Mies Bezemer & Jan Bouwen, m.m.v. Coen Winkelman - Stotteren

1  | Wat is stotteren?

peut zal immers een onderscheid moeten kunnen maken tussen stotteren en bijvoor beeld de niet-vloeiendheden die horen bij broddelen en taalstoornissen. Broddelen is het snel, niet helemaal helder en begrijpelijk geformuleerd en niet-vloeiend spreken met veel herhalingen en valse starts. Vloeiend spreken Om te weten wat niet-vloeiend (of onvloeiend) spreken inhoudt, is het van belang om te bepalen wat vloeiend spreken is. ‘Fluency is a multidimensional construct that is based on both physical speech production (i.e., speech articulation) and abstract message formulation (i.e. cognitive processing, linguistic planning)’ (Logan, 2015, p. 26). Logan (2015, p. 6) onderscheidt voor vloeiendheid zeven dimensies die mét el kaar ook invloed óp elkaar kunnen hebben: continuïteit, spreeksnelheid, ritme, in spanning, natuurlijkheid, spraakzaamheid en stabiliteit. Vloeiend spreken verloopt zonder onderbrekingen, met een vlotte spreeksnelheid, zonder ritmeverstoringen, is ontspannen, komt natuurlijk en spraakzaam over, en is stabiel. Iemand die stottert, kan in bepaalde periodes of in bepaalde situaties vloeiend overkomen en daadwerkelijk vloeiend spreken, maar laat op andere momenten in andere situaties afwijkingen horen op de hiervoor genoemde dimensies. Het wordt steeds duidelijker dat het vloeiend spreken van iemand die niet stottert, verschilt van het vloeiend spreken van iemand die stottert. De laatste jaren is dit ook bij jonge kin deren onderzocht. Onderzoek bij ouderen blijft immers de volgende vraag oproepen: ‘Wat was er eerder, de kip of het ei?’, of anders gesteld: ‘Wat is oorzaak en wat is ge volg?’ Niet-vloeiend spreken Onslow et al. (1992) definieert niet-vloeiend spreken als volgt: ‘Disfluency is essen tially a place within an utterance where speech production is disrupted due to a problem in either speech planning or execution. Such disruptions are unintended. Consequently the speech that occurs during disfluent segments of an utterance is superfluous or extraneous to its ideal or intended form.’ Hij maakt hiermee duidelijk onderscheid tussen gewenste/bedoelde vloeiende spraakuitingen en ongewenste/on bedoelde niet-vloeiende spraakuitingen. Normaal niet-vloeiend en niet-normaal niet-vloeiend spreken Luisteraars blijken vaak het stotterend spreken van iemand die stottert te kunnen on derscheiden van de niet-vloeiende momenten van iemand die niet stottert (Blood stein, 1995). Ook sprekers die niet stotteren, produceren geregeld niet-vloeiendheden. Deze worden ‘normale niet-vloeiendheden’ genoemd. Janssen (1985) onderscheidt de kernstottergedragingen van normale niet-vloeiendheden (zie tabel 1.1). Je zou ver wachten dat wanneer luisteraars het spreken van iemand die stottert juist kunnen differentiëren, zij de (kern)stottergedragingen kunnen onderscheiden van de normale niet-vloeiendheden, maar dit blijkt moeilijker te zijn dan men denkt (Shapiro, 2011). Het is voor een juiste diagnose van belang de normale en de niet-normale niet-vloei endheden te kunnen onderscheiden, waarbij de therapeut zich dient te realiseren dat ‘normaal’ lijkende niet-vloeiendheden ook wel secundair stottergedrag zouden kun-

26

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online