L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel I  •  Het oude Nabije Oosten

Hij betoogde dat de moderne markteconomie (ofwel marktmaatschappij) geen ver- schijnsel was dat als het ware in alle tijden van nature bij de menselijke samenleving hoort. De markteconomie zou best eens kunnen verdwijnen. Volgens Polanyi was ‘economie’ geen fenomeen dat los van de structuur van een maatschappij bestu- deerd zou kunnen worden, maar veel meer iets wat verweven was met ofwel inge- bed was in een maatschappij en haar waarden. Polanyi ontwikkelde het concept van de ‘marktloze economie’, die in het oude Nabije Oosten bestaan zou hebben. In zijn visie kwam handel in het oude Nabije Oosten niet tot stand op de vrije markt, maar via onderhandelingen en verdragen tussen staten. Handel werd gedreven door agenten die door staten aangestuurd werden, niet door vrije handelaren. Deze ideeën hebben grote invloed gehad op het denken over de economie in het oude Nabije Oosten en Egypte, en met reden. De koningen hieven inderdaad be- lastingen in natura, die ook weer uitgegeven en herverdeeld werden. Pierre Briant (1940), een oudhistoricus die werkte in Toulouse en Parijs, creëerde de termen ‘tri- butaire economie’ ofwel ‘redistributie-economie’. Het idee dat de koning al het land bezat en zijn koninkrijk als privégrondbezit kon ge- bruiken, wordt nu algemeen verworpen. Bovendien heeft de visie terrein gewonnen dat markten een belangrijke rol spelen in alle economieën, zij het ook op verschil- lende manieren in verschillende tijden en omstandigheden. Paleis en tempel mogen dan in het oude Nabije Oosten belangrijke organisaties geweest zijn, ze hebben niet complete economieën bepaald en moesten rekening houden met vraag en aanbod. Privébezit en private ondernemingen hebben altijd bestaan, zoals blijkt uit het ar- chief van Oud-Assyrische handelaren in Kaneš (achtiende eeuw v.Chr.) en uit eco- nomische teksten uit het Babylonië van de zesde eeuw v.Chr. Het model van de pa- leis- of tempeleconomie is langzamerhand verlaten, al heeft het ook zijn verdiensten gehad. Het oude Nabije Oosten werd gekenmerkt door de aanwezigheid van grote organisaties als tempels en paleizen, en belastingen aan de koningen in natura en arbeid speelden hier een belangrijke rol, maar dat kan niet betekenen dat markten niet bestonden. Markten en geld in de vorm van zilver (monetisering) wonnen aan betekenis in het eerste millennium v.Chr., zoals aangetoond is door het onderzoek van Michael Jursa (1966) in Wenen, maar hadden specifieke kenmerken. Moderne studies op dit terrein worden meer dan voorheen geleid door onderzoek naar de werking, efficiëntie en ontwikkeling van markten, zonder de voor het oude Nabije Oosten zo belangrijke functies van paleis en tempel te verwaarlozen. Steeds meer gaat men onderzoek doen naar de kwesties die ook een rol spelen in andere tijden en plaatsen, zoals de aanwezigheid van groei, de rol van instituties, normen en waarden, de rol van geld en krediet, de mate van monetisering, interventies door de staat, juridische regelingen en praktijken, de rol van de markt.

74

Made with FlippingBook HTML5