelen werden ze verketterd. Nu regeert een generatie die heel anders te werk gaat. Wie zijn die bazen? ‘Ik zie geen zonnekoningen.’

Niet dat huidige CEO’s softies zijn, nooit saneren en niet ook op aandeelhouderswaarde sturen, maar ze zijn anders, ze doen anders. Ze onderscheiden zich van de dominante, haast sfinxachtige CEO’s die begin deze eeuw zo populair waren. De vraag is dan natuurlijk: waarmee precies? Wat is een moderne CEO? De CEO moest vroeger voornamelijk andere ondernemingen overnemen om te groeien, afstoten om bij de kernactiviteiten te blijven, hard saneren om lean and mean te zijn. Kortom, daadkracht was vereist. Maar de moderne CEO heeft meer belanghebbenden dan alleen de aandeelhouder. ‘Die moderne CEO moet bijna een alleskunner zijn’ zegt consultant Trompenaars. Het punt is alleen: niemand kan alles, ook de CEO niet. Daar komt het dus op aan. De vorige generatie CEO’s deed vaak alsof ze dat wel kon. Scheltema: ’Ze waren krachtig op één of twee gebieden. Als je dan geen tegenspraak duldt, dan is er een probleem.’ De nieuwe generatie CEO’s kan wel luisteren en wil wel tegenspraak. Het is nu een leider die anderen in staat stelt om hun doelen te verwezenlijken. Om uiteindelijk met z’n allen het grote plan succesvol uit te voeren. ( Elsevier 31-08-2013, bewerkt )

Gevraagd a De ‘oude’ generatie CEO’s was aanhanger van de theorie ..................................................................................... van McGregor.

b Daarbij hoort de leiderschapsstijl ...............................................................................................................................................................................................

c Bij de ‘nieuwe’ generatie CEO’s hoort de leiderschapsstijl ..............................................................................................................................

d Deze leiderschapsstijl houdt in dat ...........................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

e Voor een gemotiveerde en bekwame werknemer is ........................................................................................... leiderschap nodig.

Opgave 4 a Kenmerkend voor middle off the road leiderschap is ...........................................................................................................................................

b En voor country club management ..........................................................................................................................................................................................

Opgave 5 Geef het verschil in uitgangspunt tussen de theorie van Blake en Mouton en situatiegericht leidinggeven.

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

SE

Management & Organisatie in Balans

63

Opgave 11.13 (§ 11.2) Chantal Bökkerink heeft in 2015 en 2016 recht op een uitkering van € 7.500 per kwartaal. De termijnen vervallen aan het einde van elk kwartaal, voor het eerst op 31 maart 2015. De interest is 0,7% per kwartaal.

Domein C Financiering

Gevraagd Maak de tijdlijn en bereken de contante waarde van de uitkeringen op 1 januari 2014.

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 11.14 (§ 11.3) Roos Janssen stort op 1 januari 2014 en vervolgens elk jaar op 1 januari € 5.000 bij haar bank tegen een inte- restvergoeding van 4% per jaar. De laatste storting vindt plaats op 1 januari 2019.

Gevraagd Bereken met een formule het bedrag dat op 31 december 2019 op de bank staat.

n = ................................................................................... r = ..................................................................................... a = ..................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 11.15 (§ 11.3) Pim Derks stort jaarlijks, om te beginnen op 31 december 2014, een bedrag van € 4.000 op een spaarrekening. Overeengekomen is dat de bank 4,5% samengestelde interest vergoedt. De interest wordt telkens op 31 de- cember bijgeschreven. Gevraagd Bereken met een formule de eindwaarde van deze stortingen op 31 december 2023, nadat de storting per die datum heeft plaatsgevonden, en na bijschrijving van de interest.

n = ................................................................................... r = ..................................................................................... a = ..................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

CE

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

108

Opgave 11.16 (§ 11.3) Judith Mimon stort in de jaren 2014 tot en met 2020 elk jaar per 1 januari een bedrag van € 1.500 op een spaar- rekening. De bank vergoedt 3,75% samengestelde interest per jaar. Gevraagd a Bereken met behulp van een formule het tegoed van de spaarrekening op 31 december 2025, na bijschrij- ving van de interest op die datum.

Hoofdstuk 11 Renten

r = ............................................................................... a = ................................................................................

n = ..............................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b Bereken het totale bedrag aan gekweekte interest op 31 december 2025.

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 11.17 (§ 11.3) Ineke Broekkamp stortte op 1 januari 2014 een bedrag van € 10.000 op een bankrekening tegen 4% samenge- stelde interest per jaar. Met ingang van 1 januari 2015 stort zij daar jaarlijks € 2.000 bij, voor het laatst op 1 ja- nuari 2022.

