Mies Bezemer & Jan Bouwen, m.m.v. Coen Winkelman - Stotteren

1.6  | Andere vloeiendheidsstoornissen

Yairi en Ambrose (2005) hebben aangetoond dat de stotterachtige niet-vloeiendhe den van kinderen met beginnend stotteren zowel kwalitatief als kwantitatief te onder scheiden zijn van de niet-vloeiendheden van kinderen die niet stotteren. Hierbij die nen we ons te blijven realiseren dat deze bevindingen gebaseerd zijn op retrospectieve analyses. Bovendien leren kinderen zeer snel: in de maand(en) nadat het stotteren is begonnen kan het kind al erg veel (aan)geleerd hebben.

1.5 Ontwikkelingsstotteren

Stotteren ontstaat meestal tijdens de kindertijd. De symptomen ervan hebben aan vankelijk weinig fysieke spanning. Het stotteren bestaat vooral uit herhalingen van klanken en lettergrepen (Conture, 2001). Onder de huidige definitie van stotteren van de WHO vallen naast stotteren ook andere verstoringen in de vloeiendheid. Het betreft verstoringen waarvan de oorzaak en het moment van ontstaan afwijkend zijn van de verstoringen die men normaal kan verwachten in (de ontwikkeling van) het spreken: onder meer broddelen, bepaalde taalstoornissen, spasmodische dysfonie, traumatisch stotteren en het syndroom van Gilles de la Tourette. Deze diversiteit maakt kennis van zaken noodzakelijk voor een goede differentiële diagnostiek. We maken onderscheid in stotteren dat in de kinderjaren ontstaat, het zogenoem de ontwikkelingsstotteren, en stotteren dat op latere leeftijd ontstaat, oftewel verwor ven stotteren (Van Borsel, 2000). Ontwikkelingsstotteren is de meest voorkomende vorm van stotteren en staat centraal in dit boek. Voor het leesgemak wordt voor in plaats van ‘ontwikkelingsstotteren’ geregeld de korte term ‘stotteren’ gebruikt. Wan neer er sprake is van een andere vorm van stotteren dan ontwikkelingsstotteren zal dit expliciet worden vermeld. Ontwikkelingsstotteren is de meest voorkomende vorm van stotteren, en deze ontwikkelt zich gedurende de kindertijd. Dit is anders dan stotteren dat zich ontwikkelt als gevolg van een neurologische aandoening of een trauma of door emotionele stress (Guitar, 2014). Inzicht in vloeiendheidsstoornissen en met name in de vloeiendheidsstoornis brod delen (zie hoofdstuk 4) is van belang om een goede differentiaaldiagnose te kunnen stellen en/of te bepalen dat er sprake is van een combinatie (comorbiditeit). Niet-vloeiend spreken dat op latere leeftijd ontstaat, kan grote overeenkomsten vertonen met (ontwikkelings)stotteren. Het ontstaan en de oorzaak ervan zijn echter verschillend. Iemand die op latere leeftijd gaat stotteren zal dit onderscheid niet zelf maken en zich bij de huisarts melden met de klacht ‘Ik stotter’. Aangezien ongeveer vier à vijf procent van de (jong)volwassenen mogelijk ooit in hun kinderjaren heeft gestotterd, wil de huisarts nog weleens aan een recidief denken

1.6 Andere vloeiendheidsstoornissen

29

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online