Millieu Compact #18

milieu

compact

dorpnodigacht. Gelet opal het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raadop voorhand in redelijkheid hadmoeten inzien dat voor de realisering van het plan geen onthef- fing op grond van de Ffw kan worden verleend. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 10-09-2014, nr. 201401344/1/R6 Verzoek tot wijziging voorschriften omgevings- vergunningdoor bestuursorgaan Bij besluit van 27maart 2013 heeft het college van B&W van Utrecht op verzoek van het college van GS van Utrecht een aantal voorschriften van de geldende omgevingsvergunningen voor eenmotor- crossterrein met clubhuis aan de Isotopenweg 27 te Utrecht gewijzigd. Bij uitspraak van 30 juli 2013 heeft de rechtbank het besluit gedeeltelijk vernie- tigd. Bij brief van 8 maart 2013 heeft het college van gedeputeerde staten het college van burge- meester en wethouders verzocht een aantal aan de hierboven vermelde vergunningen verbonden voorschriften te wijzigen. Ingevolge artikel 2.27, eerste lid, vandeWabo, gelezen insamenhangmet artikel 6.7, eerste lid (oud), en bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht wordt een om- gevingsvergunning niet verleend dan nadat gede- puteerde staten hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben. Ingevolge artikel 2.29, eerste lid, eerste volzin en tweede volzin onder a, kan een bestuursorgaan dat bij de totstandkoming van de omgevingsvergunning bevoegd was een verklaring als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, te geven het bevoegd gezag verzoeken voorschrif- ten van de omgevingsvergunning te wijzigen. Dat verzoek kan slechtsworden gedaan voor zover het betreft de activiteiten waarvoor de verklaring is ge- geven. Ingevolge artikel 2.30, eerste lid, beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technischemogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Ingevolge artikel 2.31, eer- ste lid, voor zover van belang, wijzigt het bevoegd gezag voorschriften van de omgevingsvergunning: a. ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in artikel 2.29, eerste lid, tweede volzin onder a; b. indien door toepassing van artikel 2.30, eerste lid, blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, gezien de ontwikke- ling van de technische mogelijkheden tot bescher- ming van het milieu, verder kunnen, of, gezien de

endaarbinnenzal het paar aandeHarderwijkerweg meer foerageergebied tot zijn beschikking hebben dan door SOVON als minimum wordt gehanteerd. Verderheeft dezedeskundigevanArcadis ter zitting uiteengezet dat het steenuilpaar aan de Professor Talmawegbinnen300m van zijnnest in ieder geval meerdanhetminimumvan6ha foerageergebied tot zijn beschikking houdt. Dit paar zal bij eenmogelijk voedseltekort zijn territoriumproberenuit tebreiden naar dat van het andere paar. De begrenzing van de territoria is volgens de deskundige daarom aan veranderingonderhevig. Degemiddeldeoppervlak- te van de foerageergebieden van de twee steen- uilparen is groter dan het door SOVON genoemde minimum. Gelet opdeze toelichting ter zittingende uitgebreide weerlegging van de kritiek van EcoNa- tura in het rapport vanArcadis van 27mei 2014, is deAfdeling vanoordeel dat de raaddebevindingen van Bureau Waardenburg aan zijn besluitvorming over het plan ten grondslag heeft mogen leggen. Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.5 is vermeld, is voor de beoordeling van het voor de steenuilparen beschikbare foerageergebied door Bureau Waar- denburgmedebepalenddeuitvoeringvanhet land- schapsplandatvoorde inrichtingvanhetnoordelijke deel vanhet plangebied isopgesteld.StichtingNim- merdorNee en anderen staan op het standpunt dat de raad de uitvoering hiervan als voorwaardelijke verplichting had moeten stellen voor de ontwikke- ling van het zuidelijke deel van het plangebied. De Afdeling volgt dit standpunt niet. Gelet op het ver- weerschrift en de daarbij behorende bijlagen heeft de gemeente de uitvoering van het landschapsplan vóór de uitvoering van het plan verplicht gesteld in overeenkomstenmet de ontwikkelaar van het plan en de eigenaren van de gronden waarop het land- schapsplan betrekking heeft. Verder is het ingevol- ge artikel 3, lid3.3, van deplanregels verboden het noordelijke deel van het plangebied te gebruiken in strijdmet het landschapsplan, dat als bijlage bij de planregels is gevoegd. Ook is van belang dat de uitvoering van het landschapsplan vóór de realise- ring vanhet plan verplicht kanwordengesteld inde Ffw-ontheffing. Onder deze omstandigheden heeft de raad bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het plan in het licht van de Ffw ervan mogen uitgaan dat het landschapsplan wordt uitgevoerd voordat het zuidelijkedeel vanhet plangebiedwordt bebouwd. Wat betreft mogelijke andere bevredi- gendeoplossingen isdoorStichtingNimmerdorNee en anderen onvoldoende weersproken dat, zoals de raad stelt, elders in Laag-Soeren geen ruimte is voor het aantal nieuwewoningen dat de raad inhet

12 12

Made with