Allemaal Uitblinkers KNVB D-PUPILLEN

KNVB

Allemaal Uitblinkers Het begeleiden, trainen en coachen van jonge voetballers

D-Pupillen: spelen vanuit een basistaak

Jeroen Siebelink

Het begeleiden, trainen en coachen van jonge voetballers

D-Pupillen:

een basistaak

Allemaal Uitblinkers Het begeleiden, trainen en coachen van jonge voetballers

D-Pupillen: spelen vanuit een basistaak

KNVB in samenwerking met Jeroen Siebelink

Inhoudsopgave

Voorwoord Van dennis bergkamp

4

Hoofdstuk 1. Het begeleiden van D-pupillen

10

De zaterdagwedstrijd van TABA D4

10.42 uur Op de club

12 24 32 40 52 68 80 88 98

10.45 uur In het clubhuis 11.00 uur het veld op 11.09 uur warming-up 11.13 uur De opstelling 11.17 uur De eerste helft

11.47 uur De rust

12.00 uur De tweede helft

12.30 uur Evalueren, douchen en

samenkomen in de kantine

Intermezzo (1)

102

Een Nederlands-Marokkaans d-elftal VV Hoograven D1 uit Utrecht De zaterdagwedstrijd (1)

Hoofdstuk 2. Het trainen van D-pupillen

124

De maandagavondtraining van taba D4

17.30 uur In het ballenhok

126 150 166 174

18.05 uur Warming-up en de eerste oefenvorm 18.45 uur Afsluitend partijtje en evalueren

KNVB-clinic Goalmaster

Intermezzo (2)

186

Een Nederlands-Marokkaans D-elftal VV Hoograven D1 uit Utrecht De training

Hoofdstuk 3. Het coachen van D-pupillen

196

DE ZATERDAGWEDSTRIJD van TABA D4 (2) 09.30 uur In de kleedkamer

198 210 216 240 256 263 266

09.36 uur Het veld op

09.45 uur De eerste helft

10.15 uur De rust

10.30 uur De tweede helft 11.01 uur Handen schudden

11.15 uur In de kantine

Intermezzo (3)

270

Een Nederlands-Marokkaans D-elftal VV Hoograven D1 uit Utrecht De zaterdagwedstrijd (2)

Bijlage: observatieformulieren voor een individuele speler

284 286 287

Literatuur en dankwoord

Over de auteur

Voorwoord

Mijn zoon is elf. In september wordt hij twaalf. Hij is tweebenig. Zijn rechterbeen is net iets sterker dan zijn linker. Toch staat hij in de D2 van SV Spakenburg het liefst linksbuiten. Hij is niet zo’n dribbelaar, geeft de bal graag af aan een ander. Dat is leuk om te zien, zo was ik ook. Toen we nog in Engeland woonden, voetbalde Mitchel bij Hadley Rangers. Een lokaal clubje ten noorden van Londen, op een half uur rijden van het Emirates Stadium. In zijn team stond hij een tijdje op doel. Dat wilde hij zelf. Tegen de oude keeper zei hij brutaal: laat mij daar maar staan, die ballen mogen er niet meer in. Ik zei er niks van, maar ik was er niet heel gelukkig mee. Na een tijdje had hij het wel gezien en stond hij weer voorin. Mooi, dacht ik stiekem. Van dat team was ik nog een tijdje coach. Kinderen onder de tien jaar spelen in Engeland partijtjes 7 tegen 7, net als in Nederland. Verder is daar alles anders. Voetbalclubs met kantines kennen ze niet. Het lijkt meer op straatvoetbal, maar dan in parken. De sfeer is heel ontspannen. Toch denk ik dat het clubvoetbal in Nederland beter is om kinderen te leren voetballen. Ze leggen hier een duidelijke route af, van F tot en met A. Daar ben je op je vijftiende uitgespeeld. Wil je verder, dan moet je stage lopen. Dat weer­ houdt spelers ervan om door te gaan. Maar één ding doen Engelsen in het jeugdvoetbal heel goed. Enjoy the game! is alles wat ze bij een wedstrijd zeggen. Ze zijn daar niet met het resultaat bezig. Toen we terug naar Nederland kwamen, meldde Mitchel zich aan bij de E-pupillen van Spakenburg. Daar speelden ze ook 7 tegen 7. In zijn team was al een spits en een rechtsbuiten, maar op links was nog een plekkie vrij. Dat kwam mooi uit. Het voelde meteen vertrouwd. Dit seizoen werd hij met de D2 kampioen in de tweede klasse. Door mijn werk mis ik zijn trainingen en soms ook zijn wedstrijden. Ze spelen op hetzelfde tijdstip als Ajax D2, het team dat ik train en coach. Nu wil mijn zoon op links niet meer weg. Naar het middenveld zakken ziet-ie niet zitten. Wil je niet wat meer in het midden spelen, vraag ik hem wel eens. Een nummer 10 worden? Nee, en nog eens nee. Hij is gelukkig zo. Met zijn rechterbeen kan hij heel goed binnendoor, maar ook prima buitenom.

4 | D-pupillen

Dennis Bergkamp (1969)... ... speelde bij Wilskracht/SNL, Ajax, Inter Milan en Arsenal. In 79 interlands scoorde hij 37 doelpunten. Hij is getrouwd, heeft drie dochters en een zoon. Na zijn profcarrière behaalde Bergkamp het KNVB-trainersdiploma Coach Betaald Voetbal en trad hij als jeugdtrainer in dienst bij de Ajax-jeugdopleiding. Bij amateursclubs wordt ouders tegenwoordig duidelijk gemaakt dat ze zich niet met de coaching mogen bemoeien. Terecht, en ik respecteer het ook. Als coach weet ik hoe het is als ouders van alles van je verlangen. Maar het is voor mij soms wel moeilijk me in te houden. Als vader, als coach en als ex-prof. Toch kan ik lekker met mijn zoon over voetbal praten. Hij maakte een flink stuk van mijn carrière bewust mee. Daardoor pikt hij dingen snel op. Hij is in het denken over voetballen net een stukje verder dan anderen. Over positionele of tactische dingen hebben we het niet. Ga wat meer in het midden lopen, heb ik wel eens gezegd. Deed-ie toch niet, eigenwijs als-ie is. Dat is iets tussen hem en zijn coach.

