13MEIPW10MTS

Handreiking presentatie

Bijlage 9

Spreek van tevoren af of je vragen tijdens of na je presentatie wilt beantwoorden. Een presentatie kan op twee punten worden beoordeeld. Op de inhoud en op je manier van presenteren. Op de inhoud Tijdens een presentatie toon of demonstreer je producten en/of diensten. Daarbij geef je toelichting en/of achtergrondinformatie. Je legt uit welke kennis en vaardig- heden je wanneer hebt ingezet en waarom en op basis waarvan je bepaalde keuzes hebt gemaakt. Tijdens de presentatie wordt ook vastgesteld of het beroepsproduct authentiek is, dus door jou is geproduceerd. De beoordelaars kunnen vragen stellen. Kortom: tijdens een presentatie laat je zien dat jij je bewust bent van het eigen competente handelen.

Een presentatie kan ook beoordeeld worden aan de hand van de STARRT-methode. De criteria die in een presentatie aan de orde moeten komen en waar je uitleg aan moet voldoen, staan in de beoordelingsformulieren bij de fasen. S = situatie • Je vertelt waar de situatie ( de uitvoering) plaatsvond. • Wanneer de situatie (de uitvoering) plaatsvond. • Wie waren erbij betrokken? T = taak • Je vertelt wat de opdracht was en wat precies jouw taak was. • Wat was je doel? • Wat was je verantwoordelijkheid? A = activiteiten • Je vertelt welke concrete activiteiten je hebt verricht. • Welke prioriteiten zijn gesteld en waarom? • Wat heb jij precies gedaan? • Wat hebben anderen gedaan? • Welke kennis, houding en inzichten heb je toegepast?

R = resultaat • Je toont het resultaat en zo mogelijk demonstreer je het en je licht het toe. • Je toont of vertelt dat de resultaten voldoen aan de gestelde eisen en normen.

129



Made with