006121630011

TERUG NAAR INHOUD

Niveaubepaling spreekvaardigheid

Bijlage 6

Niveaubepaling Spreken Nederlands 1F-2F-3F Naam student:

Opleiding:

ROC

Crebo:

Naam beoordelaar:

Opdracht ❒ Kwalificerend ❒ Ontwikkelingsgericht

Vereist niveau:

STAP1 Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (beroeps)producten aan. Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding. Niveau 1F 2F 3F Omschrijving niveau opdracht Monoloog over alledaagse situaties in en buiten school in eenvoudige bewoordingen. Monoloog over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding en van maatschappelijke aard, waarin redelijk vloeiend en helder ervaringen,

Monoloog over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding en van maatschappelijke aard, waarin ideeën worden uitgewerkt en voorzien van relevante voorbeelden. ❒ verhaal met inleiding, kern en slot en vragen naar aanleiding van dit verhaal vloeiend en spontaan beantwoorden ❒ presentatie met argumenten voor of tegen een bepaald standpunt of voor- en nadelen van diverse opties en vragen naar aanleiding van deze presentatie vloeiend en spontaan beantwoorden ❒ ………………………….

gebeurtenissen, meningen, verwachtingen en gevoelens onder woorden worden gebracht. ❒ redenen en verklaringen voor eigen mening, plannen en handelingen ❒ kort verhaal ❒ voorbereide presentatie uit eigen interessege- bied en vragen naar aanleiding van deze presentatie beantwoorden ❒ …………………………………….

❒ een beschrijving van alledaagse zaken zoals mensen, plaatsen en zaken ❒ verslag van gebeurtenissen, activiteiten en persoonlijke ervaringen ❒ kort, voorbereid verhaal of presentatie en daarbij op eenvoudige vragen reageren ❒ ……………………………….

(Beroeps) product n.a.v. opdracht

❒ Goed / Voldoende

GO (ga verder met beoordeling)

STAP2 Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd. Let daarbij op of DOEL/DOELEN bereikt zijn.

❒ Onvoldoende

NO GO (= cijfer 1)

GO? STAP3

Kruis (1x per rij) het getoonde gedrag aan.

Kenmerken taakuitvoering

Criteria 1F*

Criteria 2F*

Criteria 3F*

* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.

❒ Je past je taalgebruik aan aan de luisteraars.

❒ Je maakt de juist keuze in het aanspreken van je publiek (formeel/informeel, woordgebruik, dialect, jongerentaal etc.). ❒ Je maakt goed gebruik van ondersteunende materialen en kunt het publiek boeien door middel van concrete voorbeelden en eigen ervaringen. ❒ Je verhaal is duidelijk door een samenhan- gende opsomming van punten, waarbij je het belangrijkste goed naar voren brengt. ❒ Je verbindt je verhaal, dat bestaat uit korte, eenvoudige zinnen door de juiste, eenvoudige voegwoorden en verbindingswoorden. ❒ Je beschikt over voldoende woorden, al moet je soms een omschrijving geven van een voor jou onbekend woord. ❒ Je uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen. ❒ Je (samengestelde) zinsconstructies zijn grammaticaal redelijk correct. Soms aarzel je en maak je fouten, maar je herstelt deze. ❒ Je varieert het woordgebruik.

❒ Je taalgebruik is consequent en past binnen de gegeven situatie qua toon, doel en genre.

Afstemming op publiek

❒ Je maakt de juiste keuze voor ondersteunende materialen, en kunt spontaan afwijken van je voorbereide tekst, als er vanuit het publiek belangwekkende punten worden aangedra- gen. ❒ Je tekst is helder en samenhangend. De opbouw en structuur maak je duidelijk aan het publiek en je volgt deze ook. ❒ Je gebruikt middelen om de samenhang in je tekst duidelijk te maken (o.a. signaal- en verbindingswoorden). ❒ Je beschikt over een goede woordenschat en bent trefzeker in je woordkeuze, al komt incidenteel onjuist woordgebruik wel voor. ❒ Je kunt redelijk moeiteloos variëren in je formuleringen. ❒ Je bent goed verstaanbaar, hebt een goede articulatie en intonatie en spreekt eigenlijk alle woorden correct uit. Er zijn weinig (niet storende) pauzes. ❒ Je (samengestelde) zinsconstructies zijn correct. Incidenteel komen vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolko- menheden voor, maar deze verbeter je direct. ❒ Houding, mimiek en gebaren ondersteunen je verhaal en komen spontaan en natuurlijk over.

❒ Je maakt gebruik van ondersteunende materialen om je boodschap beter aan het publiek over te brengen.

❒ Je tekst is niet echt gestructureerd, maar je luisteraar begrijpt je gedachtegang.

Samenhang

❒ Je gebruikt korte zinnen en weinig voeg- en verbindingswoorden.

❒ Je beschikt over voldoende woorden, maar zoekt nog regelmatig naar woorden.

Woordgebruik en woorden- schat

❒ Je varieert nog weinig in woordgebruik.

❒ Je uitspraak is duidelijk genoeg om je te kunnen volgen, ondanks een eventueel accent, verkeerde intonatie, onduidelijke articulatie en/of haperingen. ❒ Je gebruikt eenvoudige zinsconstructies. Die zijn meestal correct.

Vloeiendheid, verstaanbaar- heid en grammaticale beheersing

❒ Houding en mimiek ondersteunen het gesprokene.

❒ Houding, mimiek en gebaren ondersteunen het gesprokene.

Aangekruiste criteria per niveau

Aantal aangekruiste criteria 1F:

Aantal aangekruiste criteria 2F:

Aantal aangekruiste criteria 3F:

STAP4 Bepaal score en eindcijfer.

Score is totaal aantal aangekruiste criteria van het niveau van deze opdracht (zie stap 1) of criteria van een hoger niveau (maximaal 9). Eindcijfer wordt bepaald op basis van onderstaande tabel.

Cijfer 10 8 6 = niveau van deze opdracht behaald

Sco- re

EINDCIJFER:

SCORE:

= = = = = =

9 8 7 6 5 ≤ 4

STAP5 Bepaal behaald niveau.

5 4 3

Niveau van de opdracht (zie stap 1) is behaald als de student minimaal een 6 (= 80% van de vereiste criteria) heeft gescoord.

BEHAALD NIVEAU:

Onderbouwing van de beoordeling:

Handtekening beoordelaar:

Datum:

165

Vernieuwbouw

Handtekening student:

Datum:

Made with