D-pupillen | 5

Wel bespreken we heel specifieke dingen. Over traptechniek bijvoorbeeld, dat-ie moet doorzwaaien met zijn been. Maar ik wil het allemaal niet te belangrijk maken. Hij gaat ook niet naar een voetbalschool voor extra technieklessen. Ik wil hem vrij laten, en andere sporten laten uitproberen. Hij tennist heel aardig. In het 11 tegen 11 spelen D-pupillen voor het eerst het voetbal van vol­ wassenen. Voor hen is heel veel nieuw. Groot veld, veel spelers, veel nieuwe regels. Ik heb het geluk dat de spelers van Ajax D2 bij de E-pupillen er al kennis mee maakten. Dat is uitzonderlijk hoor, voor de gemiddelde E-pupil is 7 tegen 7 op een half veld een prima vorm. Maar tegen de tijd dat deze toptalenten onder mijn hoede komen, kunnen ze al goed op een groot veld uit de voeten. Daar borduur ik dan op voort. Waar ik de D2 van Ajax op coach? Leer ik ze spelen ‘vanuit een basistaak op het veld’, zoals volgens de KNVB goed bij D-pupillen past? Ik vind spelen vanuit een ‘basistaak’ wel sterk uitgedrukt. Wat wordt er van een speler op een positie verwacht – okay. Bij het 7x7-voetbal van Hadley Rangers merkte ik dat als je een speler op een positie zet, hij automatisch al dingen gaat doen die daarbij horen. Bij 11x11 is dat niet anders. Een linkshalf moet niet verder lopen dan de linksbuiten en hij moet vóór de linksachter blijven staan. Een les waar ik als speler veel aan heb gehad: we bewegen altijd met het héle team. Als de linksbuiten naar voren beweegt, doet de rechtsachter dat ook. Al is het soms maar een stapje. Wat als een backie van Ajax het niet snapt en blijft hangen? Dan leg ik hem uit waarom het nodig is dat hij toch aansluit. Dat doe ik rustig op de training, meestal niet rond de wedstrijd. Bij de wedstrijdbespreking een week later roep ik hem bij het magneetbord en kijk ik of-ie het nu wel weet. Het gaat erom dat hij het zelf ziet. Ik wil het uit zijn mond horen.

Spelers leren het meest als je ze de juiste vragen stelt. Dan gaan ze zelf nadenken. Dat probeer ik bij Ajax ook. Neem het positiespel dat wij spelers

6 | D-pupillen

willen leren spelen. Dan vraag ik: op welke manieren kun je aan een medespeler laten merken dat je de bal wilt? Eerst komt er niks, dan leg je het erin en na een poosje lepelen ze het allemaal op. Trainer ik weet het! Bewegen, roepen, lopen, wijzen! Hoe zinvol is dat? Die kinderen weten precies wat ik wil horen en zeggen me na. Maakt ook weer niet uit, want Ajaxspelers doen die dingen op het veld allang. Bij het afscheid aan het einde van het seizoen vroeg ik ze wat ze hebben geleerd. Daar kwamen weer alle rijtjes. Bij bal inspelen: niet stilstaan. Bij bal afpakken: behoedzaam benaderen, iets door de knieën. Een trainer van Ajax brengt met een speler veel meer uren door dan een trainer van Spakenburg. Toch ben ik niet de hele week bezig met het aanleren van voetbaltaken. Natuurlijk leer ik ze aan welke kant ze moeten verdedigen, hoe ze moeten jagen en knijpen. Positionele dingen, die ook in mijn carrière een grote rol speelden. Leuk om dat nu eens van de andere kant mee te maken. Maar inzet en meedoen vind ik zeker zo belangrijk. Er is geen verplichte leerstof waar ik me aan moet houden. Ik mag mijn eigen inbreng leveren. Ik wil spelers vooral vrij laten. De fase waarin D-pupillen zich bevinden, is belangrijk. Het spelletje wordt nu echt moeilijker. Blijven ze het voetballen leuk vinden? Alleen als ze zich kunnen blijven ontwikkelen. Bij Ajax weten we in april al van welke jongens we afscheid nemen. Ik kan ze de laatste maanden net zo goed op de bank laten zitten en altijd met de sterkste opstelling spelen. Maar dat lukt me niet, ik blijf ze tot het einde toe opstellen. Ook als dat ten koste gaat van het wedstrijdresultaat? Wij spelen iets te laag, zo snel komen wij niet in de problemen. Het kost mij veel meer energie om een jongen reserve te zetten en hem daarna weer te motiveren. Waar praten we over? Het plezier van die jochies! Het gaat er echt alleen maar om dat ze heel lang met heel veel plezier blijven spelen. Ik vraag mijn spelers weleens: waarom willen jullie profvoetballer worden? Nog nooit zei er een dat hij dan veel geld gaat verdienen. Ze zeggen allemaal: dan kan ik lekker de hele dag voetballen. Misschien zijn dat ook weer ingestudeerde antwoorden. Maar sommige van hen zie ik na afloop van training of wedstrijd nog steeds bezig met een bal. Díe halen het.

D-pupillen | 7

Mitchel speelt komend seizoen in de hoofdklasse met de D1. Loop ik hem voor de voeten? Er wordt iets van hem verwacht. Hij is nu al verder dan ik toen was. Maar hij gaat daar goed mee om. Hij vult het goed in. Net als tegen mijn eigen D-pupillen zou ik hem alleen maar moeten zeggen: je moet gewoon lol hebben man. Ik zou met hem terug naar de basis moeten. De dingen niet te ingewikkeld maken. Maar dat is lastig. Ik kan niet meer normaal naar voetbal op tv kijken. Ik roep: zie je die open balaanname? Zoals hij die bal meteen klaarlegt voor een dribbel of pass? Dat zit er zo in bij mij. En híj snapt mijn opmerkingen meteen. Gevolg is dat hij meteen die druk voelt: o, dat moet ik dus ook zo gaan doen. Voor ik het weet is hij alweer buiten bezig met een bal. Hij oefent veel in zijn eentje. Daar geeft-ie zelf commentaar bij.‘En kijk daar gaat-ie, mensen! Hij neemt de bal prachtig aan, neemt hem mee naar links, draait naar zijn rechter...’ De KNVB wil kinderen met plezier laten voetballen en met plezier leren voetballen. De invloed van leiders, trainers en coaches – waaronder veel ouders – daarop is beslissend, terwijl er heel veel van hen wordt gevraagd. In deze reeks handboeken Allemaal Uitblinkers wil de KNVB hen helpen bij het begeleiden, trainen en coachen van jeugdvoetballers in diverse leeftijds­ categorieën. Je hebt nu de aflevering over D-pupillen in handen. Hierin volgen we twee trainer-coaches van echte D-pupillenteams op de voet. Paul van AFC TABA D4 uit Amsterdam en Ahmed van VV Hoograven D1 uit Utrecht. Slagen zij erin om hun teams plezier te laten beleven én steeds beter te laten voet­ ballen? Hoe doen ze dat? Welke keuzes maken ze en waarom? Vragen die inzicht geven in de prachtige uitdaging voor de D-pupillencoach. Natuurlijk botst het handelen van deze hoofdrolspelers weleens met de visie van de KNVB. Dat maakt dit boek juist zo levensecht. Allemaal Uitblinkers schetst een zeer herkenbaar beeld uit de weerbarstige praktijk

8 | D-pupillen

op het veld, waarbij we steeds proberen aan te sluiten met allerlei tips. Altijd zonder het goede werk van de twee mannen te willen bekritiseren. We zijn hun juist dankbaar dat ze zich zo bloot hebben willen geven. Ik weet hoe moeilijk het is om het altijd helemaal goed te doen met kinderen. Als vader én als coach. Misschien prikkelen de ervaringen in dit boek je tot nadenken over jouw eigen coachgedrag. Misschien roepen ze vragen bij je op. Bij het zoeken naar antwoorden hoopt de KNVB je de weg te wijzen. Dit boek verschijnt samen met een dvd met veel trainingsvormen en tips, die je kunt gebruiken voor de invulling van de training en het coachen tijdens de wedstrijd. Bij de KNVB kun je ook opleidingen tot trainer-coach volgen.

