L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel II  •  De Griekse wereld

geboorte gekerkerd werd in een stoffelijk omhulsel en de meeste kennis van de ideai verloor. Slechts door grondige studie van alle aspecten van de werkelijkheid (beginnend met een wiskundige propedeuse) kon de mens zich langzamerhand weer iets herinneren van wat zijn ziel vroeger geweten en gezien had. De hoog- ste idea was voor Plato de idea van het goede. Soms is deze bij hem synoniem met god. Plato zag als ideale staat een sobere agrarische polis, met een beperkt, stabiel aantal burgers, die in drie standen verdeeld waren: filosofen/regenten, wachters en werkers. De filosofen moesten in een lange opleiding geschoold worden in kennis van de ideai en deskundigheid in het besturen en rechtspreken. Zij zou- den zowel de juiste morele grondslag als de vereiste vaardigheid hebben om het best denkbare bestuur te leveren. De wachters moesten de staat verdedigen en militair en moreel geoefend worden en de werkers moesten de twee hogere stan- den onderhouden en het nodige voor de samenleving produceren. Zij mochten geen politieke inspraak hebben. Om eigenbaat uit te sluiten wilde Plato de filoso- fen het recht op eigen bezit en eigen gezinnen ontzeggen. De twee hoogste stan- den mochten in zijn visie niet erfelijk zijn: in elke generatie moesten de meest geschikten, met de beste aanleg, uitgezocht worden. Plato heeft in 367 en 361 enige reizen gemaakt naar Sicilië, op uitnodiging van de Syracusaanse tiran Dionysius II (367-357). Deze kon echter niets met Plato’s adviezen beginnen en stuurde de wijsgeer weer naar huis. Omstreeks 390 stichtte Plato de Academie, een school waar hij met leerlingen en belangstellenden sprak over zijn inzichten. Deze school bleef tot 529 n.Chr. een centrum van platonistische wijsbegeerte. Men noemde Plato’s volgelingen later wel academici . Aristoteles Plato’s voornaamste leerling was Aristoteles (384-322). Hij geloofde niet in de wereld van de ideai en dacht dat alles op aarde logisch in soorten en categorieën te ordenen was door de eigenschappen en kwaliteiten van alles te analyseren. Hij was een universeel geleerde. Hij schreef over de formele logica (= de kunst van het logisch en samenhangend redeneren), de natuur, de bovennatuurlijke dingen, de poëzie, het proza, de menselijke gedragsnormen en de staatkunde. Aristoteles’ staatkundige ideaal was een staat waarin de deugd en de bekwaam- heid in allerlei aspecten van het menselijke handelen de normen zouden zijn voor het staatsbestuur en het leven van de burgers: aristocratie (‘regering van de aristoi = de besten’) in hogere zin. In de concrete situatie in zijn tijd vond hij een polis met een gemengde staats- regeling (een regering met een monarchaal, een aristocratisch en een democra- tisch element) het meest te verkiezen. Deze staatsregeling zou moeten rusten op een breed maatschappelijk draagvlak en het midden moeten vinden tussen de ongezonde uitersten van tirannie en willekeur van de massa. Aristoteles vond de aanwezigheid van een sterke middengroep belangrijk voor de stabiliteit van een

146

Made with FlippingBook HTML5