L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel I  •  Het oude Nabije Oosten

houd van zijn eigen stuk land afhankelijk was en zijn behoeften aanvulde met ruilhandel. Een redistributiesysteem kennen we ook in de Mesopotamische tempel- en paleisdomeinen. In vroegdynastiek Sumerië was de tempel de voornaamste grondbezitter. Een deel van de grond werd geëxploiteerd in eigen beheer, een deel werd toegewezen aan mensen in dienst van de tempel en een deel werd ver- pacht. Mensen in tempeldienst werden beloond met voedselrantsoenen of loon in natura. De tempeldomeinen waren niet alleen landbouwbedrijven. Er waren ook werkplaatsen met gespecialiseerde vaklui in dienst. Langzamerhand werd het paleis steeds belangrijker. Tijdens de derde dynas- tie van Ur (ca. 2100-2000) domineerde de staat het gehele economische leven, inclusief dat van de tempels. De boekhoudingen op kleitabletten van de talrijke plaatselijke bureaus en depots laten zien dat de staat zich met alle terreinen van de economie bemoeide. Maar zelfs in deze periode bestond er privégrondbezit met de erbij horende handel in overschotten. Na de ineenstorting van Ur III nam het belang van particulier grondbezit toe, maar paleis en tempel bleven tot in de Parthische tijd (omstreeks het begin van onze jaartelling) grote grondbezitters. Vooral in het eerste millennium v.Chr. werd de markt steeds belangrijker. Particuliere ondernemers, zoals de familie Egibi in Babylon (zesde eeuw v.Chr.), bezaten uitgestrekte landerijen en hielden zich bezig met handel. Zilver werd het belangrijkste betaalmiddel, ook voor klei- nere transacties en zo werd ruilhandel steeds minder belangrijk (zie ook hierna). Zelfs tempels begonnen zich te specialiseren en voor de markt te produceren; de ene legde zich toe op schapenteelt en productie van wol, de andere op de verbouw van dadels of graan. Conclusie Het model van de redistributie-economie schiet tekort – in zoverre het ervan uitgaat dat al het land privé-eigendom van de koning was, dat handel geregeld werd door internationale verdragen en prijzen vastgesteld waren door de over- heid en dat er dus geen markt was waar goederen vrij verhandeld werden en de prijs bepaald werd door de wet van vraag en aanbod. Markten bestaan echter in vrijwel alle maatschappijen en dus ook in het oude Nabije Oosten. Dat betekent niet dat markten in alle maatschappijen op dezelfde manier functioneren. In de economieën van Egypte en het Nabije Oosten speelden paleizen en tempels een belangrijke rol. Veel mensen leefden van distributies door paleis of tempel. Vergelijkbare instellingen bestonden niet in de Griekse en Romeinse wereld (zie vooral hoofdstuk 10 en hoofdstuk 15). Het is de taak van de historicus uit te zoeken hoe de markt in een bepaalde maatschappij functioneerde. Instituties en waarden verschillen in verschillende samenlevingen. In Mesopotamië en Egypte werden markten in zekere zin be- perkt en geconditioneerd door de (economische) macht van tempel en paleis. De markt in voedsel en roerende goederen was weer vrijer dan de markt voor

72

Made with FlippingBook HTML5