Milieu Compact nr 4

milieu

compact

vervolgens het instemmingsbesluit genomen. Het instemmingsbesluit vermeldt dat gelet op het ver- zoek, artikel 8c van de Revi, en het door het RIVM uitgebrachte advies, wordt ingestemd met het toe- passen van de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 “voor inrichtingen voor de opslag van ontplofbare stoffen, zoals TNO Heimolen te Bergen op Zoom”. Het ver- zoek, de toepassing van artikel 8c en het advies zijn uitsluitend gericht op en beperkt tot TNO Heimolen te Bergen op Zoom. De staatssecretaris vermeldt ten slotte in de aanhef van het bestreden besluit dat een bezwaarschrift is ingediend tegen “mijn besluit van 17 december 2012 (…) tot instemming met het ge- bruik van de rekenmethode RISK-NL 4.1. (…) voor de inrichting TNO Heimolen te Bergen op Zoom”. Het bestreden besluit vermeldt voorts dat het betreft “mijn instemming met de toepassing van een andere rekenmethodiek (…) ten behoeve van de beoorde- ling van een aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer”. Gelet op al het bovenstaande is de Afdeling van oor- deel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting ook te kennen heeft gegeven, de vermelding in het instem- mingsbesluit dat de instemming ziet op inrichtingen “zoals” TNO Heimolen als een kennelijke verschrij- ving moet worden aangemerkt. Het instemmingsbe- sluit betreft uitsluitend TNO Heimolen te Bergen op Zoom. De Afdeling is voorts van oordeel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft bevestigd, het instemmingsbesluit uitsluitend dient ter voorberei- ding van het door het college te nemen besluit op de aanvraag van de revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer voor TNO Heimolen te Bergen op Zoom. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat het Buurtschap door het instemmingsbesluit, los van het voor te bereiden besluit, rechtstreeks in zijn be- lang wordt getroffen. In het kader van het nieuw te nemen besluit door het college op de aanvraag van de revisievergunning kan immers aan de orde wor- den gesteld of terecht is ingestemd met de rekenme- thodiek RISK-NL 4.1. Het instemmingsbesluit is dan ook aan te merken als voorbereidingsbesluit in de zin van artikel 6:3 van de Awb. Het instemmingsbesluit is derhalve niet vatbaar voor bezwaar en beroep. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201304030/1/A4 Belanghebbendheid vereniging bij bestemmingsplan en relativiteitsvereiste Bij besluit van 29 oktober/1 november 2012 heeft de raad van de gemeente Westvoorne het bestem- mingsplan “[locatie] Rockanje” vastgesteld. Voor de

vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werk- zaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzon- der behartigt. De belangen die de vereniging zich blij- kens haar statuten ten doel stelt te behartigen, zijn de bescherming van de (internationaal befaamde) natuurgebieden van en in de nabijheid van Voorne en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving van de bewoners van Voorne. Deze doelstelling is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het plangebied ligt binnen de territoriale begrenzing van de statu- taire doelomschrijving. Teneinde haar statutaire doel te bereiken verricht de vereniging naast het voeren van procedures ook feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Volgens de statuten geeft zij invulling aan haar statutaire doel- stelling door het verstrekken van informatie, het or- ganiseren van acties en publieke bijeenkomsten en het onderhouden van contact met overheden, pers, bedrijven en andere (rechts)personen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de vereniging gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in het bijzonder be- hartigt, zodat zij belanghebbende is in de zin van ar- tikel 1:2 van de Awb. Voor zover de raad een beroep doet op het relativiteitsvereiste neergelegd in artikel 8:69a van deAwb en artikel 1.9 van de Crisis- en her- stelwet, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a, van Deel C van de op 1 januari 2013 in werking getreden Wet aanpassing bestuursprocesrecht, blijft het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing. Hieruit volgt dat artikel 8:69a van de Awb niet van toepassing is. Artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, is evenmin van toepassing. Het relativiteitsvereiste kan de vereniging derhalve niet worden tegengeworpen. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201300084/1/R4 Weigering Nbw-vergunning t.b.v. verplaatsing benzinestation Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college van GS van Noord-Holland geweigerd om de ver- gunning die krachtens artikel 19d van de Natuur-

11

Made with