Proefschrift_Holstein

Nederlandse samenvatting

Medicatie werkt echter niet bij iedereen hetzelfde; sommige mensen ervaren een positief ef- fect, terwijl bij anderen geen verschil merkbaar is. Deze variabiliteit in de effectiviteit van medicatie kan deels verklaard worden door individuele genetische verschillen. Daarmee wordt bedoeld dat mensen met een bepaalde variant van een gen anders op medicatie rea- geren dan mensen met een andere variant van hetzelfde gen. Dit was nu ook het geval: Alleen mensen met een bepaald type dopamine gen lieten een verbetering van bromocriptine zien. Dit gen reguleert de aanmaak van dopamine transporters. Deze bevinden zich op de rand van de zenuwcel. Hier zorgt de dopamine transporter ervoor dat vrijgekomen dopamine weer op- geruimd wordt. Gebeurt dat niet, dan veroorzaakt dopamine ruis in de informatieoverdracht van de ene naar de andere cel. Het is bekend dat de effecten van dit dopamine gen vooral in het striatum zichtbaar zijn. De conclusie van het werk in hoofdstuk 3 was dat dopamine D2 receptoren in het striatum cruciaal zijn voor multi-tasken en dat het belangrijk is naar indi- viduele verschillen te kijken wanneer we medicatie bestuderen. Deelnemers konden tijdens het multi-tasken geld verdienen. Zo kon ik onderzoeken wat de invloed van beloning op multi-task prestaties was. De belofte van een hoge beloning zorgde ervoor dat mensen beter konden multi-tasken. Ik zag echter geen effect van bromocriptine en kon dus geen oorzakelijk verband tussen dopamine en de integratie van beloning en multi- tasken aantonen. In hoofdstuk 3 kon ik geen bewijs vinden voor een effect van bromocriptine op de integratie van beloning en multi-tasken. In hoofdstuk 4 wilde ik op een andere manier een verband tus- sen dopamine en de integratie tussen beloningssignalen en multi-task signalen onderzoeken. Hiervoor gebruikte ik een medicijn dat veel gebruikt wordt bij de behandeling van ADHD: metylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin ® ). Metylfenidaat heeft invloed op dopamine niveaus in het brein en heeft geen specifiek effect op een bepaalde dopamine receptor. In hoofdstuk 4 keek ik eerst of de hersenen van mensen met ADHD, vergeleken met mensen zonder ADHD, op een andere manier signalen over beloning en multi-tasken integreren. Daarna onderzocht ik de invloed van metylfenidaat, en daarmee dopamine. We weten dat patiënten met ADHD een verstoring laten zien in hersengebieden die be- trokken zijn bij gedragscontrole en dat patiënten met ADHD vaak minder activiteit hebben in beloningsgebieden. Het is mogelijk dat beloningssignalen in patiënten met ADHD moeite hebben gedragscontrole gebieden bereiken. Als dit zo is, dan zouden problemen met gedrag- scontrole in ADHD (zoals impulsief reageren, of niet gecontroleerd tussen taken kunnen wisselen) veroorzaakt worden door een verstoring in motivationele en beloningsprocessen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom kinderen met ADHD die zich op school niet kunnen concentreren, maar wel uren achtereen met volle aandacht een computerspel kun- nen spelen. In hoofdstuk 4 vergeleek ik deelnemers met en zonder ADHD terwijl ze het multi-task spel Metylfenidaat beïnvloedt de manier waarop beloningssignalen en multi-task signalen in het striatum geïntegreerd worden

204

Made with