Veel plezier bij het lezen, en veel succes op de velden.

Dennis Bergkamp Vader van een D-pupil Jeugdtrainer Ajax D2 Voormalig profvoetballer

D-pupillen | 9

10 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

hoofdstuk 1 Het begeleiden van D-pupillen De zaterdagwedstrijd van afc taba d4

zaterdag

10.42 uur Op de club 10.45 uur In het clubhuis

11.00 uur Het veld op 11.09 uur Warming-up 11.13 uur De opstelling 11.17 uur De eerste helft 11.47 uur De rust 12.00 uur De tweede helft 12.30 uur Evalueren, douchen en samenkomen in de kantine

Op de club

12

9

3

6

Zaterdag 10.42u

12 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Op volle snelheid, in een lacherig maar verbeten gevecht, halen Douwe (11) en Eva (12) bijna de bal in – maar dan haalt iets anders hén in. Een bruingrijze schaduw schiet voorbij. Wat was dat? De twee spelers van de D4 van de Amsterdamse voetbalclub AFC TABA worden door hun trainer- coach gezien als typische ‘balafpakkers’. In duels laten ze zich door niets afleiden. Maar nu was het alsof ze even achteruit liepen. Een grote haas verdwijnt onder de bosjes achter het doel. Twee moeders, op een geel-zwart geschilderd bankje voor het clubhuis. Bekertjes koffie in de hand. Geen enkel geluid van buiten deze twee kaal gespeelde velden dringt door tussen de dikke rij berken die ze omzomen. Aan kunstgras heeft deze vereniging nooit willen beginnen. Aan lelijke lichtpalen in alle hoeken al helemaal niet. Zo is het panorama vanaf het geel-zwarte bankje op het zuiden wijds. Als uit vroegere jaren van de club. Op een steenworp afstand razen auto’s over de drukke ringweg A10, nog dichterbij bevindt zich het hoog gelegen treinspoor van het Amstel- station. Maar als dit een plattelandsclubje diep weggestopt op de Veluwe was, zou de haas dat ook geloven. Het zaterdagprogramma van AFC TABA komt deze late morgen weer eens langzaam op gang, ziet Paul Kamp (54). De trainer-coach van de D4 parkeert zijn grijze Volkswagenbusje – een wat vale oldtimer – en wandelt met zoon Hidde (11) het laaggelegen terrein op. Nog ruim een half uur voor aanvang van de thuiswedstrijd tegen Buitenveldert D5. Paul knijpt met zijn ogen, de aprilzon is fel. In de verte ontwaart hij al zeker zes, zeven van zijn spelers. Ze halen een bal uit de sloot. Volgens de reglementen van de club dienen spelers ‘een half uur voor aanvang van de wedstrijd in de kleedkamer’ te zijn. Dan heeft de coach de tijd om nog wat dingen te regelen en blijft er genoeg tijd over voor een warming-up. Maar in de vijf jaren die Paul nu het team van Hidde traint en coacht, stelde hij zijn spelers dat soort dingen nooit als eis. Ze komen toch altijd opdagen. Op zaterdag én twee keer per week op de training. Alleen als ze willen oefenen voor de Cito-toets zeggen ze af. Regeltjes hebben deze welopgevoede bijna-gymnasiumleerlingen niet nodig. Wat belangrijker is: Paul heeft er geen zin in ze te handhaven.

D-pupillen | 13

Teamleider van de D4 Irene ervaart dat anders. Spelers hebben er een handje van op het allerlaatste moment af te zeggen. Haar mails blijven vaak onbeantwoord. Er staan nogal wat vaders op de lijst, denkt ze. Die zijn nonchalanter. Na een mail waarop slechts een enkeling heeft gereageerd, maakt ze drie lijstjes. ‘Aanmelding’, ‘afzegging’ en ‘nog niets gehoord’ staat erboven. Beetje flauw, zegt ze, maar wel duidelijk.

KNVB-tip: maak afspraken die bij het elftal passen

Het begeleiden van een D-pupillenelftal is ook een beetje opvoeden. Veel ouders laten dat graag aan jou over, maar jij zit er misschien niet op te wachten. Toch ontkom je niet aan het maken van afspraken met spelers én ouders. Die geven jou rust en hen duidelijkheid. Alleen dan functioneert jouw team binnen en buiten de lijnen optimaal. Beperk ze wel tot het minimum. Hoe meer afspraken je maakt, hoe meer je er moet handhaven.

Paul is kunsthistoricus. Hij heeft een facilitair bedrijf dat beeldend kunstenaars ondersteunt bij de uitvoering van complexe werken. Dertig jaar geleden begon hij te voetballen in het eerste van TABA, en nu speelt hij met het tweede elftal in de vijfde klasse. Na de partij van zometeen mag hij zelf weer de wei in. Hij is een klassieke rechtervleugelaanvaller met het krijt aan de rechterschoen. Niet te snel naar binnen kappen, maar de achterlijn zien te halen en dan met rechts voorzetten. Sinds zijn dochter Lisa (13) voetbalt, coacht Paul. De eerste jaren volgde hij haar team, nu al weer vijf jaar dat van rechtsbuiten Hidde. Een KNVB- pupillencursus volgen? Dat vond hij nooit zo nodig. In het kader van een onafgeronde studie Lichamelijke Opvoeding aan de VU volgde hij ooit een cursus ‘recreatie-sportleider’.

14 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Voor de toenmalige Amsterdamse Voetbalbond (AVB) stond dat gelijk aan het hoogste AVB-trainersdiploma om eerste elftallen én alles daaronder te mogen trainen. Ruimschoots genoeg expertise dus, vindt Paul. Al geeft hij toe dat sommige van zijn oefenvormen voor de D4 van zo’n dertig jaar terug stammen. Paul coacht én traint zijn team – ideaal volgens de KNVB. Zo kan hij de oefenvormen door de week goed laten aansluiten bij de ontwikkeling die de spelers op zaterdag laten zien. Hij verzorgt de trainingen op het naburige kunstgrasveld van Wartburgia. Dat is een van de vijf andere voetbalclubs op sportpark Drieburg waarmee TABA samenwerkt. De twee grasvelden van TABA liggen namelijk het laagst van allemaal. Bij een maarts regen- buitje liggen die er altijd als eerste uit. Fijn, deze samenwerking tussen de clubs. Maar de coördinatie verloopt niet altijd vlekkeloos. Zaterdagochtend om negen uur is meestal nog niemand van TABA aanwezig op het clubhuis om even te overleggen. De boel start er wat langzaam op. Vorig seizoen waren ook Pauls spelers ’s ochtends niet vooruit te branden. Bleken ze elke vrijdag tot elf uur naar de show van Uri Geller te kijken! Dat kostte ze het kampioenschap.

