Allemaal Uitblinkers KNVB D-PUPILLEN

Spreek de taal van D-pupillen

Stem je woorden af op D-pupillen. Noem de naam van de speler voor wie je tip is bedoeld en houd het dan kort en duidelijk. Je gezichtsuitdrukking en gebarentaal zijn hierbij van grote invloed. Keer je nooit af, maak geen wegwerp­ gebaar. Probeer eventueel met een grap de sfeer goed te houden. Maar roep niet ‘nattekrantenbal’ of ‘patatbenen’. Daar lachen spelers wel om – maar voetballen er niet beter door. Ook termen als ‘scherp zijn’, ‘goed coachen’, ‘je best doen’, ‘laat de koppies niet hangen’ zeggen kinderen meestal niets. Spreek niet te complex, maar ook niet kinderachtig. Gebruik geen verkleinwoorden. Vaktermen mogen, als ze die allemaal snappen. Zeg niet meer: ‘Trap de bal met je veters!’ Zeg: ‘Trap de bal met je wreef!’ Maar verkies nog altijd simpele boven moeilijke woorden. Zeg niet: ‘Loop op!’ Zeg: ‘Naar voren!’ Zeg niet: ‘Inzakken!’ Zeg: ‘Terug!’ Zeg niet: ‘Ruimte zoeken, kies positie!’ Zeg: ‘Loop je vrij!’ Zeg niet: ‘Maak een verdedigende actie!’ Zeg: ‘Pak die bal!’

Aanvallen Als D-pupillen aanvallen, is beheersing van de bal geen doel meer op zich. Dat geldt ook voor het samenspel. Ze weten sinds de E-pupillen dat ze het spel gezamenlijk moeten zien te verplaatsen naar de helft van de tegen­ partij, gezamenlijk moeten zien op te bouwen en te scoren. Maar hoe? Daarin kiezen ze altijd zélf. Een medespeler zoeken of toch een eigen oplossing? Op hun beurt snappen spelers zonder bal inmiddels dat ze moeten vrijlopen, positie kiezen. D-pupillen snappen steeds beter dat ze met elkaar de ruimte groot moeten maken en die optimaal moeten bezetten. In de breedte én in de lengte van het veld. Ze zien in dat ze de bal niet te snel naar voren moeten trappen maar moeten proberen de bal in het team te houden. Bij balbezit spelen ze

D-pupillen | 77

Made with