L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel II  •  De Griekse wereld

dere machtige personen gebruikten deze gestempelde en soms beschreven luxe voorwerpen als geschenk om hun aanhang aan zich te binden. De stadstaten die in de archaïsche tijd opkwamen begonnen munten te slaan namens de gemeenschap, wat deze gemeenschappen een zeker zelfrespect op- leverde tegenover machtige individuen. Elke stad had haar eigen denominaties, wat internationale handel weer hinderde, maar dankzij de macht van Athene werden Atheense munten wijd en zijd geaccepteerd in het mediterrane gebied. Het gewicht van de munt bepaalde de waarde en het is interessant te constate- ren dat de gewichtsstandaarden uit het oosten werden overgenomen. De drach­ me werd de standaardmunt (ongeveer een halve Babylonische sjekel) en 100 drachmen vormden een mna (Latijn mina ), een leenwoord uit het Akkadisch. De Perzische koning Darius I (522-486) begon ook met het slaan van munten, die hij vooral gebruikte voor het betalen van Griekse huurlingen, in feite ‘vol- gelingen’ van de koning. Hij muntte gouden ‘darieken’ ( dareikoi ) in het gewicht van een Babylonische sjekel (8,33 gr.) en zilveren sigloi (5,35, later 5,6 gr.). Deze munten werden echter nooit een standaard betaalmiddel in het centrum van het rijk, in Babylonië en Iran. Ongemunt zilver bleef de standaard, totdat Alexander de Grote in één klap gemunt geld als de standaard invoerde in het hele Nabije Oosten en Egypte. Gemunt geld bleef vanaf toen de standaard en wordt tot op vandaag gebruikt. De steden waren allemaal georganiseerd als gemeenschappen van burgers (poli- tai), zij het met verschillende staatsinstellingen. Dat geldt ook voor niet-Griekse steden als Rome en Carthago. Er zijn ook belangrijke verschillen tussen de steden. Niet alle steden waren onafhankelijke stadstaten. Sommige waren onderdeel van een groot rijk, zoals Perzië, andere waren ondergeschikt aan een andere stadstaat. Athene met de ha- venstad Piraeus was het centrum van een klein imperium, de Delische-Attische Zeebond, en was veel rijker dan andere Griekse stadstaten. De Griekse stadstaten verschillen in veel opzichten van de grote koninkrij- ken in het binnenland van Azië en Noordoost-Afrika. Om te beginnen waren ze allemaal klein; Athene en Sparta golden als groot. Het succes van de poleis als gemeenschap van burgers (politai) hield verband met het feit dat de burgers elkaar kenden en beslissingen konden nemen in de raad en/of de volksvergade- ring. Grote instellingen zoals het paleis of de tempel met veel grondgebied en personeel bestonden in de Griekse stadstaten niet. De productiemiddelen (land en kapitaal) waren in handen van de burgers en die hoefden geen dure instituties als tempel en paleis, bureaucratieën en staande legers in leven te houden, zodat de belastingdruk lichter kon zijn. Aan de andere kant was de productiviteit van de grond in Mesopotamië en Egypte meer dan driemaal zo hoog als in Attica, zodat die hogere belastingen toch weer draaglijk waren. De grote omvang van de rijken in het oosten met hun sterk ontwikkelde belastingsystemen en geregelde inkomsten als oorlogsbuit maakte investeringen in stedenbouw, irrigatiewerken,

152

Made with FlippingBook HTML5