D-pupillen | 15

Volwassenen Clubvoetbal is van oorsprong iets van volwassenen. Inmiddels is de jeugdafdeling meestal groter dan de seniorenafdeling, maar het traditionele verenigingsbelang telt nog altijd. Identiteit, rivaliteit, kampioenschap, promoveren, wedstrijden koste wat kost winnen – als het moet tegen­ standers ‘doormidden’ schoppen en daarna een kaartje leggen – al die zaken wegen voor volwassenen zwaar. Waarden, die sommige coaches ook hanteren voor de jeugd. Toch is de jeugdspeler geen kleine volwassene. Die komt niet alleen om te winnen. Hij komt om te bewegen, te proberen, te lachen. Hij komt naar een club om met plezier beter te worden in voetballen. ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, staat in menig clubstatuut. De jeugd als bezit. Waarmee andere doelen kunnen worden nagestreefd dan die van de jeugd zelf. Willen we kampioen worden? Dan zullen we moeten selecteren, doorselecteren. En elke week moeten we spelen in de aller­ sterkste opstelling. Wil onze linksachter ook weleens linksvoor spelen en doelpunten maken? Helaas. En als-ie klaagt, begint-ie als reserve. Of je nu een pupillenteam begeleidt, traint of coacht – je mag nooit mag vergeten dat het om het plezier en de ontwikkeling van een kind gaat. Pas daarna om het team, de club. Je moet rekening houden met leeftijd, aanleg, emotionele ontwikkeling, interesse, motieven, ambities en andere omstandigheden van elk van de dertien, veertien spelers in jouw D-pupillen­ elftal. Het is niet in het belang van een kind als je het voorgoed vastprikt op de positie van linksachter.

Maar zelf heb jij ook je redenen om dit vrijwilligerswerk te doen. Wat verwacht jíj van je meiden of jongens? Mág je iets verwachten?

16 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

‘Weertje hè?’, glimlacht Paul als hij teamleider Irene ziet. Dromerig zwaait de moeder van Douwe met haar lege koffiebekertje vanaf het geel-zwarte bankje. Geen afmeldingen vandaag, ziet hij aan haar gezicht. Dat betekent vier wissels straks. Elke week weer is dat een lastige puzzel voor de coach. Alle spelers moet evenveel minuten spelen – maar tegelijk houdt hij graag zijn sterke verdediging intact. In Pauls ogen geeft zijn verdedigingslinie de D4 de meeste kans op succes. Wander, Mika, Isak, Luuk, Nathan – jongens die zich goed aan hun positie en taak houden. Zij zijn al echt in staat een opdracht uit te voeren. Bovendien zijn ze meedogenloos in het duel. Stiekem wisselt hij deze bepalende spelers liever niet. Juist als hij het clubhuis inloopt, lopen enkele van hen naar buiten. Grote zuigflessen met zoete, blauwe sport- drank in de hand. Gemoedelijke oogopslag onder lang, sluik haar. ‘Hi, Paul!’ Met Hidde voegen ze zich bij de rest van het team op het veld. Op de drempel kijkt Paul hen even na. Wanders naam is van het shirt gewassen. Sommige kousen zijn niet tot aan de knie uitgerold, het klitteband van scheenbeschermers bungelt los. Hun tenues en voetbalschoenen trokken ze thuis al aan. Vanzelfsprekend. De meeste jeugdspelers van TABA zagen de kleedkamers hier nog nooit van binnen. Alleen sommige senioren kleden zich er nog om. Omkleden en douchen op de club: een goed, hygiënisch gebruik? Van Paul hoeft het niet. Gezien de staat van sommige kleedkamers – uit én thuis – lijkt het hem maar beter om thuis te douchen. Vroeger liep je toch ook het liefst de hele dag in je vuile clubtenue rond?

KNVB-tip: gebruik de kleedkamer

De kleedkamer is een veilige ruimte waarin je jouw team op een rustige manier kunt voorbereiden op de wedstrijd, in de rust een aantal aspecten aan de orde kunt laten komen en om gezamenlijk na afloop de activiteit met elkaar af te sluiten. Ongestoord door ouders en tegenstanders. Ook om hygiënische redenen is het verstandig om na de wedstrijd te douchen – zolang de staat van het sanitair dat toelaat.

D-pupillen | 17

De kleuren van wat ooit AFC TABAK heette, zijn fraai. De club werd in 1933 opgericht door sigarenhandelaren. Deze verkapte reclame voor rookwaren bleek van overheidswege verboden. Toen lieten de heren maar de letter ‘K’ weg. Het tenue, dat ook was geïnspireerd op de goede, oude bolknak, kon wel blijven. Goud-geel shirt, embleem met bruin tabaksblad, zwarte broek eronder. De bruine kousen zijn tegenwoordig geel-zwart gestreept. Maar het nostalgisch bruine borstembleem, in de kantine aan te schaffen, vindt de laatste tijd bij jeugdspelers gretig aftrek.

18 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Spelend kind Vergeleken met andere landen kent Nederland een ongekend hoge dichtheid amateurclubs: maar liefst 2500. Mede dankzij het vlakke land – waarop het gemakkelijk velden aanleggen is – kent vrijwel elk gat een voetbalvereniging. Hun leden zijn allemaal lid van de KNVB, die elk seizoen in zes districten jeugdcompetities organiseert. De helft van de 1,2 miljoen KNVB-leden zijn jongeren. Ruim honderd­ duizend jongens én meisjes zijn D-pupil, in de leeftijd van elf tot dertien. Na de F-jes en E-tjes is dit de grootste leeftijdsgroep onder jonge voetballers. In totaal zijn meer dan honderdduizend meisjes en vrouwen lid. Daarvan zijn er vijftienduizend D-pupil. Tienduizenden trainer-coaches en begeleiders zijn, net als Paul, elke zaterdagochtend op weg naar hun spelers. Sommige zijn in het bezit van het certificaat pupillentrainer. Ooit knikten ze, in een opwelling, toen iemand ze vroeg het team van hun kind te begeleiden. Ze doen het voor de lol, staan niet al te lang stil bij de grote invloed die ze hebben op kinderen in hun voetbalbeleving. Toch wordt de plaats die sport in het leven van een kind krijgt voor een belangrijk deel door deze vrij­ willigers bepaald. Zeven op de tien voetballers in de juniorenleeftijd stopt met voetbal. Puberteit, verkering, andere hobby’s – of omdat het plezier in voetbal hun is vergaan? Elke dag op het veld leren D-pupillen dingen die horen bij een volwassen, sportieve houding. Maar ze zijn nog geen volwassene. Een volwassene is iemand die zelfstandig taken vervult en daarvoor verantwoordelijkheid neemt. Een volwassen voetballer relativeert winst en verlies, accepteert leiding, kan omgaan met regels, medespelers en tegenstanders. Op weg naar die staat ontwikkelt ieder kind zich op zijn eigen snelheid.

