CZW20120218

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

P Dit betekent dat: • je je houdt aan de voorgeschreven procedures rondom kwaliteitsverbetering en aan wettelijke richtlijnen • je anderen stimuleert om zich hier ook aan te houden zodat: • je een effectieve bijdrage levert aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteitszorg. P Dit betekent dat: • je de werkzaamheden afstemt met de praktijkbegeleider/ collega’s • je bespreekt welke taken je gaat uitvoeren • je proactief bent en aangeeft welke taken je zou willen en kunnen doen

T Instructies en

procedures opvolgen

–– werken conform

voorgeschreven procedures –– werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen

Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen

zodat: • de taakverdeling helder en inzichtelijk is • je actief bijdraagt aan de samenwerking.

p Dit betekent dat: • je rekening houdt met de haalbaarheid van de werkzaamheden voor jou in tijd en kwaliteit

Q Plannen en organiseren

zodat: • jouw takenpakket uitvoerbaar is voor jou.

–– doelen en prioriteiten stellen

T Dit betekent dat: • je aangeeft waar je grenzen liggen m.b.t. je werkzaamheden • je meedenkt over oplossingen om de taken te verdelen zodat: • je jouw taken zo goed mogelijk kunt uitvoeren • je meedenkt aan oplossingen als jij een taak niet kunt uitvoeren. T Dit betekent dat: • je betrokkenen vraagt naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden ondersteuning • je luistert naar de inbreng van anderen • je reflecteert door te verwoorden wat het effect van jouw gedrag is op leerlingen/collega’s zodat: • je bewust omgaat met gevoelens en gedachten van leerlingen/collega’s. P Dit betekent dat: • je jouw bevindingen en ervaringen scherp en kernachtig formuleert

V Met druk en tegenslag omgaan

–– grenzen stellen

Werkproces 3.4 evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen D Aandacht en begrip tonen

–– luisteren –– zichzelf kennen en laten zien –– interesse tonen

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je een goed en helder beeld schetst van jouw bevindingen.

–– vlot en bondig formuleren

19

PROEVE 3

Made with