L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

11  •  De hellenistische tijd

tief voor ‘Israëliet’; ze waren immers van oorsprong migranten die de Kanaänitische steden bedreigden. De Romeinen gebruikten dit woord ook voor de Judeeërs/Joden. Het woord ‘ Hebreeuws ’ wordt algemeen gebruikt voor de taal van de Israëlieten en Judeeërs. Hun heilige schrift (met onder meer de Thora) wordt de ‘Hebreeuwse Bijbel’ genoemd (en het ‘Oude Testament’ door de christenen, naast het ‘Nieuwe Testament’, dat geschiedenissen en brieven bevat over het leven van Jezus en zijn navolgers, afgesloten door de Openbaringen van Johannes). Het woord Palestina vindt zijn oorsprong in een van de zogenoemde Zeevolken die zich rond 1200 v.Chr. vestigden aan de kust van de Middellandse Zee tussen Egypte en Fenicië. In Egyptische teksten worden dezen Peleset genoemd, in de Hebreeuwse Bijbel ‘Filistijnen’, die woonden in steden als Gaza, Askelon en Asdod. Herodotus beschouwt Palaistina als een deel van Syrië, waar hij waarschijnlijk Judea bij rekende, een woord dat hij niet noemt. Na de tweede Joodse opstand tegen de Romeinen (132-136 n.Chr.; zie p. 275) werd Palaestina de naam van een provincie tussen de rivier de Jordaan en de kust. Gebieden ten oosten van de Jordaan werden er later ook bij betrokken. De naam van de provincie werd gehandhaafd in latere rijken, waaron- der het Ottomaanse Rijk tot 1920. Het VN-mandaatgebied Palestina (1920-1948) bevatte alleen het gebied ten westen van de Jordaan. Het Parthische rijk is ontstaan in de satrapie Parthië (kaart 4.3), die al ten tijde van Darius I bestond. In het midden van de derde eeuw v.Chr. verdreef het bin- nendringende Skythisch-Iraanse volk van de Parnen de pas onafhankelijk ge- worden Griekse satraap en vestigde een nieuwe dynastie. In de loop van de derde en tweede eeuw v.Chr. veroverden de Parthen, zoals ze nu genoemd werden, Iran en Mesopotamië. In 141 v.Chr. veroverde koning Mithradates I Babylonië en ontnam het Seleucidische rijk daarmee een van zijn belangrijkste provincies. De Parthen bouwden een garnizoen aan de Tigris recht tegenover Seleucia, ge- naamd Ctesiphon. Deze stad werd vanaf ongeveer 50 v.Chr. de hoofdstad van het rijk en bleef hoofdstad, ook in het latere Sassanidische rijk. De Parthische koningen noemden zich ook al vroeg op hun munten ‘Philhelleen’ om de Griekse inwoners tevreden te stellen. De Parthische macht berustte op een sterk ruiter- leger (de Parthische adel), maar had niet genoeg mankracht en organisatiever- mogen om een eigen bestuursapparaat op te richten. Wij zien dan ook dat het imperium naast satrapieën weer in ruime mate vazalvorstendommen omvatte, terwijl de Griekse steden een hoge mate van autonomie verkregen. Desondanks bleef het rijk een half millennium in stand, tot 224 n.Chr. De officiële taal was Grieks, maar in de eerste eeuw n.Chr. werd de Parthische taal (een Iraanse taal geschreven met Aramese letters) steeds belangrijker en werd de Griekse cultuur teruggedrongen. In de bouwkunst ontwikkelde zich

11.8 Doorwerking van de hellenistische cultuur in het Parthische en het Romeinse Rijk

181

Made with FlippingBook HTML5