Gevraagd Bereken het spaartegoed op 31 december 2022.

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 11.18* (§ 11.3) Sophie Hendriekxes wil een spaarrekening openen. Twee spaarvormen lijken haar aantrekkelijk en ze gaat beide vergelijken. Boram InternetSparen Boram Internetsparen is een moderne en makkelijke manier van sparen met een extra hoge rentevergoeding. U kunt uw saldo onbeperkt opnemen, zonder kosten of vooraf opzeggen. Met Boram Internetsparen bepaalt u zelf wanneer u spaart. U ontvangt op uw Internetspaarrekening een zeer aantrekkelijke rente van 4,1% over het gehele tegoed. GIN Bank ‘Europa spaarrekening’ De Gin Bank Europa spaarrekening combineert flexibiliteit met een hoge rentevergoeding. U kunt dagelijks over uw spaarsaldo beschikken zonder boeterente te hoeven betalen. En als u uw spaarsaldo langer op de re- kening laat staan, ontvangt u een zeer aantrekkelijke bonusrente. De eerste inleg is minimaal € 5.000. Bovenop de basisrente van 3,5% ontvangt u een aantrekkelijke bonusrente van 0,75% over het spaartegoed dat gedu-

CE

Management & Organisatie in Balans

109

Hoofdstuk 20 Strategische keuzes

Domein D Marketing

Opgaven

Opgave 20.1 (§ 20.1) Welke eigenschap hoort bij welke kracht?

Concurrentie Potentiële

Substituten Leveranciers Kopers

binnen de bedrijfstak

toetreders

Marktcapaciteit

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Aantal aanbieders

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Kapitaalintensiteit

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Prijsgevoeligheid

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Alternatieve producten

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Schaalvoordelen

..................................... ..................................... ..................................... ..................................... .....................................

Opgave 20.2 (§ 20.1) Steeds meer ruimtevluchten worden uitgevoerd door commerciële aanbieders. Niet alleen satellieten worden door commerciële vervoerders vervoerd. Ook onderdelen van ruimtestations, voedsel, brandstof enzovoort worden door commerciële ruimtevaartondernemingen zoals SpaceX en Orbital Sciences vervoerd. In deze markt zijn weinig opdrachtgevers. Mogelijke opdrachtgevers zijn ruimtevaartorganisaties zoals NASA en ESA. Een opdracht om acht keer een ruimtestation te bevoorraden, levert ongeveer twee miljard euro op.

Gevraagd Bespreek alle vijf de machten voor de markt van ruimtevluchten.

Concurrentie binnen de bedrijfstak: ....................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Potentiële toetreders: ..........................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Substituten: ...................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

SE

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

214

Kopers: ...............................................................................................................................................................................................................................................................................

Hoofdstuk 20 Strategische keuzes

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Leveranciers: ...............................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 20.3 (§ 20.2) BDC groep BV fabriceert pneumatisch gereedschap. Deze producten worden door kleine industriële onderne- mingen gebruikt. Veel van dit gereedschap wordt 12 uur of meer per dag gebruikt en om de continuïteit van de productie te garanderen, is kwaliteit belangrijk. BDC groep BV staat goed bekend. De meeste onderdelen maakt de onderneming zelf. Alleen het meest belangrijke onderdeel: de pneumatische pomp besteedt de on- derneming uit. De afzet van BDC groep is het afgelopen jaar teruggelopen omdat een Duitse concurrent een reparatie- en onderhoudsdienst aanbiedt en er zo voor zorgt dat de klant weinig stilstandsverliezen heeft.

Gevraagd Pas de drie C’s toe op BDC groep BV.

.................................................................... .............................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.................................................................... .............................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

.................................................................... .............................................................................................................................................................................................................................

.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Opgave 20.4 (§ 20.3) a De onderdelen van de SWOT-analyse zijn ........................................................................................................................................................................

.........................................................................................................................................................................................................................................................................................

b Geef van de hierna genoemde situaties aan onder welk onderdeel van de SWOT-analyse ze vallen.

Prijsverhoging in de markt: ..............................................................................................................................................................................................................

Een niet goed functionerend informatiesysteem: .....................................................................................................................................................

Een concurrent gaat failliet: .............................................................................................................................................................................................................

De afdeling research heeft een nieuw materiaal ontdekt: .................................................................................................................................

Een cash cow is teruggeroepen wegens brandgevaarlijkheid: ....................................................................................................................

Verhoging van de belastingen: .....................................................................................................................................................................................................

Meer eigen vermogen na een beursgang: ........................................................................................................................................................................

SE

Management & Organisatie in Balans

215

Made with