D-pupillen | 19

Wil je D-pupillen voetbalvaardigheden, spelregels en sociaal gedrag aanleren, dan kun je het beste kijken naar wat ze al kunnen. De grote uitdaging hierbij is dat je spelers zelf dingen laat ervaren en ontdekken. Als volwassene heb je – bewust of onbewust – een doel voor ogen. Aan het eind van het seizoen moet er een goed functionerend team staan. Iedere speler vervult zijn taak goed. Spelers vullen elkaars kwaliteiten aan, compenseren elkaars zwakke punten. Het team werkt goed samen en speelt ook goed in op de kwaliteiten van de tegenpartij. Als het aan jou ligt, spelen ze straks als mini-volwassenen. Maar het gaat niet om wat een D-pupil moet worden. Het gaat om het hier en nu. Om zijn handelen op het veld. Zijn natuurlijke drang tot bewegen en presteren. Niet gisteren, niet morgen – vandaag. Doelpunten maken en voorkomen, dat is wat een D-pupil wil. In samenwerking met medespelers, omdat hij weet dat dit de kans op scoren en winnen vergroot. Bovendien doet hij dat steeds meer vanuit een vaste positie in het team, zich al goed bewust van de taak die daarbij hoort. Je volgt hem hierin en vertelt hem niet voortdurend wat te doen. Kinderen leren voetballen door te voetballen. Net als vroeger op straat. Tijdens gereguleerde wedstrijden op zaterdag spelen D-pupillen nu 11 tegen 11. Maar partijtjes van 4 tegen 4 – en de vele vereenvoudigingen hiervan – zijn ideaal om het spel tijdens de training te leren. Die vormen passen goed bij kinderen van 11 tot 13 jaar. Zo kunnen ze het spel goed overzien, komen ze veel aan de bal en bevinden ze zich voortdurend in spelsituaties waarin ze problemen moeten oplossen. Zo leren ze het beste hoe ze het doel van voetbal kunnen realiseren. Het doel, dat kinderen én volwassenen zo graag nastreven. Meer doelpunten maken dan de tegen­ partij. Winnen. Toch moet jij als coach iets anders nastreven. Winst bóeken. Spelers beter maken.

20 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

De zes districten van de knvb

TABA (Amsterdam ‘centrum’), Buitenveldert (Amsterdam-Amstelveen), Jong Aalsmeer United, vv Hoograven (Utrecht Zuid), Kampong (Utrecht Oost), VVOO (Overvecht).

NOORD

WEST 1

OOST

WEST 2

ZUID 1

ZUID 2

D-pupillen | 21

Zelftest

Stel jezelf steeds drie vragen – bij training en wedstrijd. Is het antwoord drie keer volmondig ja, dan is er sprake van een goede leersituatie. 1 Voetbal. Wordt het spel gespeeld? Kan er worden gescoord? Is er sprake van aanvallen en verdedigen? 2 Leren. Wordt het spel geleerd? Worden spelers beter in aanvallen en verdedigen? 3 Plezier. Vinden de spelers het spel leuk? Zijn ze enthousiast en betrokken? Heb je rekening gehouden met verschillen tussen kinderen? Krijgen ze de ruimte om zelfstandig te handelen?

22 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

D-pupillen | 23

In het clubhuis

12

9

3

6

Zaterdag 10.45u

24 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

AFC TABA heeft geen prijzenkast. Er wordt hier heus wel eens een beker gewonnen, maar die wordt vervolgens snel opgeborgen. Zoals alles hier wat maar een beetje waarde vertegenwoordigt. Inbrekers hebben vrij spel rond dit beschut gelegen clubhuis. Een prikbord met uitslagen en ranglijsten ontbreekt ook. Is presteren meer iets van volwassenen en plezier meer iets van kinderen? Bij TABA is het van oudsher een beetje andersom. Het clubblaadje staat bol van de poëtische beschouwingen. Sommige seniorenteams scheppen er een genoegen in als laatste te eindigen. Maar geen vereniging in Amsterdam waar ouders zo makkelijk te porren zijn voor vrijwilligerswerk. Ze vlaggen, vervoeren, schrijven wedstrijdverslagen en bemannen met plezier de bar of de ‘wedstrijdkamer’. Een pretentieuze ‘bestuurskamer’ kent TABA niet. Alle vaste krachten – van bestuurder tot materiaalman – worden op de website relativerend aangeduid als ‘bobo’s’. De ontspannen sfeer in deze club is onbetaalbaar, zo beseffen ze. Sportief steeg TABA nooit tot grote hoogten, maar in al die jaren zakten ze ook nooit ver weg. En de jeugdafdeling stijgt explosief. ‘Bij ons’, zo zeggen ze bij TABA, ‘is sportiviteit, je prettig voelen in een team en de tijd krijgen om je te ontwikkelen minstens zo belangrijk als het winnen van een wedstrijd.’ Elke club beweert dat, maar deze club maakt die belofte al jarenlang waar. Toch waait de wind de laatste tijd de andere kant op. De lol in de jeugdteams hangt te veel af van individuen, zo vindt het jeugdbestuur. Van personen als Paul, die toevallig goed zijn met kinderen. Het bestuur kondigde een meer prestatiegericht beleid aan, een bewuster selecteren en doorselecteren van kinderen. Vriendenteams, zoals de D4 van Paul, worden niet langer ongemoeid gelaten. Voortaan worden de spelers ingedeeld op niveau. De KNVB is daar ook voorstander van. Spelers van hetzelfde niveau die samen trainen en spelen ontwikkelen zich beter. Paul zelf is er niet voor. Een mogelijke vriendschap voor het leven, daar blijf je als volwassene vanaf. Laat die kinderen. Maar wat als hij moet kiezen tussen winnen of winst boéken met spelers? Daarin is hij pragmatisch.

D-pupillen | 25

De KNVB stelt de ontwikkeling van een speler boven de prestaties van het team, maar als zijn D4 niet regelmatig wint, valt het vroeg of laat uit elkaar. Vanaf de C-tjes begint nu eenmaal het grote afhaken. Hij zag hele TABA-teams tegelijk wegvallen. De MC1, het C-team van zijn dochter Lisa, verliest op dit moment veel. Van klasgenoten verliezen, vinden ze het allerergst. We gaan naar een andere club, dreigen ze daar elke week. Paul neemt zichzelf als coach noch als voetballer bijzonder serieus, zegt hij terwijl hij een bekertje kantinekoffie afslaat. Maar als híj elke week zwaar op de broek zou krijgen, dan was hij toch ook allang gestopt? Nou dan. Winnen dus. Zijn verdediging gaat in elk geval weer de nul houden vandaag. Zonder presteren geen plezier. Afspraken maken Veel pupillenteams hebben zowel een trainer-coach als een leider. De eerste geeft bij voorkeur leiding aan de trainingen door de week én coacht het team tijdens de wedstrijd. Hij houdt zich bezig met zaken ‘binnen de lijnen’. De ander zorgt vooral voor de praktische zaken ‘buiten de lijnen’. Tijdens wedstrijden coacht alleen de coach. De leider beperkt zich tot enthousiasmeren en eventueel het wisselen van spelers.

26 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Gaandeweg het seizoen kan de trainer-coach met zijn spelers voetbal­ afspraken maken. Hoe spelen we voetbal? Houden we het veld bij de opbouw ‘groot’? Noemen we de naam van een medespeler als je hem aanspeelt? Zo kan ook de leider het zichzelf gemakkelijk maken. Samen met de trainer-coach en de spelers maakt hij afspraken over zaken buiten de lijnen. Deze bevorderen de discipline in het team. Om op tijd te kunnen komen en om zich op tijd af te melden, zijn D-pupillen soms nog afhankelijk van hun ouders. Maak daarom ook met hen die afspraken. Spreek hen erop aan bij het niet nakomen ervan. Naast deze voetbalafspraken en praktische regels zijn er gedragsregels. Ter begeleiding van zijn team welopgevoede gymnasiasten denkt Paul er geen behoefte aan te hebben – maar om een team optimaal te laten functioneren, kan geen enkele coach zonder zulke afspraken. Gedragsregels gelden zowel binnen als buiten de lijnen. Hoe gaan we met elkaar om, met de coach, met de tegenstander, met de scheidsrechter? Kijken we naar de wedstrijd als we wissel staan?

