Milieu Compact nr 4

milieu

compact

het bouwvlak ten opzichte van zijn perceel en wo- ning. Deze afspraken zijn tevens in een notariƫle akte vastgelegd in de vorm van een zogenoemde kwalitatieve verplichting, aldus appellant. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2012 in zaak nr. 201103853/1/R2 over- weegt de voorzitter dat in het kader van een be- stemmingsplanprocedure ter beoordeling staat of een plan strekt ten behoeve van een goede ruim- telijke ordening en niet in strijd is met het recht. Voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling en de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in de weg staat, is slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te be- antwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activi- teit. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat tussen appellant en de raad niet in geschil is dat het plan voor zover het betreft het perceel [locatie], gezien de daarvoor geldende maximale planologi- sche mogelijkheden, geen afbreuk doet aan de in de notariƫle akte neergelegde afspraken. Een evi- dente privaatrechtelijke belemmering, waarvan op voorhand in redelijkheid moet worden aangenomen dat die in de weg staat aan de verwezenlijking van het bestreden plandeel binnen de planperiode, doet zich reeds om die reden dan ook niet voor. zie www.RaadvanState.nl; Vz ABRS 08-01-2014, nr. 201308735/1/R4 en /2/R4 Omgevingsvergunning voor verandering veehouderij en ligging bebouwde kom Bij besluit van 20 november 2012 heeft het college van BenW van Dinkelland een omgevingsvergun- ning verleend voor het veranderen van een vee- houderij. Bij uitspraak van 29 mei 2013 heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep on- gegrond verklaard. Het begrip bebouwde kom kan volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet geurhinder en veehouderij worden om- schreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunc- tie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte- eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde komwordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Langs de rand van

Weerselo loopt de [weg]. De woning van appellant ligt ten opzichte van het dorp aan de andere zijde van de [weg] en vormt de enige bebouwing aan die zijde van de weg. Dit verschilt met de situatie in de zaak 201012361/1/M2, waarnaar appellant verwijst, omdat in die situatie de woning aan twee zijden was omsloten door op korte afstand gelegen bebouwing. Verder kan de [weg] als grens van de bebouwde kom worden aangemerkt. De afstand tussen de wo- ning van appellant en de dichtstbijzijnde bebouwing aan de andere kant van de [weg] bedraagt onge- veer 30 m. Een samenhangende structuur met op korte afstand van elkaar en aan die zijde van de weg gelegen bebouwing ontbreekt. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid geoor- deeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat dat de woning van appellant buiten de bebouwde kom is gelegen, zodat een geurnorm van 14,0 odour units per kubieke meter lucht geldt. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 08-01-2014, nr. 201305948/1/A4 Milieuvergunning rundvee- en varkenshouderij met hondenfokkerij en ammoniakemissie Bij besluit van 7 november 2012 heeft het college van BenW van Someren een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet mili- eubeheer verleend voor een rundvee- en varkens- houderij met hondenfokkerij. Het college heeft voor het toepassen van de omgevingstoets zoals neer- gelegd in artikel 3, derde lid, van de Wav aansluiting gezocht bij de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij van 25 juni 2007 van de minister van VROM. Volgens de Beleidslijn kan bij uitbreiding van een IPPC-veehouderij, zoals hier aan de orde, worden volstaan met toepassing van BBT zolang de totale jaarlijkse ammoniakemis- sie niet meer bedraagt dan 5.000 kg. Volgens de Beleidslijn moet deze grens niet als een absolute grens worden gezien, omdat de lokale milieusituatie aanleiding kan zijn om van die grens af te wijken. In paragraaf 4.4 van de Beleidslijn wordt geadvi- seerd om bij veehouderijen die in de vergunde si- tuatie bij toepassing van BBT een emissieomvang van minder dan 5.000 kg hebben en die op relatief korte afstand van een kwetsbaar natuurgebied zijn gelegen, bij uitbreiding te bezien of er in de con- crete situatie redenen zijn om de strengere emis- siegrenswaarde al vanaf het vergunde niveau te hanteren. Appellant heeft niet bestreden dat binnen de inrichting de in aanmerking komende BBT wor- den toegepast. De ammoniakemissie in de aange-

13

Made with