Peter Ale & Martine van Schaik - Rekenen en wiskunde uitgelegd

1.2  Basisvaardigheden

Bij aftrekken geldt dat als er bij het eerste getal iets wordt opgeteld of afge trokken, dit ook bij het andere getal moet gebeuren, omdat anders het ver schil niet hetzelfde blijft. In een strookmodel:

A B

Figuur 1.19  Het verschil tussen de twee getallen moet hetzelfde blijven

Het verschil tussen A en B is 3. Als er bij A 4 van afgehaald worden, moet dat bij B ook gebeuren, zodat het verschil even groot blijft. tip 16 Een context voor transformeren bij aftrekken Dit is voor leerlingen duidelijk te maken door de context ‘leeftijd’ te gebruiken. Wanneer je wilt weten hoeveel Anna (19) en Bert (22) schelen in leeftijd, kun je ook (voor het gemak) rekenen alsof je één jaar verder bent, dan zijn Anna en Bert namelijk 20 en 23. Je zou ook terug kunnen gaan in de tijd, bijvoorbeeld twee jaar terug (17 en 20). Het verschil in leeftijd tussen de twee blijft gelijk. Compenseren wordt vooral bij grote getallen gebruikt, die vlak bij een ‘mooi’ rond getal liggen. Neem de opgave 34.627,64 + 6472,36. Bij het tweede getal 527,64 optellen levert 7000, en dat getal is gemakkelijk van het eerste af te trekken. De opgave wordt: 34.100 + 7000 en dit is goed uit het hoofd te doen. Groter en kleiner maken ( GEK ) bij vermenigvuldigen is de algemene vorm voor halveren/verdubbelen. In dit geval wordt de opgave zo omgevormd dat er een gemakkelijkere opgave ontstaat, die uit het hoofd is uit te rekenen.

128 × 225

: 2

× 2

64 × 450

× 2

: 2

32 × 900

= 28.800

| 35

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online