L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

9  •  De archaïsche periode

De Dorische stijl ontstond in Griekenland, waarschijnlijk in de zevende eeuw v.Chr. Een goed bewaarde Dorische tempel staat in Paestum, Zuid-Italië. Ook het Parthenon in Athene (vijfde eeuw) is in Dorische stijl gebouwd. De Ionische stijl ontstond in Ionië (Klein-Azië) en de eilanden van de Egeïsche Zee, maar werd ook in Griekenland toegepast (onder andere in het Nikètempeltje op de Akropolis in Athene). De Korinthische stijl is wat jonger, eind vijfde eeuw. De Griekse bouwstijl is in sterke mate door de Romeinen geïmiteerd en heeft grote invloed uitgeoefend op de Europese bouwkunst, vooral op die van de renaissan- ce (zestiende eeuw), het classicisme (eind achttiende eeuw) en het neoclassicis- me (eind negentiende eeuw). Godsdienst De Griekse godsdienst heeft een aantal eigenschappen die wij ook bij de ou- doosterse godsdienst zijn tegengekomen. De godsdienst was polytheïstisch ; de goden waren, vooral sinds Homerus, antropomorf ; er was geen officieel dog- ma; riten speelden een grote rol in het scheppen van een goede verhouding tot de goden; elke stad (polis) had haar eigen beschermgodheid die zijn (zeer vaak haar) tempel op de akropolis had, waar de religieuze plechtigheden van de polis plaatshadden. De opvattingen over het hiernamaals vertoonden veel overeen- stemming met de Mesopotamische opvatting van een schimmig en somber do- denrijk, waar ieder een ongeveer gelijk triest lot beschoren was. Enigszins afwijkend hiervan in de Griekse godsdienst was de stroming van het orfisme . De term ‘orfisme’ is afgeleid van een set ‘orfische literatuur’, toegeschre- ven aan de mythische zanger Orpheus, de zoon van Apollo. Het orfisme ging uit van een scheiding tussen lichaam en ziel, waarbij het lichaam gold als een kerker van de ziel die zich door de dood via de nodige reïncarnatie, ascese en reini- gingsrituelen aan het lichaam kon ontworstelen. Deze scheiding tussen de ziel en het lichaam (met de depreciatie van het lichaam) heeft invloed uitgeoefend op de filosofen Pythagoras (ca. 530) en Plato (ca. 429-347) en is ten slotte ook in het christendom terechtgekomen. Ook de mysteriecultus van de graangodin Demeter in Eleusis ging uit van de gedachte dat een gelukzalig voortbestaan na de dood – althans voor de inge- wijden in de mysteriën – mogelijk was. Deze mysteriën centreerden zich rond de mythe van Persephone, de dochter van Demeter (Moeder Aarde, al in de Myceense tijd vereerd), die een derde deel van het jaar in de Hades (onderwe- reld) werd vastgehouden, maar toch weer verlost werd. Haar oprijzen uit de dood symboliseerde het ontkiemen van de korenhalm uit de stervende graan- korrel. Deze gedachte treffen wij ook in Egypte aan bij de dood van Osiris (zie figuur 5.4). Een ander natuurverschijnsel, de dood van de natuur tijdens het dro- ge seizoen, werd gesymboliseerd door de cultus voor Adonis, geïnspireerd door Fenicische goden die een deel van het jaar in de onderwereld vertoefden. Adoni , ‘mijn heer’ of ‘meester’, was de Fenicische aanspreektitel van deze goden, net zoals in het Hebreeuws Adonaj de aanspreektitel is van Jahweh.

101

Made with FlippingBook HTML5