D-pupillen | 27

Hoe duidelijker die afspraken zijn, hoe makkelijker je later ongewenst gedrag bijstuurt. Neem bij het maken van afspraken de regels van de vereniging als uitgangspunt – als die er zijn – en vertaal ze naar jouw eigen team. Naast expliciete regels kunnen ongeschreven regels gelden: de clubcultuur. Een yell voor de wedstrijd? Na de wedstrijd nog even in de kantine bij elkaar komen? Elke afspraak moet simpel en begrijpelijk voor D-pupillen zijn. Bij wie meld je je af wanneer je niet kunt trainen? Zijn we stil als de coach praat? Jij moet zelf achter elke afspraak staan, anders is het lastig je spelers erop aan te spreken. Het is ook handig als de afspraken worden geaccepteerd door de vereniging. Als iedereen op de club altijd in voetbalkleding arriveert en daarin ook weer vertrekt, wordt het moeilijk je spelers na de wedstrijd te laten douchen. Motiveer afspraken als het even kan vanuit het voetbal – alles in het voetbal doe je samen. Je kunt afspraken verdelen in ‘wat doen we wel’ en ‘wat doen we niet’. Wat doen we wel? Op tijd komen! Wat doen we niet? Schelden op elkaar, de tegenstander, de scheidsrechter. Laat spelers hierover meedenken. Vraag wat zij belangrijk vinden. Ze kunnen vaak al heel goed benoemen wat wel en niet kan. Wat verstaan we eigenlijk onder ‘respect’? Wanneer wordt dollen pesten? Is het leuk als je steeds zegt dat de ander niet kan voet­ ballen? Maar pas op voor te veel afspraken. Ze zijn een middel, geen doel. Hoe meer afspraken jij maakt, hoe meer je er moet handhaven.

28 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Het maken van afspraken

Of je het leuk vindt of niet, je bent het verlengstuk van ouders. Je voedt op. Opvoeden is voor een deel afspraken maken en grenzen stellen. Die geven kinderen houvast, regelmaat, duidelijkheid en veiligheid. Wat te doen als ze er toch overheen gaan? 1 Leg goed aan kinderen uit wat de afspraken zijn en waarom die er zijn; 2 Geef zelf het goede voorbeeld. Een speler leert het meeste door na te doen; 3 Geef complimenten en beloon goed gedrag. Dat geeft zelfvertrouwen; 4 Negeer zoveel mogelijk negatief gedrag dat tegen de grenzen aanzit; 5 Reageer duidelijk maar rustig als spelers grenzen overschrijden; 6 Waarschuw bij aanhoudend negatief gedrag, noem de sanctie en voer deze bij overtreding daadwerkelijk uit.

D-pupillen | 29

Afspraken nakomen Leg uit waarom het belangrijk is dat iedereen zich aan afspraken houdt. Als kinderen snappen waarom iets niet mag, houden zij zich beter aan de regels. Zo blijft er meer tijd over voor lekker voetballen. Ga ook na of iedereen de afspraken begrijpt. Denkt iedereen zich eraan te kunnen houden? Vraag dit op het kind af. Het is bewezen: als het kind ja zegt, doet het dat ook eerder. Wat hebben we net afgesproken over het omgaan met de scheidsrechter? Wat doen we dus wel en niet? Regels lijken soms vanzelfsprekend, maar kinderen worden niet allemaal op dezelfde manier opgevoed. Wat de één gewoon vindt om te doen, mag de ander thuis absoluut niet. Als je te maken hebt met spelers van diverse culturele afkomst, zul je merken dat een verzoek soms als opdracht wordt geformuleerd. Doe dit, pak dat. Dat klinkt anders dan dat het bedoeld is. Vraag jij een speler iets te doen en antwoordt hij ja, dan betekent dat soms: ja, ik heb het begrepen. Het is nog geen bevestiging dat hij het ook echt gaat doen. Ook humor kan cultuurgebonden zijn. Wees hier alert op – bespreek verschillen met elkaar.

30 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Wees vooral zelf het goede voorbeeld. D-pupillen leren meer van wat ze jou zien doen dat van wat jij zegt. Vind jij het belangrijk dat ze elkaar tijdens de wedstrijd door dik en dun steunen? Moeten ze de tegenstander altijd positief tegemoet treden? Doe dit zelf dan ook, hoeveel emotie een wedstrijd soms ook oproept. Schudt al bij aankomst op het sportpark de coach van de tegenpartij een vriendelijk handje. Je spelers zien alles.

Regelen (1)

Praktische zaken ‘buiten de lijnen’ 1 Namenlijst. Maak een lijst met emailadressen en telefoon­ nummers van spelers en ouders. Op het aanmeldings­ formulier van een nieuwe speler kan informatie staan over diens gezondheid en of hij nog andere sporten beoefent; 2 Op tijd komen – hoe laat precies? Spreek met spelers en ouders duidelijk af hoe lang van tevoren en waar het team zich verzamelt voor de uit- en thuiswedstrijd. Mail ze elke week het programma van de komende zaterdag; 3 Afmeldingen. Spreek af hoe en wanneer spelers zich uiterlijk afmelden. Mag dat per sms of moet iemand bellen? 4 Afgelastingen. Spreek af hoe je de spelers laat weten dat een wedstrijd is afgelast. Website, mailen, sneeuwbalbellen of sms’en? 5 Kleding. Draag jij je normale kleding of wil je er als trainer uitzien? Trainingspak, voetbalschoenen, loopschoenen? 6 Spelerspassen. Die moet je elke wedstrijd bij je hebben. Zorg ervoor dat je weet hoe je het wedstrijd­ formulier invult; 7 Vervanger. Welke ouder kan jou vervangen bij ziekte of vakantie? 8 Materiaal. Wie zorgt voor wat? Maak afspraken over het beheer en opruimen van de teamtas met shirtjes en keeperstenue, waterzak en spons, ballennet; 9 Kleedkamer. Kleden spelers zich thuis al om of in de kleedkamer? Douchen we na een wedstrijd en training? Hoe houden we de kleedkamer netjes? 10 Nederlands. Praten we Nederlands? Het is niet alleen onhandig als spelers de taal van teamgenoten niet begrijpen. Het kan ook een vervelende sfeer oproepen.

