L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel I  •  Het oude Nabije Oosten

Deze slaven waren privé-eigendom van een persoon, net als bijvoorbeeld vee, en konden als koopwaar op de markt gekocht en verkocht worden. Velen van hen waren tot hun positie vervallen doordat zij in oorlogstijd krijgsgevangen waren gemaakt of in rooftochten waren buitgemaakt. Zulke slaven waren dus meestal buitenlanders. De tweede categorie is schuldknechtschap of schuldgebondenheid. Een schulde- naar die zijn schulden niet kon betalen, kwam voorgoed of tijdelijk ter beschikking van zijn schuldeiser. Dezemensen, soms ook ‘slaven’ genoemd in oude teksten, had- den als regel iets meer rechten en hun positie werd door wetgeving geregeld. Het wetboek van Hammurabi limiteerde de schuldslavernij tot drie jaar, de Israëlitische wetten tot zes jaar. Aan deze wetten werd niet altijd de hand gehouden. Dan komen we bij de derde categorie van afhankelijke arbeiders, de ‘horigen’ (een term uit de middeleeuwen die niet exact van toepassing is op de oudheid). Hieronder valt een breed spectrum van onvrije arbeid. Deze mensen leefden vaak in hun voorvaderlijke huizen, maar leefden en werkten op het land van grootgrondbezitters, waaronder privépersonen, tempels en paleizen. Soms ver- kochten ouders hun kinderen als afhankelijke arbeiders (‘oblaten’), vooral aan tempels. Dit deden vooral arme mensen, om hun kinderen aan een levensonder- houd te helpen. Slaven (chattel slaves) deden elk werk, van beheer over landgoederen tot werk in de mijnen. Velen hadden huishoudelijke taken. Toch heeft de slavernij in het oude Nabije Oosten nooit zo’n grote rol gespeeld als in het klassieke Griekenland en Rome. Krijgsgevangenen werden veelal gedood of gedwongen tot werk in dienst van de staat. Hun status kon daarna variëren van slaaf in dienst van het huishou- den tot een soort horige boer of handwerksman, die in leven gehouden werd door landtoewijzing en/of voedselrantsoenen. Grootgrondbezitters, tempels en paleizen lieten hun grond het liefst bewerken door vrije of afhankelijke pach- ters. Zelfs al hadden zij slaven, dan lieten zij hen toch vaak werken op basis van een pachtcontract. Grote domeinen bevatten soms complete dorpen. De inwoners daarvan waren geen slaven, geen verhandelbare koopwaar, maar ook niet vrij om te gaan en te staan waar ze wilden. Bij grondverkopingen werden de bewoners meeverkocht, zo weten we uit Assyrische en Seleucidische bronnen. Kleingrondbezitters gebruikten hun eigen arbeidskracht en die van hun familie- leden. Slaven waren voor hen te duur. Toch moeten we oppassen voor grove ge- neralisaties en de rol van slaven niet al te gering achten. Rijke families in Babylon in de Nieuw-Babylonische en Achaemenidische tijd bezaten vaak tientallen sla- ven. In documenten uit het archief van de Egibi-familie (een koopliedengeslacht uit Babylon), dat loopt van 606 tot 482 v.Chr., is sprake van privébezit van meer dan tweehonderd slaven. Dat niet ieder gelijk was voor de wet blijkt ook uit het wetboek van Hammurabi (ca. 1750/1700 v.Chr.). Daarin varieerde de strafmaat voor het toebrengen van lichamelijk letsel van zwaar tot licht, al naargelang de misdaad begaan was tegen

78

Made with FlippingBook HTML5