Milieu Compact nr 4

milieu

compact

gedaan op de bestaande Wet bodembescher- ming. De vernieuwing bodembeleid vereist ook nieuwe wetgeving. Deze zal onderdeel uitmaken van de Omgevingswet. Mijn streven is de nieuwe bodemregelgeving tegelijkertijd met de inwerking- treding van de Omgevingswet in te laten gaan. Tweede Kamer, 30 januari 2014, nummer 30 015-48 Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES Op 1 juli 2014 moet het Besluit houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toe- zicht daarop en de handhaving daarvan voor be- paalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES) in werking treden. Kern van dit besluit is de verschuiving van de bevoegdheid voor vergunningverlening en handhaving voor een be- perkt aantal specifieke inrichtingen (olie-industrie) van het eilandbestuur naar de Minister van Infra- structuur en Milieu. Op grond van de Wet VROM BES kan de Minister van IenM verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit besluit regelt: • een vergunningplicht voor inrichtingen (op basis van hoofdstuk 5 van de Wet VROM BES) die zich richten op het opslaan of overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen; • de eisen waar een aanvraag om een vergun- ning (op basis van artikel 5.9 van de Wet VROM BES) aan moet voldoen; • de aanwijzing van MER-plichtige activiteiten, be- sluiten en plannen (op basis van artikel 7.1 van de Wet VROM BES) voor zover die betrekking hebben op de aangewezen inrichtingen; • regels voor het wijzigen van een (al dan niet vergunningplichtige) inrichting waarbij deze wijziging meldingsplichtig dan wel vergunning- plichtig kan zijn (op basis van artikel 5.25 van de Wet VROM BES). Het besluit richt zich tot degene die een inrichting drijft. Een inrichting is “elke door de mens bedrijfs- matig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht”. Er is sprake van een inrichting in de zin van de wet wanneer aan twee eisen is voldaan: 1. De activiteit moet worden gedekt door de begrip- somschrijving van ‘inrichting’;

2. De activiteit moet zijn aangewezen bij of krach- tens algemene maatregel van bestuur, wat is gebeurd in dit besluit. Tweede Kamer, 30 januari 2014, 32 473-19

RecHTsPRAAk

Bevoegdheid tot gedeeltelijk intrekken omge- vingsvergunning Bij besluit van 7 februari 2012 heeft het college van BenW van Nijmegen de bij besluit van 22 september 2008 aan Toorank op grond van de Wet milieubeheer verleende vergunning voor het produceren, distilleren en bottelen van alcohol- en niet-alcoholhoudende dranken met en zonder koolzuur alsmede de verpakking ervan, gedeelte- lijk ingetrokken. Bij uitspraak van 26 maart 2013 heeft de rechtbank het besluit van 7 februari 2012 vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat vast staat dat Toorank in de drie jaar voorafgaand aan de gedeeltelijke intrekking van de omgevingsver- gunning dranken heeft opgeslagen op het ter- rein van de inrichting. Dat betekent dat niet kan worden geoordeeld dat gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Naar het oordeel van de recht- bank kan deze bepaling daarom geen grondslag vormen voor de gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2006 in zaak nr. 200507197/1. Volgens de rechtbank is in die uitspraak op overeenkomstige wijze geoordeeld over de gedeeltelijke intrekking van een milieuvergunning op grond van artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer. Die bepaling verleende, aldus de rechtbank, een vergelijkbare intrekkingsbevoegd- heid als thans artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat met de invoering van de Wabo de wetgeving op dit punt inhoudelijk is gewijzigd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de tekst van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo niet dat de bevoegdheid tot het geheel dan wel ge- deeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning slechts bestaat als in het geheel geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Temeer gezien de

8

Made with