D-pupillen | 31

Het veld op

12

9

3

6

Zaterdag 11.00u

32 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

‘Kóm dan, kóm dan!’ Spits Jomme (bijna 11) lokt middenvelder Eva (bijna 13) naar zich toe, in de overtuiging haar met een snelle beweging te verrassen. Maar dan kent hij het enige meisje in dit team nog niet goed. Precies op tijd stapt ze in, zet haar voet achter de bal en draait dan haar kont erin. Een voetbal­ handeling die Paul haar nooit heeft hoeven uitleggen. Ze weet al lang dat je zo tijd wint als je iets minder snel bent dan je tegenstander. Jomme kan er niet meer bij. Maar wat nu te doen? Ze kijkt zoekend om zich heen. Met zijn tweeën speelden ze maar een beetje warm – waar moet ze de bal laten? Anderen doen een rondo of schieten keeper Rik in. Jomme zou het wel geweten hebben. Beetje dollen, een paar overbodige scharen, een akka. De teamjongste heeft zichzelf rugnummer 11 toegekend. Boven het getal liet hij niet gewoon zijn voornaam drukken, maar zijn initialen: J.C. Omdat ze dezelfde zijn als die van De Verlosser? Jommes blik is scherp. We mogen erin lezen wat wij willen, vindt hij. Johan Cruijff, Jezus Christus, Julius Caesar. Dat moet lukken, met zoveel naamheiligen. ‘Dat moet zeker lukken, met mij.’ De D4 bestaat uit drie vriendengroepen die zich in de loop van de jaren soepeltjes mengden. Jomme, voormalig selectiespeler van de hoog aan- geschreven club Zeeburgia, voegde zich pas dit jaar hierbij. Het team nam hem liefdevol op, maar hijzelf is graag bezig met zichzelf. Het contrast met Eva kan niet groter. De teamoudste draagt nummer noch persoonsnaam op de rug. De twee schelen bijna twee jaar. Het streven is om elk team een ‘optimale mix’ te laten zijn, aldus TABA’s Jeugdplan. Elk team moet ‘sterspelers en zwoegers’ kennen, ‘aangevers en afmakers’. Zo ontstaan gemotiveerde, ‘sociaal sterke teams’. Hoewel spelers voortaan op niveau worden inge- deeld, wordt tussen prestatieteams en recreatieteams geen onderscheid gemaakt. Eén of twee topteams per leeftijdsklasse formeren – en de rest het maar laten uitzoeken – vindt TABA te makkelijk.

D-pupillen | 33

Met het fenomeen ‘meisjesvoetbal’ gaat TABA al even modern om. Veel clubs formeren louter aparte meisjesteams, maar TABA wil meisjes zoveel mogelijk met en tegen jongens laten voetballen. Eva kon trouwens kiezen: bij een meisjesteam als de MD1 of de MC2 spelen – of bij de jongens van de D4. Net als Jomme is ze dit jaar nieuw bij dit team. Ze heeft helemaal haar plek gevonden. Als Eva duelleert, laat ze niet meer los. Passeren ze haar toch, komen ze haar een tweede en een derde keer tegen. Uiteindelijk raken ze altijd de bal aan haar kwijt. Maar dan het vervolg. Waar de bal te laten? Toen ze binnenkwam, liet hij haar veel trainen op uitkappen, goed wegleggen, hard inpassen. Op een groot veld ben je nu eenmaal nergens als je de bal niet verder dan tien meter kunt verplaatsen. Paul is blij met zo’n dienstbare stofzuiger op het middenveld. Als Eva erom zou vragen, mag ze ook wel eens op een andere plek staan. Maar de positie van back is lastig, ziet Paul. Je schuin opstellen achter je man is nu eenmaal niet iedereen gegeven. En een positie in de voorhoede? Hij moedigt haar vaak aan acties te maken. ‘Je mag best effetjes hoor!’ roept hij dan vanaf de zijlijn. ‘Doe maar, doe maar!’ Zeker als ze zo rechtdoor kan lopen. Heeft ze er wel genoeg plezier in, denkt hij? Ja hoor eens, dat weet hij niet. Zulke dingen vraagt hij niet aan zijn spelers, want als dat niet zo is, merkt hij dat vanzelf wel. Hij is niet ook nog eens de pastoor en de psycholoog van deze gemeenschap. Eva is dol op Paul, weet haar moeder. Hij gaf haar heel veel zelf­ vertrouwen. ‘Toe maar Eva, die bal is voor jou!’ Vindt ze heerlijk, om zo te worden aangemoedigd. Maar toch mist ze de laatste tijd wel meisjes om haar heen. Dat breekt haar nu toch een beetje op. Meisjes die al vanaf de F-jes of E-tjes voetballen, worden tegen de tijd dat ze C-junior worden vaak onrustig. Een team met alleen maar meisjes lonkt. ‘Jongens!’ roept Paul. ‘Het veld op! Uitkleden!’

Er valt niks uit te kleden, iedereen is allang speelklaar. ‘Uitkleden! Uitkleden!’ roept Eva plagerig tegen Jomme.

34 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

D-pupillen | 35

Meisjes spelen met en tegen jongens

Hoewel het aantal voetballende meisjes jaarlijks met dubbele cijfers groeit, weten veel clubs zich niet goed raad met hen. Er zijn vaak nog te weinig meisjes van dezelfde leeftijd en hetzelfde niveau lid om goede teams samen te stellen. In competitiewedstrijden is het vaak voorgekomen dat een zesjarig meisje tegenover een veertienjarig meisje stond. In meisjescompetities komen geregeld uitslagen als 25-0 voor. Ieder meisje moet op haar niveau kunnen spelen. Het gemengd voetbal is daarvoor heel geschikt: tot en met de A-junioren (19 jaar) kunnen meisjes met en tegen jongens voetballen. Laat zeker in de pupillenleeftijd meisjes en jongens gemengd voetballen en deel ze op niveau in. Een gemengd team kent geen grote verschillen in leeftijd, beleving, ambitie of fysieke kracht. De motorische en psychische ontwikkeling van jongens en meisjes lopen tot het twaalfde jaar parallel. Meisjes komen meestal eerder in de puberteit. Tot het vijftiende jaar doen zich – voor voetbal – geen onoverkomelijke verschillen voor. Het verdient de voorkeur om meisjes en jongens in de pupillenleeftijd gemengd te laten voetballen en op niveau in te delen. Vanaf de C-junioren zullen sommige meisjes de voorkeur uitspreken om in een meisjesteam te spelen.

Wie D-pupillen zijn Wie zijn D-pupillen, wat kunnen ze leren en waar heb je rekening mee te houden? Wat onderscheidt hen van de E-tjes? Tweedejaars E-pupillen (10 en 11 jaar) krijgen hun bewegen al goed onder controle, maar eerste­ jaars D-pupillen (11 en 12 jaar) beheersen volledig hun bewegen. Ze hebben de ideale lichaamsverhoudingen, wat hen een probleemloze

36 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

coördinatie op het veld geeft, en vaak een bijzonder goede balcontrole. Anders wordt dit voor sommige meisjes onder de eerstejaars D-pupillen en sommige jongens onder de tweedejaars D-pupillen. Zij kunnen al te maken krijgen met de groeispurt – een snelle lengtegroei in relatief korte tijd. Ze kunnen daardoor plots wat houterig bewegen en minder belastbaar zijn. In het samenspel van je voormalige E-pupillen op het halve veld zag je het laatste seizoen een ontluikend begrip van dekken en vrijlopen, een even­ wichtige veldbezetting, de eerste vloeiende combinaties. Het halve veld kende steeds minder geheimen voor ze. Maar dit jaar, op het plots twee keer zo grote speelveld, lijken eerstejaars D-pupillen even te zijn terug­ geworpen in hun ontwikkeling. Veel energie gaat op aan zaken die hen eerder zo makkelijk af gingen. Ze moeten langere afstanden overbruggen, rennend, dribbelend of passend. Dit te midden van niet dertien spelers maar een woud van maar liefst eenen­ twintig spelers. Komen de nieuwe spelregels bij – buitenspel, terugspeelbal, doelschop, strafschop, indirecte en directe vrije trap. Het spelen in een opstelling van niet twee maar drie linies. Grotere doelen, zwaardere ballen, langere wedstrijden (2x30 minuten). Eerstejaars D-pupillen overleven.

