Peter Ale & Martine van Schaik - Rekenen en wiskunde uitgelegd

1.2  Basisvaardigheden

756 − 387 = 700 − 300 = 400 50 − 80 = −30 6 − 7 = −1 400 − 30 − 1 = 369

H T E 6 14 16 7 5 6 3 8 7 − 3 6 9

Het is duidelijk dat leerlingen die het abstracte algoritme begrijpen op een hoger rekenniveau functioneren dan leerlingen die zich nog met kolomsge wijs rekenen moeten ‘behelpen’. Ook hier kan het positieschema (met het MAB-materiaal) als tussenfase gebruikt worden. Bij gebruik van dit materiaal of van (namaak)geld kan het ‘lenen’ goed in beeld worden gebracht. Een andere benadering van het aftrekalgoritme is het gebruik van tekorten. Aftrekken met tekorten In plaats van de hiervoor genoemde werkwijze wordt ook de tekorten methode gebruikt:

7 5 6 3 8 7 –

4 3 1 3 7 1 3 6 9

Er zijn allerlei manieren om tekort aan te duiden. We gebruiken hier een streepje erdoor. Na de eerste ronde worden de tekorten van links naar rechts weggewerkt. Omdat er uiteindelijk van rechts naar links gewerkt moet worden, wordt de notatie aangepast.

Cijferend vermenigvuldigen Het model dat het dichtst bij vermenigvuldigen staat is het rechthoekmodel, dit wordt ook wel het oppervlaktemodel genoemd. In het rechthoekmodel kunnen een paar belangrijke eigenschappen van vermenigvuldigen herkend worden: 1 vermenigvuldigen is herhaald optellen;

2 de commutatieve eigenschap; 3 de distributieve eigenschap; 4 de associatieve eigenschap; 5 groter en kleiner maken bij vermenigvuldigen.

| 43

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online