Millieu Compact #18

milieu

compact

deze uitleg niet uit. Dat deOmgevingsverordening, zoals ProRail naar voren heeft gebracht, tevens de status heeft van verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet, leidt niet tot eenander oordeel. De verkeersbepalingen zijn niet opgenomen in titel 3.2, maar in hoofdstuk 5 van de Omgevingsveror- dening en de begrippen ‘gemotoriseerd verkeer’ en ‘motorvoertuig’ komen in dat hoofdstuk niet voor. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat onder gemotoriseerd verkeer, als bedoeld in categorie 15 in bijlage 3B van deOmgevingsveror- dening, ook treinverkeer dient te worden verstaan. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 10-09-2014, nr. 201311251/1/A4en201400987/1/A4 Bestemmingsplan en afstand tot gebruik ge- wasbeschermingsmiddelen Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Houten het bestemmingsplan “Laagra- ven-Oudwulverbroek” vastgesteld. DeAfdeling stelt voorop dat er wat betreft het gebruik van gewas- beschermingsmiddelen geen wettelijke bepalingen zijn inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen worden ge- kweekt ennabijgelegenwoningen. Inhet kader van een bestemmingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats te vinden, het milieubelang niet uitgezon- derd, waarbij de aan te houden afstand tussen de verbouw van gewassen en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelig object kan worden gegarandeerd. Zo- als de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 maart 2014 in zaak nr. 201306395/1/R2) betekent het enkele gegeven dat een bestaande situatie aan de orde is niet dat in het geheel geen betekenis behoeft teworden toegekend aan demi- lieuhygiënische gevolgen van de fruitboomgaard voor de omgeving. Het laten voortbestaan van een historisch gegroeide situatie kan onder omstandig- heden in strijd zijnmet een goede ruimtelijke orde- ning, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zogroot zijndat deze in redelijkheidniet langer aan- vaardbaar kunnenworden geacht. Dit ismet name het geval indien de gezondheid van omwonenden niet kan worden gegarandeerd. De drie percelen van appellant in het plangebied, waarvan een in gebruik is voor fruitteelt, hebben de bestemming “Agrarisch”. De raad heeft met de verwijzing naar deaanhet onderzoek vandeGezondheidsraad ten

ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder moeten worden beperkt. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, kan het bevoegd gezag voor- schriften van een omgevingsvergunning wijzigen, voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is. Uit dit wettelijk stelsel volgt dat het college van burgemeester en wethouders ge- houden was overeenkomstig het verzoek van het college van gedeputeerde staten te beslissen. Het- geen het college van gedeputeerde staten in het verzoek heeft overwogen en in de beroepsproce- dure en hoger beroepsprocedure naar voren heeft gebracht, wordt in deze uitspraak aan het college van burgemeester en wethouders toegerekend. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 10-09-2014, nr. 201308442/1/A4 Omgevingsvergunning voor veranderen spoor- wegemplacement zwolle Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft het college van B&W van Zwolle aan ProRail een omgevings- vergunning verleend voor het veranderen en het in werking hebben van het spoorwegemplacement Zwolle aan Stationsplein 16. Bij uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appel- lant sub 1] daartegen ingestelde beroep niet-ont- vankelijk verklaard. Bij uitspraak van 19 december 2013heeft de rechtbank het door ProRail tegenhet besluit van 16 oktober 2012 ingestelde beroep ge- grond verklaard, dat besluit gedeeltelijk vernietigd en gedeeltelijk zelf in de zaak voorzien. Deze uit- spraken zijnaangehecht. Het college stelt,met ver- wijzingnaar het adviesvanhet collegevangedepu- teerde staten vanOverijssel van 29 april 2014, dat de regelgever ervoor gekozen heeft de begrippen ‘gemotoriseerd verkeer’ en ‘motorvoertuig’ in de Omgevingsverordening niet te definiëren en dat dit betekent dat deze begrippen in demeest ruime zin moeten worden uitgelegd. Volgens het college en het collegevangedeputeerdestatengaat het hierbij om alle voertuigen bestemd voor het verkeer, die beschikken over een motor en die een risico kun- nen vormen voor de bodem- en grondwaterkwali- teit.DeAfdelingziet geenaanleidingomdezeuitleg onjuist te achten. Het doel van titel 3.2 van deOm- gevingsverordening, te weten de bescherming van de kwaliteit van het grondwater, rechtvaardigt een ruime uitleg van deze begrippen. De formulering vandeartikelen3.2.2.1, derde lid, en3.2.2.4, vierde lid, alsmededeaanhef vanbijlage4envoorschrift 2 bij categorie 15 van bijlage 3B van deOmgevings- verordening, waar ProRail op heeft gewezen, sluit

13

Made with