D-pupillen | 37

Leer je spelers kennen

1 Voornaam. Spreek elkaar aan bij de voornaam; 2 Voetbalwensen. Vraag wat elke speler verwacht van het komend seizoen. Willen ze naast winnen misschien specifieke dingen oefenen? 3 Positiewensen. Waar wil men het liefst staan? Bij de D-pupillen wordt steeds duidelijker wie voorkeur en aanleg heeft voor welke posities; 4 Aanvoerder. Laat elke speler ervaren hoe het is om aanvoerder te zijn. Laat na de winter eventueel het team zelf de aanvoerder kiezen. Wat zijn diens taken? Houd in de gaten of hij de taken aankan en uitvoert. Bij tweede­ jaars D-pupillen wordt het tijd een speler aan te wijzen die er het meest geschikt voor is; 5 Uitjes. Ga na een wedstrijd of training een keer samen iets anders doen of organiseer een activiteit: naar het strand, een wedstrijdje tegen de ouders, een spelregel­ quiz, een goalmaster, pupillenkamp of een 4 tegen 4 toernooi. Goed voor het teamgevoel.

Elf tegen elf: volgens velen het ‘echte’ voetballen. Er zijn clubs die dit ‘echte’ grote-mensenvoetbal als de maat van alle dingen zien. Het liefst halen ze ook de E-pupillen uit hun vertrouwde 7x7-spel – en laten ze hen alvast spelen in 11x11. Die kunnen niet snel genoeg aan een groot veld wennen. Dat is te vroeg. Voor E-pupillen zeker, maar soms ook voor eerstejaars D-pupillen.

38 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

De vroege stap naar 11x11 kost D-pupillen waarschijnlijk meer dan dat het ze oplevert. In elk geval duurt het vaak maanden voordat ze de afstanden en onderlinge verhoudingen goed inschatten en overbruggen en zich uiteindelijk weer optimaal op het veld manifesteren. En dat terwijl ze juist dan een belangrijke, nieuwe stap zouden moeten zetten: het leren spelen vanuit een bepaalde positie in het veld en het leren welke taken daarbij horen als het gaat om aanvallen, verdedigen en omschakelen. Teveel misschien, in een seizoenshelft waarin alles nieuw voor ze is. Een oplossing is mogelijk dat eerstejaars D-pupillen hun wedstrijden 9x9 spelen. Op ingekorte, grote velden, waarbij de halfgrote doelen van E-pupillen op de rand van het zestienmetergebied zijn geplaatst. Maar zolang in zaterdagcompetities 11x11 wordt gespeeld, is het zaak dat je spelers de tijd gunt om aan de nieuwe situatie te wennen.

Wat leert een jeugdspeler wanneer?

Mini-pupil

doel = beheersen van de bal

F E

doel = doelgericht handelen met de bal doel = doelgericht samenspelen doel = spelen vanuit een basistaak doel = afstemmen basistaken binnen team

D C B A

doel = spelen als een team

doel = presteren als team in competitie

D-pupillen | 39

Warming-up

12

9

3

6

Zaterdag 11.09u

40 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Zes minuten nog voordat zo’n beetje de wedstrijd begint. Zal Paul een opwarmertje doen met zijn spelers? Eigenlijk vindt hij een uitgebreide warming-up niet nodig. Allemaal kwamen ze op de fiets hiernaartoe. Beetje onzinnig om ze dan ook nog rondjes te laten lopen. Toen ze arriveerden, zetten ze zichzelf al aan het werk. Zie ze nu al een half uur bezig zijn met de bal. Keeper inschieten, rondootjes. ‘Jongens! Bij elkaar komen! We spelen op het andere veld! Hebben we een vlaggenist?’ Paul kijkt een groepje ouders aan. Zij hebben hun posities langs het veld al ingenomen. Tray koffie erbij, in het zonnetje. Na enig aandringen wil een sigaarrokende vader wel vlaggen. Geen onwil maar onzekerheid. Voor het eerst van zijn leven zal hij de ‘grens’ zijn. Hij krijgt een vlag in de hand geduwd. Mm. Het sigaartje zal naar de andere hand moeten verhuizen. De man vraagt waar hij eigenlijk moet gaan staan. Hij blikt angstig naar de overzijde – de kille schaduw en het natte gras. ‘Daar ja. Langs onze helft. Vlag omhoog bij buitenspel van Buitenveldert.’ Nu is het nog wachten op de scheidsrechter.

KNVB-tip: warming-up met D-pupillen

Het doel van een warming-up voor D-pupillen is tweeledig. Het lichaam opwarmen –wennen aan inspanning – en spelers in de sfeer brengen van de wedstrijd. Zeker voor tweedejaars die in de groeispurt komen, is het zinvol te beginnen met kort warmlopen zonder bal en wat ‘dyna­ misch’ rekken en strekken. Dat duurt maximaal vijf minuten. Daarna doen ze oefeningen met de bal. Zorg ervoor ze vaak aan de bal komen door het in beweging overspelen of een positiespelletje. Ze sluiten af met afwerken op doel met of zonder weerstand. Maak de warming-up niet te belangrijk, het gaat om de wedstrijd.

D-pupillen | 41

Ogen van volwassenen Kijken volwassenen naar een jeugdwedstrijd, dan kunnen ze het niet laten. Ze zien al dingen. De typische aanvaller die hard kan rennen, sterk is en vaak scoort. De typische verdediger die groot is en de bal ver naar voren kan trappen. Bij tweedejaars D-pupillen onderscheidt zich de vroegrijpe speler, die het verschil in wedstrijden kan maken. De laatrijpe speler heeft alleen moeite met de afstanden, maar wordt genegeerd. Het is de kunst als coach om van élke speler de kwaliteiten te ontdekken en deze verder te ontwikkelen. Vaak blijkt een laatrijpe speler bij een goede begeleiding na twee of drie jaar één van de betere spelers te zijn geworden, terwijl de vroegrijpe een beetje stagneert. Dan zijn er de diverse persoonlijkheidjes. De goedgebekte linksbuiten – tikje opvliegend, soms wat egoïstisch. De kalme linksback die zich wegcijfert, opoffert. Elke speler is anders, elke speler verdient de aandacht die bij hem of haar past. Maar hoe ver moet die aandacht gaan? Moet de trainer-coach zich verdiepen in het temperament van ieder van zijn negen spelers en daarop zijn beleid afstemmen? Of zijn daarvoor de paar uurtjes per week niet toereikend? Biedt het wel houvast als je kinderen in hokjes stopt? Je kunt eens beginnen met wie jij als coach bent. Ben jij geduldig of ongeduldig? Emotioneel of juist meer analytisch? Geef jij veel instructies of vraag je aan spelers om met oplossingen te komen? En door welke bril kijk

42 | D-pupillen De zaterdagwedstrijd

Made with